Home

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 08-04-2025, ECLI:NL:GHARL:2025:2169, 200.334.910

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 08-04-2025, ECLI:NL:GHARL:2025:2169, 200.334.910

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Datum uitspraak
8 april 2025
Datum publicatie
15 april 2025
ECLI
ECLI:NL:GHARL:2025:2169
Zaaknummer
200.334.910

Inhoudsindicatie

Tekortschietend handelen belastingadviseur in bijstand aan coffeeshop in geschil met Belastingdienst? Eigen verantwoordelijkheid coffeeshophouder voor ontvangst post. Nalaten van (na verstreken termijn) aantekenen bezwaar (en beroep) tegen informatiebeschikking en aanslag in dit geval geen tekortkoming.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem, afdeling civiel

zaaknummer gerechtshof 200.334.910

zaaknummer rechtbank Overijssel, zittingsplaats Almelo 286214

arrest van 8 april 2025

in de zaak van

[appellant]

die woont in [woonplaats1]

die hoger beroep heeft ingesteld

en die bij de rechtbank optrad als eisende partij

hierna: [appellant]

advocaat: mr. R.H. van de Beeten

tegen

1 [geïntimeerde1]

die woont in [woonplaats2]

2. de maatschap Gelissen Belastingadviseurs

die is gevestigd in Enschede

die ook hoger beroep hebben ingesteld

en die bij de rechtbank optraden als gedaagde partijen

hierna: samen Gelissen c.s. en ieder afzonderlijk [geïntimeerde1] en Gelissen

advocaat: mr. M. van den Oord

1 Het verloop van de procedure in hoger beroep

[appellant] heeft hoger beroep (hierna: het principaal hoger beroep) ingesteld tegen het vonnis dat de rechtbank Overijssel, zittingsplaats Almelo (hierna: de rechtbank) op 23 augustus 2023 tussen partijen heeft uitgesproken (hierna: het vonnis).1 Ook Gelissen c.s. hebben hoger beroep ingesteld (hierna: het incidenteel hoger beroep). Het procesverloop in hoger beroep blijkt uit:

-

de dagvaarding in het principaal hoger beroep van [appellant] (met daarin de grieven)

-

de memorie van antwoord in het principaal hoger beroep tevens de memorie van grieven in het incidenteel hoger beroep

-

de memorie van antwoord in het incidenteel hoger beroep tevens akte uitlating producties

-

het verslag (proces-verbaal) van de op 14 november 2024 bij het hof gehouden mondelinge behandeling.

Vandaag doet het hof uitspraak in deze zaak.

2 De kern van de zaak en de vaststaande feiten

2.1.

[appellant] heeft een geschil gehad met de Belastingdienst en is daarin op grond van een overeenkomst van opdracht bijgestaan door belastingadviseur [geïntimeerde1] , verbonden aan de maatschap Gelissen. [appellant] vindt dat [geïntimeerde1] beroepsfouten heeft gemaakt en wil daarom schadevergoeding van Gelissen c.s.

2.2.

Voor de vaststaande feiten verwijst het hof naar de rechtsoverwegingen 3.1 tot en met 3.23 van het vonnis. Voor de leesbaarheid van dit arrest volgt hieronder een samenvatting van die feiten, aangevuld met wat volgens het hof verder nog van belang is en vast staat.

2.3.

[appellant] exploiteert een coffeeshop, waarbinnen de in- en verkoop cannabisproducten hoofdzakelijk plaatsvindt tegen contante betaling. De Belastingdienst heeft in 2013 en 2014 waarnemingen gedaan bij de coffeeshop in verband met de aangiften voor de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen (hierna: IB/PVV) over 2009, 2010 en 2011 en de aangiften voor de omzetbelasting over de jaren 2009 tot en met 2013. Op 24 februari 2014 is de Belastingdienst een boekenonderzoek gestart. Het boekenonderzoek is op 3 juni 2014 besproken met [appellant] en zijn (toenmalige) accountant de heer [de accountant] (hierna: [de accountant] ).

2.4.

Op 3 juli 2014 heeft de Belastingdienst een informatiebeschikking ex artikel 52a Algemene wet inzake rijksbelastingen (Awr) afgegeven en aan [appellant] verzonden, omdat [appellant] niet zou hebben voldaan aan één of meerdere administratieve verplichtingen uit hoofde van artikel 52 Awr. Op 14 oktober 2014 heeft de Belastingdienst een concept-rapport opgesteld (hierna ook het concept-rapport) en aan [appellant] en [de accountant] toegezonden. In dit rapport is vermeld dat op 3 juli 2014 voornoemde informatiebeschikking aan [appellant] is gestuurd.

2.5.

[geïntimeerde1] was tot eind 2017 als belastingadviseur verbonden aan Gelissen. In de loop van het boekenonderzoek heeft [appellant] op advies van [de accountant] (ook) [geïntimeerde1] ingeschakeld als adviseur en als vertegenwoordiger bij de afwikkeling van de geschillen omtrent het boekenonderzoek, over het concept-rapport en het vervolg daarop. Op 3 november 2014 is er telefonisch contact geweest tussen de Belastingdienst en [geïntimeerde1] . Bij brief van 17 november 2014 is de definitieve versie van het rapport aan [appellant] toegezonden.

2.6.

De Belastingdienst heeft (navorderings-)aanslagen IB/PVV vastgesteld voor het jaar 2011 met dagtekening 30 december 2014, voor het jaar 2009 met dagtekening 31 december 2014 en in 2015 voor de jaren 2010 en 2012. Tegen de aanslagen over 2010 tot en met 2012 heeft [geïntimeerde1] tijdig bezwaar gemaakt. Tegen de navorderingsaanslag over 2009 is niet (tijdig) bezwaar gemaakt. Op 26 februari 2015 is ten aanzien van de navorderingsaanslag IB/PVV over het jaar 2009 een dwangbevel uitgevaardigd aan [appellant] .

2.7.

In of omstreeks augustus 2015 zijn [geïntimeerde1] en de Belastingdienst via gesprekken en in correspondentie met elkaar in overleg getreden over de mogelijkheid van een compromis over alle (navorderings-)aanslagen IB/PVV, waarbij [geïntimeerde1] kritiek heeft geuit op het bij [appellant] verrichte boekenonderzoek. Op 3 februari 2016 heeft een hoorgesprek (artikel 7:2 Awb) plaatsgevonden tussen [geïntimeerde1] en de Belastingdienst naar aanleiding van de ingediende bezwaarschriften. Op 25 maart 2016 heeft de Belastingdienst uitspraken op bezwaar genomen op de bezwaarschriften tegen de (navorderings-)aanslagen over 2010 tot en met 2012 en heeft daaronder ook de aanslag over 2009 gerekend. Het bezwaar tegen de navorderingsaanslag over 2009 is niet-ontvankelijk verklaard vanwege een (niet verschoonbare) overschrijding van de termijn om daartegen bezwaar te maken. Een ambtshalve herbeoordeling heeft ertoe geleid dat de desbetreffende vergrijpboete van € 471.295 is vernietigd. Tegen de uitspraken op bezwaar tegen de aanslagen 2010 tot en met 2012 heeft [geïntimeerde1] beroep ingesteld en tegen de uitspraak op bezwaar over de aanslag 2009 (de niet-ontvankelijkverklaring) niet.

2.8.

Vanaf enig moment heeft [naam1] (hierna: [naam1] ) op verzoek van [appellant] de accountancy-taken van [de accountant] overgenomen. Omstreeks najaar 2016/begin 2017 heeft [naam1] ook de behartiging van de fiscale belangen van [appellant] van [geïntimeerde1] overgenomen. In februari 2017 is gecorrespondeerd tussen [naam1] en [geïntimeerde1] over de informatiebeschikking en de navorderingsaanslag over 2009. Om medische redenen is [geïntimeerde1] eind 2017 met vervroegd pensioen gegaan. Op 10 april 2018 heeft [naam1] Gelissen, ter attentie van de heer G. Oonk (hierna: Oonk), per e-mail geïnformeerd dat [appellant] Gelissen mogelijk aansprakelijk zal stellen voor de nadelige gevolgen van eventuele gebreken bij de werkzaamheden van [geïntimeerde1] in het kader van het boekenonderzoek, waarbij hij verwees naar de niet-ontvankelijkverklaring van het bezwaar over 2009 en het niet instellen van beroep daartegen. Op 26 april 2018 heeft [geïntimeerde1] een schriftelijke verklaring opgesteld waarin hij de door hem gekozen strategie ter behartiging van [appellant] belangen heeft toegelicht. Gelissen heeft daarna in een brief van 2 mei 2018 aan [naam1] uitgelegd waarom [geïntimeerde1] zich wat betreft de informatiebeschikking heeft gericht op de inhoudelijke discussie, waarom het volgens [geïntimeerde1] (ook) geen zin had om beroep in te stellen tegen de niet-ontvankelijkverklaring van het bezwaar over 2009 en dat Gelissen geen enkele aansprakelijkheid accepteert.

2.9.

In augustus 2018 hebben [appellant] en de Belastingdienst een vaststellingsovereenkomst gesloten ter zake de afwikkeling van de (navorderings-)aanslagen IB/PVV en ZVW over 2009 tot en met 2016. Zij kwamen – kort gezegd – overeen dat [appellant] een bedrag van € 1.042.500 moest voldoen aan de Belastingdienst en dat daarmee alle belastingschulden over 2009 tot en met 2016 waren afgehandeld.

2.10.

Op 6 november 2020 heeft (de advocaat van) [appellant] Gelissen meegedeeld dat er op zestien punten sprake is geweest van tekortkomingen door [geïntimeerde1] , die zo ernstig zijn dat [appellant] op grond daarvan de overeenkomst van opdracht ontbond en Gelissen aansprakelijk stelde voor zijn schade.

3 De procedure bij de rechtbank en het geschil in hoger beroep

4 Het oordeel van het hof

5 De beslissing