Home

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 19-11-2024, ECLI:NL:GHARL:2024:7097, 23/2376 en 23/2377

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 19-11-2024, ECLI:NL:GHARL:2024:7097, 23/2376 en 23/2377

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Datum uitspraak
19 november 2024
Datum publicatie
29 november 2024
ECLI
ECLI:NL:GHARL:2024:7097
Zaaknummer
23/2376 en 23/2377
Relevante informatie
Art. 3.67 Wet IB 2001, Art. 3.68 Wet IB 2001, Art. 3.148 Wet IB 2001, Art. 3.150 Wet IB 2001, Art. 3.151 Wet IB 2001, Art. 3.153 Wet IB 2001, Art. 6.20 Wet IB 2001, Art. 9.6 Wet IB 2001, Art. 4:6 Awb

Inhoudsindicatie

IB/PVV. Bron van inkomen. Objectieve voordeelsverwachting.

Uitspraak

locatie Leeuwarden

nummers BK-ARN 23/2376 en 23/2377

uitspraakdatum: 19 november 2024

Uitspraak van de eerste meervoudige belastingkamer

op het hoger beroep van

[belanghebbende] te [woonplaats] (hierna: belanghebbende)

en het incidentele hoger beroep van

de inspecteur van de Belastingdienst/Kantoor Leeuwarden (hierna: de Inspecteur)

tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland van 6 juli 2023, nummers LEE 22/3057 en 22/3907, in het geding tussen belanghebbende en de Inspecteur

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

Aan belanghebbende is met dagtekening 9 oktober 2018 voor het jaar 2017 een aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen (hierna: IB/PVV) opgelegd naar een verzamelinkomen van € 15.023. Tegelijkertijd is bij beschikking belastingrente berekend. Er is geen verlies vastgesteld en evenmin verlies uit voorgaande jaren verrekend.

1.2.

Over de aanslag IB/PVV 2017 is door belanghebbende in meerdere instanties geprocedeerd, maar dat heeft niet geleid tot vermindering van de aanslag.

1.3.

Met dagtekening 8 maart 2019 heeft de Inspecteur de aanslag IB/PVV 2017 verminderd naar een belastbaar inkomen uit werk en woning/verzamelinkomen van € 14.732.

1.4.

Belanghebbende heeft op 16 juli 2022 een herziene aangifte IB/PVV 2017 ingediend.

1.5.

De Inspecteur heeft de herziene aangifte van 16 juli 2022 aangemerkt als een bezwaar tegen de aanslag IB/PVV 2017 en heeft daarop uitspraak op bezwaar gedaan met dagtekening 2 september 2022.

1.6.

De Inspecteur heeft de herziene aangifte van 16 juli 2022 tevens opgevat als een verzoek om ambtshalve vermindering in de zin van artikel 9.6 Wet IB 2001 van de aanslag IB/PVV 2017.

1.7.

De Inspecteur heeft op het verminderingsverzoek afwijzend beslist in dezelfde brief als waarin uitspraak op bezwaar is gedaan (met dagtekening 2 september 2022, zie 1.5). Tegen die afwijzende beslissing heeft belanghebbende bezwaar gemaakt. De Inspecteur heeft met dagtekening 14 oktober 2022 op dat bezwaar beslist.

1.8.

Belanghebbende is tegen beide uitspraken op bezwaar afzonderlijk in beroep gekomen bij de rechtbank Noord-Nederland (hierna: de Rechtbank). De Rechtbank heeft in de bestreden uitspraak van 6 juli 2023 op beide beroepen beslist.

1.9.

Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld. De Inspecteur heeft een verweerschrift ingediend en daarbij tevens incidenteel hoger beroep ingesteld. Belanghebbende heeft het incidentele hoger beroep beantwoord.

1.10.

Partijen hebben nadere schriftelijke reacties ingediend.

1.11. 1.11.

1.11. Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 22 oktober 2024. Daarbij zijn verschenen en gehoord belanghebbende alsmede namens de Inspecteur [naam1] bijgestaan door [naam2] .

2 Vaststaande feiten

2.1.

Belanghebbende is in 2008 een accountants- en administratiekantoor gestart onder de naam [naam3] .

2.2.

Bij een boekenonderzoek in september 2008 waarbij de aanvaardbaarheid van de aangifte omzetbelasting van het tweede kwartaal 2008 is beoordeeld, is ook voor de inkomstenbelasting beoordeeld of er sprake is van winst uit onderneming. In het rapport van dat boekenonderzoek is opgenomen dat de activiteiten van belanghebbende kunnen worden aangemerkt als winst uit onderneming. Daarbij is aangegeven dat binnen een redelijke termijn voordeel gerealiseerd moet zijn.

2.3.

Belanghebbende heeft ter zake van voormelde activiteiten voor de periode 2008 tot en met 2017 in zijn respectieve aangiften IB/PVV de volgende bedragen aan omzet, kosten en resultaat (in euro’s) opgenomen:

jaar

2008

2009

2010

2011

2012

2013

2014

2015

omzet

361

0

0

34

100

0

50

200

kosten

11.592

5.962

8.961

10.034

1.320

5.641

3.183

3.348

resultaat

-11.231

-5.962

-8.961

-10.000

-1.220

-5.641

-3.033

-3.148

jaar

2016

2017

2017

(herzien)

omzet

200

50

50

kosten

3.348

1.838

91.838

resultaat

-3.148

-1.788

-91.788

2.4.

De activiteiten van belanghebbende als accountants- en administratiekantoor zijn door de Inspecteur voor de jaren 2008 tot en met 2010 aangemerkt als bron van inkomen (2008: winst uit onderneming, 2009 en 2010: resultaat uit overige werkzaamheden met kostencorrecties). Vanaf het jaar 2011 tot en met 2017 heeft de Inspecteur (steeds) het standpunt ingenomen dat de activiteiten geen bron van inkomen vormen.

2.5.

Per 12 mei 2017 heeft belanghebbende zijn activiteiten gestaakt.

2.6.

Belanghebbende heeft in zijn (initiële) aangifte IB/PVV 2017 opgave gedaan van een winst uit onderneming ten bedrage van -/- € 1.788 (vóór ondernemersaftrek) en een MKB-winstvrijstelling van € 250 (bijtelling) in aanmerking genomen. Belanghebbende heeft verder uitkeringen van de gemeente [de gemeente1] en [de gemeente2] van in totaal € 15.023 opgegeven. Het aangegeven belastbaar inkomen uit werk en woning/verzamelinkomen bedraagt € 13.485.

2.7.

Bij de vaststelling van de aanslag IB/PVV 2017 heeft de Inspecteur voormelde bedragen aan verlies uit onderneming en MKB-winstvrijstelling gecorrigeerd. De Inspecteur heeft het belastbaar inkomen uit werk en woning/verzamelinkomen vastgesteld op € 15.023.

2.8.

Naar aanleiding van een op 15 december 2018 door belanghebbende ingediende aangifte IB/PVV 2017 heeft de Inspecteur het belastbaar inkomen uit werk en woning/verzamelinkomen verminderd naar € 14.732 wegens alsnog in aanmerking te nemen aftrek specifieke zorgkosten van € 291 (na aftrek drempel € 222). Met dagtekening 8 maart 2019 is de aanslag IB/PVV 2017 dienovereenkomstig verminderd.

2.9.

Belanghebbende heeft in zijn op 16 juli 2022 ingediende herziene aangifte IB/PVV 2017 opgave gedaan van een winst uit onderneming ten bedrage van -/- € 91.788 (vóór ondernemersaftrek) en een MKB-winstvrijstelling van € 12.850 (bijtelling) in aanmerking genomen. Belanghebbende heeft verder uitkeringen van de gemeente [de gemeente1] en [de gemeente2] van in totaal € 15.023 opgegeven en een aftrek specifieke zorgkosten van € 384 vermeld (na aftrek drempel € 129).

2.10.

De Inspecteur heeft de herziene aangifte in behandeling genomen als een bezwaarschrift tegen de aanslag IB/PVV 2017 en tevens als een verzoek om ambtshalve vermindering van de aanslag IB/PVV 2017. Op 2 september 2022 is in dezelfde brief het bezwaar niet-ontvankelijk verklaard en is tevens het verzoek om ambtshalve vermindering afgewezen.

2.11.

Op 8 september 2022 heeft belanghebbende beroep ingesteld tegen de niet-ontvankelijk verklaring van zijn bezwaarschrift tegen de aanslag IB/PVV 2017.

2.12.

Op 4 oktober 2022 heeft de Inspecteur het bezwaarschrift tegen het niet verlenen van de ambtshalve vermindering van de aanslag IB/PVV 2017 ontvangen. In de uitspraak op bezwaar van 14 oktober 2022 heeft de Inspecteur dit bezwaar afgewezen.

2.13.

Op 28 oktober 2022 heeft belanghebbende beroep ingesteld tegen de uitspraak op bezwaar over de afwijzing van zijn verminderingsverzoek.

2.14.

De Rechtbank heeft in haar bestreden uitspraak in de zaak LEE 22/3057 het beroep tegen de niet-ontvankelijk verklaring van het bezwaarschrift tegen de aanslag IB/PVV 2017 gegrond verklaard, de uitspraak op bezwaar van 2 september 2022 vernietigd, het beroep niet-ontvankelijk verklaard, het verzoek om schadevergoeding afgewezen, de Inspecteur opgedragen het betaalde griffierecht van € 50 aan belanghebbende te vergoeden, de Inspecteur veroordeeld in de proceskosten van belanghebbende tot een bedrag van € 24,60 en in de zaak LEE 22/3907 het beroep tegen de afwijzing van het verminderingsverzoek ongegrond verklaard.

3 Geschil

Principaal hoger beroep

In geschil is of de Inspecteur de aanslag IB/PVV 2017 op het juiste bedrag heeft vastgesteld, terecht geen verlies heeft vastgesteld en terecht geen verlies uit voorgaande jaren heeft verrekend. Verder is in geschil of de regels omtrent het horen zijn nageleefd. Belanghebbende beantwoordt deze vragen ontkennend, de Inspecteur bevestigend. Voorts verzoekt belanghebbende om schadevergoeding.

Incidenteel hoger beroep

In geschil is of de herziene aangifte van 16 juli 2022 (tevens) een bezwaar is tegen de aanslag IB/PVV 2017. Belanghebbende beantwoordt deze vraag ontkennend, de Inspecteur bevestigend.

4 Beoordeling van het geschil

5 Proceskosten en griffierecht

6 Beslissing