Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 25-01-2023, ECLI:NL:GHARL:2023:729, 200.304.986/01
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 25-01-2023, ECLI:NL:GHARL:2023:729, 200.304.986/01
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
- Datum uitspraak
- 25 januari 2023
- Datum publicatie
- 15 februari 2023
- ECLI
- ECLI:NL:GHARL:2023:729
- Zaaknummer
- 200.304.986/01
Inhoudsindicatie
Parkeren op gehandicaptenparkeerplaats. Ook slechts gedeeltelijk gebruikmaken van een gehandicaptenparkeerplaats is niet toegestaan.
Uitspraak
zittingsplaats Leeuwarden
Zaaknummer |
: Wahv 200.304.986/01 |
CJIB-nummer |
: 231736315 |
Uitspraak d.d. |
: 25 januari 2023 |
Arrest op het hoger beroep inzake de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv) tegen de beslissing van de kantonrechter van de rechtbank MiddenNederland van 1 november 2021, betreffende
wonende te [woonplaats] .
De gemachtigde van de betrokkene is mr. M. Lagas, kantoorhoudende te Amsterdam.
De kantonrechter heeft het beroep van de betrokkene tegen de beslissing van de officier van justitie ongegrond verklaard. Het verzoek om een proceskostenvergoeding is afgewezen.
Het verloop van de procedure
De gemachtigde van de betrokkene heeft hoger beroep ingesteld tegen de beslissing van de kantonrechter. Er is gevraagd om een proceskostenvergoeding.
Er is daarnaast gevraagd om de zaak op een zitting van het hof te behandelen.
De advocaat-generaal heeft een verweerschrift ingediend.
De gemachtigde van de betrokkene heeft de gelegenheid gekregen het beroep schriftelijk nader toe te lichten. Van die gelegenheid is geen gebruik gemaakt.
De zaak is behandeld op de zitting van 11 januari 2023. Namens de gemachtigde van de betrokkene is verschenen [naam1] . De advocaat-generaal is vertegenwoordigd door [naam2] .
De beoordeling
1. Aan de betrokkene is als kentekenhouder bij inleidende beschikking een sanctie opgelegd van € 390,- voor: “Parkeren op gehandicaptenparkeerplaats anders dan met het voor die gereserveerde gehandicaptenparkeerplaats bestemde voertuig”. Deze gedraging zou zijn verricht op 8 februari 2020 om 18:22 uur op de Croeselaan ter hoogte van huisnummer 156 in Utrecht met het voertuig met het kenteken [kenteken1] .
2. De gemachtigde van de betrokkene voert aan dat het voertuig van de betrokkene voor een groot deel op een normale parkeerplaats stond en voor een klein deel op de gereserveerde gehandicaptenparkeerplaats. Die plaats is veel te groot voor slechts een enkel gehandicaptenvoertuig en bovendien dacht de betrokkene dat ze genoeg ruimte vrij had gelaten voor het voertuig waarvoor de gehandicaptenparkeerplaats bestemd is. Voorts voert de gemachtigde aan dat op de foto’s van de ambtenaar niet zichtbaar is of het voertuig van de betrokkene op een gehandicaptenparkeerplaats geparkeerd stond. Op de foto’s is wel het voertuig waarvoor de gehandicaptenparkeerplaats bestemd is te zien. De bestuurder van dit voertuig heeft aldus geen hinder ondervonden nu hij gewoon heeft kunnen parkeren op de gereserveerde plek. De betrokkene heeft ook nooit de bedoeling gehad om op een gehandicaptenparkeerplaats te parkeren. Verder voert de gemachtigde aan dat de bewijslast bij de advocaatgeneraal ligt.
3. De stelling van de gemachtigde dat een redelijke verdeling van de bewijslast meebrengt dat de advocaat-generaal aannemelijk maakt dat de gemotiveerde stelling dat de gedraging niet is verricht onjuist is, vindt geen steun in het recht.
4. Een daartoe aangewezen ambtenaar kan op grond van artikel 3, tweede lid, van de Wahv een administratieve sanctie opleggen voor een gedraging die door deze ambtenaar zelf of op geautomatiseerde wijze is vastgesteld. Dat de gedraging is verricht, moet voldoende blijken uit de beschikbare gegevens. Of van de juistheid van deze gegevens kan worden uitgegaan, is ervan afhankelijk of de betrokkene argumenten heeft aangevoerd die leiden tot twijfel aan de juistheid van (delen van) die gegevens dan wel het dossier daar aanleiding toe geeft.
5. De gegevens waarop de ambtenaar zich bij de oplegging van de sanctie heeft gebaseerd, zijn opgenomen in het zaakoverzicht. Dit zaakoverzicht bevat de informatie die in de inleidende beschikking is vermeld en daarnaast onder meer de volgende gegevens:
“Het voertuig stond geparkeerd op een door bord E6 RVV 1990 aangeduide gehandicaptenparkeerplaats. Blijkens het onderbord is het gebruik van deze gehandicaptenparkeerplaats voorbehouden aan het voertuig met kenteken [kenteken2] . (…) Voertuig waarvoor de parkeerplaats bedoeld is, maakt gebruik van een laadklep die nu niet gebruikt kon worden.”
6. Het dossier bevat naast donkere foto’s van de gedraging ook een door de advocaat-generaal overgelegde schermopname van Google Streetview. Ter zitting heeft de advocaat-generaal nog een lichter afgedrukte foto van de gedraging overgelegd.
7. Het hof stelt voorop dat een foto niet in alle gevallen noodzakelijk is voor de vaststelling van de gedraging. De verklaring van de ambtenaar, zoals weergegeven in het zaakoverzicht, kan in dit geval volstaan. Het hof ziet geen aanleiding te twijfelen aan de verklaring van de ambtenaar dat het voertuig van de betrokkene geparkeerd stond op een gehandicaptenparkeerplaats. De gedraging kan dan ook worden vastgesteld.
8. De omstandigheid dat het voertuig slechts voor een deel geparkeerd stond op een gehandicaptenparkeerplaats maakt niet dat het opleggen van een sanctie in dit geval niet billijk is. Het verbod om te parkeren op een gehandicaptenparkeerplaats, anders dan met het voertuig waarvoor die gehandicaptenparkeerplaats is gereserveerd, betreft immers een absoluut verbod. Ook het parkeren op een deel daarvan is niet toegestaan. Dat er volgens de betrokkene nog voldoende ruimte over was voor het voertuig waarvoor de betreffende gehandicaptenparkeerplaats was gereserveerd en er dus geen sprake was van hinder, maakt dit niet anders. Zoals algemeen bekend mag worden verondersteld zijn gehandicaptenparkeerplaatsen juist ruim opgezet om mindervaliden in staat te stellen zich beter om het gehele voertuig te kunnen bewegen. Bovendien blijkt uit de verklaring van de ambtenaar dat het voertuig waarvoor de parkeerplaats bedoeld is de laadklep niet kon gebruiken en dat er dus wel degelijk sprake was van hinder.
9. Dat de betrokkene de gedraging niet met opzet heeft verricht, maakt evenmin dat oplegging van de sanctie achterwege moet blijven. Het verrichten van een gedraging als deze kan op zichzelf al het opleggen van een sanctie rechtvaardigen ongeacht de intentie van de bestuurder. Gehandicaptenparkeerplaatsen dienen te allen tijde volledig beschikbaar te zijn voor daartoe gerechtigden.
10. De gronden van de gemachtigde falen. De beslissing van de kantonrechter zal dan ook worden bevestigd.
11. Nu de betrokkene niet in het gelijk wordt gesteld, zal het verzoek om een proceskostenvergoeding worden afgewezen (vgl. de arresten van het hof van 28 april 2020 en 1 april 2021, vindplaatsen op rechtspraak.nl: ECLI:NL:GHARL:2020:3336 en 2021:1786).
De beslissing
Het gerechtshof:
bevestigt de beslissing van de kantonrechter;
wijst het verzoek om vergoeding van proceskosten af.
Dit arrest is gewezen door mr. De Witt, in tegenwoordigheid van mr. Broere als griffier, en op een openbare zitting uitgesproken.