Home

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 02-04-2024, ECLI:NL:GHARL:2024:2267, 22/1693

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 02-04-2024, ECLI:NL:GHARL:2024:2267, 22/1693

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Datum uitspraak
2 april 2024
Datum publicatie
12 april 2024
ECLI
ECLI:NL:GHARL:2024:2267
Formele relaties
Zaaknummer
22/1693
Relevante informatie
Art. 9 Wet OB 1968, Tabel I post a.1 Wet OB 1968

Inhoudsindicatie

OB. Magische truffel. Tarief.

Uitspraak

locatie Arnhem

nummer BK-ARN 22/1693

uitspraakdatum: 2 april 2024

Uitspraak van de tweede meervoudige belastingkamer

op het hoger beroep van

[belanghebbende] B.V. te [vestigingsplaats] (hierna: belanghebbende),

tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 8 juni 2022, nummer AWB 20/2956, ECLI:NL:RBGEL:2022:3460, in het geding tussen belanghebbende en

de inspecteur van de Belastingdienst/Kantoor Utrecht (de Inspecteur),

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

Belanghebbende heeft over het tijdvak 1 oktober 2019 tot en met 31 december 2019 omzetbelasting op aangifte voldaan en hier vervolgens bezwaar tegen gemaakt.

1.2.

De Inspecteur heeft bij uitspraak op bezwaar het bezwaar ongegrond verklaard.

1.3.

Belanghebbende is tegen die uitspraak in beroep gekomen bij de rechtbank Gelderland (hierna: de Rechtbank). De Rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard, een vergoeding voor immateriële schade toegekend wegens overschrijding van de redelijke termijn in de beroepsfase en beslissingen genomen omtrent het griffierecht en de proceskosten.

1.4.

Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld.

1.5.

Partijen hebben voor de zitting nadere stukken ingediend.

1.6.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 13 februari 2024. Daar zijn gelijktijdig de zaken van [naam1] B.V. (BK-ARN 22/1694), [naam2] B.V. (BK-ARN 22/1695) en [naam3] B.V. (BK-ARN 22/1696 t/m 22/1699) behandeld. Partijen zijn met bericht niet verschenen.

2 Vaststaande feiten

2.1.

Belanghebbende en haar zustermaatschappijen [naam1] B.V., [naam2] B.V. en [naam3] B.V. exploiteren ieder een smartshop waar zij onder meer sclerotia onder de naam "magische truffels" (hierna: sclerotia) verkopen. Sclerotia zijn verdikkingen in de ondergrondse draden van een schimmel waarin voedingsstoffen zijn opgeslagen. Vanuit die verdikkingen kan na verloop van tijd eventueel een vruchtlichaam groeien in de vorm van een (bovengrondse) paddenstoel of een (ondergondse) truffel.

2.2.

De sclerotia die belanghebbende verkoopt bevatten onder meer de hallucinogene stof psilocine en/of psilocybine. De sclerotia worden zonder enige bewerking verkocht en vallen daarom, anders dan paddo's die dezelfde hallucinogene stoffen bevatten, niet onder de Opiumwet. Op het etiket en de bijgeleverde gebruiksaanwijzing staat onder meer vermeld dat niet meer dan één dosis mag worden gebruikt. Daarnaast staat in de gebruiksaanwijzing onder meer vermeld dat de sclerotia een visuele en hallucinerende ervaring veroorzaken die beter bekend staat als trip. Eén dosis bestaat uit ongeveer 10 gram sclerotia.

2.3.

Naar aanleiding van een publicatie op 13 september 2019 op de website van de Belastingdienst – waarin de Belastingdienst het standpunt inneemt dat het algemene tarief van toepassing is op de levering van magische truffels – heeft belanghebbende aan haar afnemers omzetbelasting tegen het algemene tarief van artikel 9, eerste lid, van de Wet op de omzetbelasting 1968 (Wet OB) in rekening gebracht. De omzetbelasting over het vierde kwartaal van 2019 heeft belanghebbende op aangifte voldaan. Vervolgens heeft zij hiertegen bezwaar gemaakt.

3 Geschil

3.1.

In geschil is welk tarief van toepassing is op de levering van de sclerotia, het verlaagde tarief als bedoeld in artikel 9, tweede lid, aanhef en onder a, van de Wet OB (standpunt belanghebbende) of het algemene tarief (standpunt Inspecteur). Hierbij is meer specifiek in geschil of de sclerotia zijn aan te merken als een voedingsmiddel als bedoeld in post a.1, van Tabel I behorende bij de Wet OB (hierna: Tabel I).

3.2.

Subsidiair is in geschil of de Inspecteur het rechtszekerheids- dan wel het vertrouwensbeginsel heeft geschonden.

4 Beoordeling van het geschil

5 Griffierecht en proceskosten

6 Beslissing