Home

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 05-03-2024, ECLI:NL:GHARL:2024:1635, 200.314.050

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 05-03-2024, ECLI:NL:GHARL:2024:1635, 200.314.050

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Datum uitspraak
5 maart 2024
Datum publicatie
13 maart 2024
ECLI
ECLI:NL:GHARL:2024:1635
Zaaknummer
200.314.050

Inhoudsindicatie

Vraag of de regels van artikel 54 Fw ook van toepassing zijn op verrekeningen door de bank, in een situatie waarin inkomende betalingen op de bankrekening van de schuldenaar zijn verrekend waarna op basis van de aldus ontstane kredietruimte uitgaande betalingen worden verricht. Het hof beantwoord die vraag ontkennend.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem, afdeling civiel

zaaknummer gerechtshof 200.314.050

zaaknummer rechtbank Midden-Nederland, locatie Utrecht 9142954

arrest van 5 maart 2024

in de zaak van

mr. Stefan Jansen, in zijn hoedanigheid van curator in het faillissement van [naam1] B.V.,

die woont in Anna Paulowna

die hoger beroep heeft ingesteld

en bij de kantonrechter optrad als eiser

hierna: de curator

advocaat: mr. S. Jansen

tegen

Coöperatieve Rabobank U.A.

die is gevestigd in Amsterdam

die bij de kantonrechter optrad als gedaagde

hierna: Rabobank

advocaat: mr. T.T. van Zanten.

1 Het verloop van de procedure in hoger beroep

1.1.

Naar aanleiding van het arrest van 11 april 2023 heeft op 4 september 2023 een mondelinge behandeling bij het hof plaatsgevonden. Daarvan is een verslag gemaakt dat aan het dossier is toegevoegd (het proces-verbaal). Hierna hebben partijen het hof gevraagd arrest te wijzen.

2 De kern van de zaak

2.1.

Het gaat in deze zaak om de principiële juridische vraag of de regels van artikel 54 Faillissementswet (Fw) ook van toepassing zijn op verrekeningen door de bank, in een situatie waarin inkomende betalingen op de bankrekening van de schuldenaar zijn verrekend waarna op basis van de aldus ontstane kredietruimte uitgaande betalingen worden verricht.

2.2.

De kantonrechter heeft die vraagt bevestigend beantwoord. Het hof komt tot een ander oordeel. Hierna geeft het hof eerst de feiten weer die voor de beoordeling van de zaak in hoger beroep van belang zijn. Daarna beschrijft het hof het geschil en legt het hof zijn beslissing daarover uit.

3 De feiten

3.1.

[naam1] B.V. exploiteerde een café-restaurant aan zee.

3.2.

[naam1] B.V. financierde vanaf 28 februari 2017 bij Rabobank en hield bij Rabobank een bankrekening aan. De kredietlimiet was € 25.000. Zij had zekerheid gesteld, onder andere in de vorm van een stil pandrecht op toekomstige vorderingen.

3.3.

Er was tussen [naam1] B.V. en Rabobank sprake van een rekening-courantverhouding in de zin van artikel 6:140 Burgerlijk Wetboek (BW). De inkomende en uitgaande betalingen werden daardoor automatisch (van rechtswege) verrekend door creditering of debitering van het saldo van de bankrekening.

3.4.

Nadat begin maart 2020 in Nederland de coronacrisis was uitgebroken, moest [naam1] B.V. haar restaurant noodgedwongen sluiten. [naam1] B.V. heeft vervolgens aanspraak gemaakt op overheidssteun.

3.5.

Bij beschikking van 10 april 2020 heeft het UWV op grond van de Tijdelijke Noodmaatregel Overbrugging voor Werkgelegenheid (NOW) aan [naam1] B.V.
een tegemoetkoming voor de maanden maart, april en mei 2020 toegekend van € 58.042. Daarbij is bepaald dat € 46.434 als voorschot door het UWV zal worden betaald in drie maandelijkse termijnen van € 15.478.

3.6.

Op 14 april 2020 is € 15.478 aan NOW-subsidie (de eerste termijn) bijgeschreven op de rekening van [naam1] B.V. bij Rabobank. Voorafgaand aan de bijschrijving bedroeg het saldo van de bankrekening van [naam1] B.V. - € 25.569,94. Na de bijschrijving en de daarop volgende verrekening in rekening-courant bedroeg het saldo - € 10.091,94.

3.7.

[naam1] B.V. is op eigen verzoek failliet verklaard. Op 17 april 2020 heeft zij het verzoekschrift daartoe ingediend en op 21 april 2020 is het faillissement uitgesproken.

3.8.

De curator heeft Rabobank verzocht om het bedrag van € 15.478 uit hoofde van de NOW-subsidie over te maken naar de boedelrekening, omdat in zijn visie artikel 54 Fw zich tegen de verrekening in rekening-courant van dit bedrag verzet. Rabobank heeft aan dit verzoek niet voldaan. Daarna is de curator deze procedure begonnen.

3.9.

Tijdens de procedure heeft Rabobank nog een bedrag van € 2.076,16 - het verschil tussen het saldo vóór de bijschrijving van de NOW-subsidie (- € 25.569,94) en het saldo ten tijde van het faillissement (- € 23.493,78) - aan de boedel afgedragen.

4 Het geschil

5 Het oordeel van het hof

6 De beslissing