Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 11-03-2025, ECLI:NL:GHARL:2025:1436, 23/1066
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 11-03-2025, ECLI:NL:GHARL:2025:1436, 23/1066
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
- Datum uitspraak
- 11 maart 2025
- Datum publicatie
- 21 maart 2025
- Zaaknummer
- 23/1066
- Relevante informatie
- Art. 8:42 Awb, Art. 8:31 Awb
Inhoudsindicatie
Recht van schenking. Stichting Particulier Fonds. Beschikkingsmacht vermogen.
Uitspraak
Locatie Arnhem
nummer BK-ARN 23/1066
uitspraakdatum: 11 maart 2025
Uitspraak van de eerste meervoudige belastingkamer
op het hoger beroep van
[belanghebbende] te [woonplaats] (hierna: belanghebbende)
tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 15 februari 2023, nummer 18/6700, in het geding tussen belanghebbende en
de inspecteur van de Belastingdienst/Kantoor Eindhoven (hierna: de Inspecteur)
1 Ontstaan en loop van het geding
De Inspecteur heeft met dagtekening 10 januari 2018 aan belanghebbende een aanslag in het recht van schenking opgelegd naar een belaste verkrijging in het jaar 2009 van € 252.772 (hierna: de aanslag). Tevens is bij beschikking een vergrijpboete opgelegd van € 56.812.
De Inspecteur heeft bij uitspraak op bezwaar het tegen de aanslag gemaakte bezwaar gegrond verklaard, de aanslag gehandhaafd en de boete vernietigd. Daarbij is een kostenvergoeding toegekend van € 166.
Belanghebbende is tegen die uitspraak in beroep gekomen bij de rechtbank Gelderland (hierna: de Rechtbank). De Rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard en het verzoek om vergoeding van immateriële schade afgewezen.
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld. De Inspecteur heeft een verweerschrift ingediend. Belanghebbende heeft op 22 november 2023 een conclusie van repliek ingediend. De Inspecteur heeft op 19 december 2023 een conclusie van dupliek ingediend met twee bijlagen. Bij brief van 5 april 2024 heeft belanghebbende een nader stuk, met twee bijlagen, ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 10 oktober 2024. Namens belanghebbende is verschenen, haar gemachtigde mr. M.C.J. Schoenmakers. Namens de Inspecteur zijn verschenen, [naam1] , [naam2] en [naam3] . De Inspecteur heeft ter zitting een pleitnota overgelegd. De zaak is gelijktijdig behandeld met de zaken met Hofkenmerken BK-ARN 23/1063 tot en met 23/1065. Het Hof heeft het onderzoek ter zitting geschorst en bepaald dat belanghebbende de gelegenheid wordt geboden om binnen vier weken schriftelijk te reageren op het aan het eind van de zitting uitgesproken bewijsvermoeden en dat de Inspecteur de gelegenheid krijgt daar binnen vier weken schriftelijk op te reageren. Van het verhandelde ter zitting is één proces-verbaal opgemaakt dat op 5 november 2024 in het digitale dossier op Mijn Rechtspraak is geplaatst.
Belanghebbende heeft bij brief van 13 november 2024 een reactie op het bewijsvermoeden gegeven. De Inspecteur heeft bij brief van 20 december 2024 zijn reactie daarop ingediend. Bij brief van 22 januari 2025 heeft belanghebbende een nadere reactie ingediend.
Het onderzoek ter zitting is voortgezet op 24 januari 2025, zittingslocatie ’s-Hertogenbosch. Namens belanghebbende is verschenen, haar gemachtigde mr. M.C.J. Schoenmakers. Namens de Inspecteur zijn verschenen, [naam1] , [naam2] en [naam3] . De Inspecteur heeft ter zitting een pleitnota overgelegd. De zaak is gelijktijdig behandeld met de zaken met Hofkenmerken BK-ARN 23/1063 tot en met 23/1065. Al hetgeen ter zitting is aangevoerd wordt geacht te zijn aangevoerd in alle zaken. Van het verhandelde ter zitting van 24 januari 2025 is één proces-verbaal opgemaakt, dat bij deze uitspraak is gevoegd.
2 De vaststaande feiten
Op 28 januari 2005 is [naam4] ( [naam4] ) opgericht naar het recht van Curaçao in opdracht van [de grootvader] (hierna: grootvader) en [de grootmoeder] (hierna: grootmoeder), de ouders van de vader van belanghebbende.
In het e-mailbericht van 20 januari 2005 (bijlage 18 bij het verweerschrift eerste aanleg) van [naam5] van [naam6] N.V. ( [naam6] ), is het volgende opgenomen:
“Mw. [naam7] heeft bevestigd bereid te zijn de taak van Bestuurder van [naam8] op zich te nemen mits wij ( [naam6] ) alle dagelijkse werkzaamheden voor haar verrichten.
Zij zal vanwege de "vriendendienst" op basis van haar relatie met de familie [belanghebbende] , een fee van US$ 1,500.- p.a. in rekening brengen.”
In de brief van 21 januari 2005 (bijlage 19) van grootvader aan [naam7] (hierna: [naam7] ) is het volgende opgenomen:
“Het doet ons genoegen U zoals overeengekomen te mogen aanstellen als gevolmachtigd bestuurder van de [ [naam4] ].
Voor het voeren van dit bestuur kunt U de [ [naam4] ] jaarlijks een fee in rekening stellen van US$ 1.500,-.
Begin maart zullen wij tijdens een bespreking gezamenlijk het takenpakket omschrijven.”
In de Source of Funds Declaration van 20 januari 2005 (bijlage 25) is het volgende opgenomen:
“[grootvader]
(…)
in my capacity of Ultimated Beneficial Owner of: [ [naam4] ]
(…), hereby declare that the funds to be used and channeled through the abovementioned foundation is obtained from the following source(s):
future income/profits/dividends/savings, private wealth derived from [grootvader]”
In de Director's Agreement van 28 januari 2005 (bijlage 20) is – voor zover van belang – het volgende opgenomen:
“4. [ [naam4] ] shall pay [naam7] an annual basic Director's fee of US$ 1,500- payable annually in advance (…) In addition to the annual basic fee, time spent with any and all special services such as, but not limited to the holding of Board Meetings, will be charged separately to the Foundation on basis of [naam7] 's hourly fee as it may be established from time to time, (at the time of this agreement an average hourly fee of US$ 125,- will be charged) whilst [naam7] shall further be reimbursed for all and any expenses properly incurred in the performance of his duties.
(…)
6. [ [naam4] ] hereby undertakes and agrees both for himself and his heirs, administrators, executors and assigns to indemnify and save and hold [naam7] , as Director of [ [naam4] ] (…) harmless from and against any and all claims, demands, liabilities (including taxes and penalty taxes), expenses, losses and damages of any kind whatsoever which [naam7] or his successors may at any time incur or sustain by reason or in consequence of his acting or having acted as such Director, except such as may arise from its own wilful misconduct or default.
7.
The Ultimate Beneficial Owner of [ [naam4] ] undertakes to notify [naam7] forthwith of any change of address.”
In de Principal-Party Agreement van 28 januari 2005 (bijlage 21) is tussen grootvader en grootmoeder, in de overeenkomst tezamen aangeduid als “Principal”, en [naam7] , in de overeenkomst aangeduid als “Director”, het volgende overeengekomen:
“1.1 PRINCIPAL declares to be fully acquainted with the contents of the Director's Agreement, and guarantees towards DIRECTOR that [ [naam4] ] shall at all times fulfill its obligations under the Director's Agreement and that PRINCIPAL will indemnify DIRECTOR in case [ [naam4] ] fails to fulfill such obligations.
In the event DIRECTOR'S performance under the Director's Agreement might give rise to liability of DIRECTOR towards PRINCIPAL, such liability shall be limited to damages resulting from gross negligence or willful misconduct in such performance.
PRINCIPAL shall fully indemnify DIRECTOR for and hold DIRECTOR harmless against any past, pending or future claims of whatever nature and none excluded, exercised by third parties for damages incurred as a result of the performance by DIRECTOR of its duties under the Director's Agreement or incurred as a result of actions or omissions of attorneys-in-fact unless such damages result from gross negligence or willful misconduct, by DIRECTOR.”
In de Formation & Administration Order and Power of Attorney van 28 januari 2005 (bijlage 22) is het volgende opgenomen:
“Name of Foundation: [ [naam4] ]
Foundation’s Authorities
○ [naam7] or her substitute, in her capacity as founder shall not acquire any authorities by deed of formation.
○ [naam7] or her substitute, in her capacity as as founder shall acquire authorities by deed of formation.
● [naam7] or her substitute in her capacity as founder shall acquire authorities by deed of formation and these authorities shall be assigned to:
Name: [grootvader]
en
[grootmoeder]
(…)
The Mandator [Hof: grootvader en grootmoeder] guarantees to [naam7] that the [ [naam4] ] and its subsidiaries shall at all times fulfill their obligations under the Agreements and that the Mandator will fully indemnify [naam7] in the event that the [ [naam4] ] and, or its subsidiaries fail tot fulfill such obligations. The Mandator furthermore guarantees that the [ [naam4] ] and its subsidiaries shall at all times pay their debts to [naam7] as and when they become due.
Mandator agrees that, in the event that [naam7] ’s performance during and after the term of the Agreements give rise to liability towards the Mandator and/or the [ [naam4] ] and/or its subsidiaries, such liability shall be limited to damages resulting from gross negligence or willful misconduct in such performance.”
Tot de stukken van het geding behoort een bezoeknotitie van 4 maart 2005 opgesteld door [naam5] van [naam6] (bijlage 23). Bij dat gesprek waren aanwezig: “de vader en grootouders van belanghebbende, ter kennismaking op bezoek bij [naam6] ”. Onderwerp van het gesprek was onder meer de [naam4] . In de notitie is het volgende opgenomen:
“Besproken:
- taken en verantwoordelijkheden van Bestuur van de [naam4] ’s
- bezorgdheid ten aanzien van het afstaan van hun assets t.g.v. de [naam4] zonder daar ‘formeel’ grip op te hebben
(…)
- fiscale aspecten m.b.t. de [naam4] en het vermogen dat daar in ondergebracht zal worden;
(…)
- Letter of Wishes – wij ontvangen aangepaste versie”
Bij akte van toetreding amendement koopovereenkomst is de [naam4] op 19 juli 2005 toegetreden tot de koopovereenkomst van [naam9] GmbH (vertegenwoordigd door de vader van belanghebbende) tot aankoop van [naam10] GmbH voor een bedrag van € 1.813.800 (bijlage 26).
[naam7] heeft de vader van belanghebbende leesrechten verleend voor de bankrekening van de [naam4] bij de [naam11] N.V. (bijlage 27) en gevolmachtigd voor de bankrekening van de [naam4] bij de [naam12] (bijlage 28). Uit een bankafschrift van 25 oktober 2006 van de [naam12] volgt dat een bedrag van € 405.000 is overgeboekt in opdracht van grootvader.
De [naam13] heeft in de Operational Audit 2005 (bijlage 30) het volgende opgenomen:
“1. [naam14] B.V.
(…)
Toelichting financieringsaanvraag/RN
- [ [naam4] ] (NL Antillen) verwerft 6% in GFG. Op welke wijze heeft de bank de (mede)zeggenschap van deze onderneming in GFG in beeld gebracht? Van wie is deze stichting?
Deze stichting van de ouders van [de vader van belanghebbende], de meerderheidsaandeelhouder. Dit belang heeft een fiscale reden. Omdat de entiteit van de DGA hierdoor minder dan 95% van de aandelen houdt, geeft dit een fiscaal voordeel. Verder invloed hebben de ouders niet, noch als bestuurder, noch als aandeelhouder, omdat het een minderheidsbelang betreft.”
Tot de stukken van het geding behoort het volgende e-mailbericht van 3 januari 2006 aan [naam7] (bijlage 31):
“Geachte [ [naam7] ],
Naar aanleiding van uw verzoek om de Euro 65.000 te kunnen beleggen op korte termijn voor [ [naam4] ], kan ik u de volgende mogelijkheden aanbieden.
(…)”
[naam7] reageert als volgt op bovenstaand bericht bij e-mail van 12 januari 2006:
“Gisteren kreeg ik pas een reactie van de familie [belanghebbende] . Zou je 65.000,00 euro kunnen vastzetten voor 1 [een] maand vast (…).”
In de wilsuiting van 20 september 2006 van grootvader en grootmoeder gericht aan [naam7] (bijlage 32) is het volgende opgenomen:
“U heeft mede op ons verzoek opgericht de in hoofde genoemde [ [naam4] ] en u heeft de taak op zich genomen de directie over [ [naam4] ] te voeren. In de statuten van [ [naam4] ] zijn de voorwaarden opgenomen welke dienen te worden vervuld bij het beheer van het vermogen van [ [naam4] ] en/of het vermogen dat zal gaan behoren tot [ [naam4] ] (hierna het "Vermogen”).
Hoewel wij ons realiseren, dat wij het beheer over het Vermogen dat is overgedragen en/of zal worden overgedragen aan [ [naam4] ] verliezen, zenden wij u onze wensen met betrekking tot het beheer en bestemming van het vermogen van [ [naam4] ]. Wij vertrouwen erop, dat u voor het beheer van het vermogen zult zorg dragen met discretie en in overeenstemming met onze wensen, hoewel wij ons realiseren, dat u hieraan juridisch niet gebonden bent.
(…)
2. OVERLEG MET GERECHTIGDEN BETREFFENDE HET VERMOGENSBEHEER
Indien u het beheer van het Vermogen van [ [naam4] ] in overeenstemming met de hierboven genoemde richtlijnen verricht, stellen wij het op prijs als voorts de gerechtigden zullen worden geraadpleegd in overeenstemming met voornoemde richtlijnen. Voorts stellen wij het op prijs als dat de gerechtigden worden geconsulteerd met betrekking tot het Vermogen en in het bijzonder
a. a) het beheer van zaken met betrekking tot investeringen en aankopen,
(…)
c) enige plannen om het Vermogen te verdelen of het Vermogen toe te wijzen of een deel ervan toe te wijzen van de ene gerechtigde van de [ [naam4] ] aan een andere gerechtigde van de [ [naam4] ]; en
(…)
4. GERECHTIGDEN
Wij zouden het waarderen als de volgende persoon zal worden aangewezen als gelijkwaardige eerste gerechtigden meedelende in gelijke gedeelten:
Ondergetekenden, [grootvader] en [grootmoeder]
Wij zouden, het waarderen als de volgende persoon zal worden aangewezen als gelijkwaardige tweede gerechtigden meedelende in gelijke gedeelten:
Onze zoon [de broer van de vader van belanghebbende] (…)
Onze zoon [de vader van belanghebbende] (…)
5. VERDERE WENSEN
(…)
Wij behouden ons de mogelijkheid voor om, tijdens ons leven, de gehele bovenstaande opsomming van suggesties en wensen (‘wilsuiting’) te vervangen door een andere opsomming.”
Bij schenkingsakte van 20 september 2006 (bijlage 33) hebben grootvader en grootmoeder een bedrag van € 600.000 aan de [naam4] geschonken.
Bij overeenkomst tot overdracht van pensioenverplichtingen van 20 september 2006 (bijlage 34), heeft de [naam4] de pensioenverplichtingen van [naam15] B.V jegens grootvader, voormalig bestuurder van de vennootschap, en grootmoeder, voormalig werknemer van de vennootschap, overgenomen.
Bij overeenkomst van cessie van 20 september 2006 (bijlage 35) hebben grootvader en grootmoeder een vordering op [naam16] B.V. aan de [naam4] gecedeerd. De vordering heeft het karakter van een krediet faciliteit en het uitstaande bedrag bedraagt € 930.438,59 en de geaccumuleerde rente bedraagt € 52.992,34 (6% op jaarbasis).
Bij schenkingsakte van dezelfde datum, 20 september 2006 (bijlage 36), hebben grootvader en grootmoeder de in 2.17 genoemde vordering aan de [naam4] geschonken.
Bij brief van 20 oktober 2006 (bijlage 37) hebben grootvader en grootmoeder aan [naam7] bevestigd dat de vader van belanghebbende volledig gevolmachtigd is om in hun naam te handelen.
In een e-mailbericht van 24 oktober 2006 (bijlage 38) van de [naam12] aan [naam6] is het volgende vermeld:
“Wir haben von unserem gemeinsamen Kunden (dem Beneficial Owner des Geldes) einen Zahlungsauftrag über EUR 400.000 zu [naam17] GmbH erhalten.”
In de notulen van de bestuursvergadering van de [naam4] van 22 december 2009 (bijlage 40) is het volgende opgenomen:
“2. Aan de orde zijn de navolgende voorstellen in de volgende volgorde:
Het verrichten van de volgende eenmalige uitkeringen door banktransfer en betaalbaar per direct aan:
1. [Grootvader] (…) een bedrag ad EUR 191.000,00
2. [De broer van de vader van belanghebbende] (…) een bedrag ad EUR 1.039.000,00
3. [De vader van belanghebbende] (…) een bedrag ad EUR 1.342.000,00
4. [Belanghebbende] (…) een bedrag ad EUR 250.000,00
5. [De zus van belanghebbende] (…) een bedrag ad EUR 250.000,00”
Op 31 december 2009 heeft de [naam4] een deel van haar aandelenbelang in [naam16] B.V. overgedragen aan [naam18] N.V. voor € 37.919. Daarbij heeft de [naam4] een lening aan [naam18] N.V. verstrekt voor de schuldig te blijven koopsom, waarvan de aflossing in onderling overleg zal plaatsvinden (bijlage 41).
Bij e-mailbericht van 9 september 2010 (bijlage 42) schrijft de vader van belanghebbende het volgende aan een medewerker van [naam6] :
“Zoals ik reeds heb laten weten willen wij de aandelen [naam19] welke nog in [de [naam4] ] zitten overdragen aan [naam20] ”.
Op 5 oktober 2010 heeft de [naam4] het 6%-aandelenbelang in [naam19] GmbH verkocht aan [naam20] voor € 101.235 (bijlage 43). [naam20] is de koopsom schuldig gebleven en is daartoe een overeenkomst van geldlening aangegaan met de [naam4] . Het bestuursbesluit is genomen op 6 oktober 2010 (bijlage 44).
Op 9 oktober 2010 heeft [naam7] volmacht aan de vader van belanghebbende verleend om de [naam4] te vertegenwoordigen met betrekking tot het aandelenbelang in [naam19] GmbH (bijlage 46).
Bij brief van 16 maart 2010 heeft de vader van belanghebbende naar aanleiding van vragen van de Inspecteur verklaard op 23 december 2009 schenkingen ter grootte van € 1.436.743,34 te hebben ontvangen van de [naam4] (bijlage 45).
De Inspecteur heeft belanghebbende uitgenodigd tot het doen van aangifte van het recht van schenking over het jaar 2009 in verband met een schenking die zij vermoedelijk heeft ontvangen van grootvader.
Op 4 januari 2017 is de aangifte – oningevuld – retour gestuurd met als bijlage een brief van de vader van belanghebbende waarin onder meer het volgende is vermeld:
“Bijgaande zenden wij u de getekende aangiftes schenkingsrecht retour, de reden dat wij deze aangiftes doen is omdat u ons dit verzoek heeft gedaan.
[Grootvader] heeft eerder al een verklaring ondertekend dat hij niet van mening is dat hij enige belaste schenking heeft uitgevoerd. Er zijn dan ook geen begiftigden. Derhalve zijn de documenten verder ook niet ingevuld. Geen van de vragen heeft immers enig belang.
[Grootvader] (…)
(…) Wij zijn bereid en steeds bereid geweest alle relevante gegevens, voor zover het in onze macht ligt, aan de belastingdienst te verstrekken. Die gegevens zijn beschikbaar bij [naam inspecteur belastingdienst]. Het is nadrukkelijk niet onze bedoeling om onjuiste aangifte te doen dan wel niet aan onze informatieplicht te voldoen.”
Ook grootvader heeft een bijlage bij de aangifte schenkingsrecht gevoegd, waarin onder meer het volgende is vermeld:
“Bijgaand ontvangt u het aangifte schenkingsrecht retour, getekend door [grootvader]. De reden dat hij aangifte doet is dat u het biljet aan hem heeft uitgereikt.
[Grootvader] is niet van mening dat hij enige belaste schenking in 2009 heeft uitgevoerd. Er zijn dan ook geen begiftigden. Derhalve is het document verder niet ingevuld. Geen van de vragen heeft verder immers enig belang.
(…)
[Grootvader] is bereid en steeds bereid geweest alle relevante gegevens, voor zover het in zijn macht ligt, aan de belastingdienst te verstrekken. Die gegevens zijn beschikbaar bij [naam inspecteur belastingdienst]. Tevens zijn daar gegevens beschikbaar uit derdenonderzoeken. Het is nadrukkelijk niet de bedoeling van [grootvader] om onjuiste aangifte te doen dan wel niet aan zijn informatieplicht te voldoen.”
Bij brief van 23 januari 2017 heeft de Inspecteur, onder bijvoeging van een memo van 16 januari 2017, zijn voornemen tot het opleggen van de aanslag kenbaar gemaakt en tevens aangekondigd een boete op te leggen.
Met dagtekening 10 januari 2018 is de aanslag ter zake van een schenking in 2009 door grootvader aan belanghebbende opgelegd naar een verkrijging van € 252.772.
Totale verkrijging € 252.772
Af: vrijstelling schenkingsrecht € 0
Belaste verkrijging € 252.772
Het over de belaste schenking verschuldigde recht van schenking is berekend op € 56.812. Bij de aanslag is tevens bij beschikking een boete opgelegd van € 56.812. De boete is bij uitspraak op bezwaar vernietigd.
3 Oordeel Rechtbank
De Rechtbank heeft het volgende overwogen, waarbij belanghebbende is aangeduid als eiseres en de Inspecteur als verweerder:
“De aanslag recht van schenking 2009
12. De rechtbank komt tot het oordeel dat verweerder terecht de aanslag recht van schenking aan eiseres heeft opgelegd. De rechtbank verwijst voor een onderbouwing van dit oordeel naar de uitspraak in de zaken met nummers ARN 17/271 en 18/6692.
Verzoek om vergoeding immateriële schade
13. De rechtbank gaat bij de beoordeling van het verzoek van eiseres om een vergoeding van immateriële schade uit van de regels die de Hoge Raad hiervoor heeft gegeven in het overzichtsarrest van 19 februari 2016.[1]
14. Het bezwaarschrift van eiseres is op 16 februari 2018 bij verweerder binnengekomen. De periode tussen het bezwaar en de uitspraak van de rechtbank is afgerond 36 maanden langer dan twee jaar. De rechtbank ziet aanleiding de redelijke termijn hier met in totaal 36 maanden te verlengen en wel om de volgende twee redenen. Ten eerste heeft de rechtbank van 28 december 2018 tot en met 1 juli 2021 de behandeling van de zaken aangehouden op verzoek van partijen. Partijen waren in die periode aan het onderhandelen en de rechtbank begrijpt uit de dossierstukken dat de onderhandelingen betrekking hadden op (onder meer) de aanslag recht van schenking. Ten tweede ziet de rechtbank in de complexiteit van de zaak en de verknochtheid met die van de vader van eiseres, de broer van de vader en de zus van eiseres aanleiding de redelijke termijn te verlengen. In totaal verlengt de rechtbank de redelijke termijn met 30 maanden voor de onderhandelingen en zes maanden vanwege de complexiteit en verknochtheid. De verlenging van de redelijke termijn met 36 maanden brengt mee dat deze 2 jaar + 3 jaar (36 maanden) = 5 jaar bedraagt.
15. De redelijke termijn is op de datum van deze uitspraak nog niet verstreken. Daarom heeft eiseres geen recht op een vergoeding van immateriële schade.
Conclusie en gevolgen
16. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat de aanslag in stand blijft. Eiseres krijgt daarom het griffierecht niet terug. Zij krijgt ook geen vergoeding van haar proceskosten.
[1] ECLI:NL:HR:2016:252.”