Home

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 07-05-2025, ECLI:NL:GHARL:2025:2859, 22/1862

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 07-05-2025, ECLI:NL:GHARL:2025:2859, 22/1862

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Datum uitspraak
7 mei 2025
Datum publicatie
16 mei 2025
ECLI
ECLI:NL:GHARL:2025:2859
Formele relaties
Zaaknummer
22/1862
Relevante informatie
Art. 17 Wet WOZ, Art. 22 Wet WOZ, Art. 8:58 Awb

Inhoudsindicatie

Wet Woz. Waardevaststelling woning. Tiendagentermijn art. 8:58 Awb en goede procesorde. Taxatierapport buiten beschouwing gelaten. Wrakingsverzoeken.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Leeuwarden

nummer BK-ARN 22/1862

uitspraakdatum: 7 mei 2025

Uitspraak van de veertiende enkelvoudige kamer 1

op het hoger beroep van

de heffingsambtenaar van de Belastingsamenwerking van de gemeenten Blaricum, Eemnes en Laren (hierna: de heffingsambtenaar)

tegen de uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland van 18 juli 2022, nummer
UTR 22/184, in het geding tussen

[belanghebbende] te [woonplaats] (hierna: belanghebbende)

en de heffingsambtenaar

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

De heffingsambtenaar heeft bij beschikking op grond van de Wet waardering onroerende zaken (hierna: de Wet WOZ) de waarde van de onroerende zaak [adres1] 22 te [woonplaats] (hierna: de woning), per waardepeildatum 1 januari 2020, voor het jaar 2021 vastgesteld op € 1.171.000. Tegelijk met deze beschikking heeft de heffingsambtenaar voor dat jaar aan belanghebbende een aanslag onroerendezaakbelasting opgelegd.

1.2.

Op het bezwaarschrift van belanghebbende heeft de heffingsambtenaar bij uitspraak op bezwaar de beschikking en de aanslag gehandhaafd.

1.3.

Belanghebbende is tegen die uitspraken in beroep gekomen bij de rechtbank Midden-Nederland (hierna: de Rechtbank). De Rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard, de uitspraak op bezwaar vernietigd, de waarde verminderd tot € 1.050.000 en de aanslag dienovereenkomstig verminderd. Aan belanghebbende zijn vergoedingen toegekend voor griffierecht en proceskosten.

1.4.

De heffingsambtenaar heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld. Belanghebbende heeft geen verweerschrift ingediend.

1.5.

Belanghebbende heeft voorafgaand aan de zitting van 10 maart 2024 nadere stukken ingediend. De heffingsambtenaar heeft op verzoek van het Hof de bij de Rechtbank in het beroep met UTR 20/3354, ingediende bouwtekeningen van de woning en de grondstaffel aan het Hof toegestuurd.

1.6.

Het onderzoek ter zitting heeft op digitale wijze plaatsgevonden op 28 maart 2024. Het hoger beroep is ter zitting gelijktijdig en gezamenlijk behandeld met het hoger beroep van belanghebbende met nummer BK-ARN 21/1763, met daarin als geschilpunt de waardevaststelling voor de Wet WOZ van de woning voor het jaar 2020 en waarvan het beroep geregistreerd is onder nummer UTR 20/3354. Ter zitting zijn verschenen en gehoord
mr. A. Bakker, als de gemachtigde van belanghebbende, alsmede [naam1] namens de heffingsambtenaar, bijgestaan door [naam2] , taxateur. Van de zitting is een proces-verbaal opgemaakt, dat aan partijen is verzonden.

1.7.

Na indiening van een verzoek tot wraking van de voorzitter is het onderzoek ter zitting geschorst.

1.8.

Bij beslissing van 14 mei 2024 heeft de wrakingskamer het verzoek tot wraking afgewezen.

1.9.

Het onderzoek ter zitting is hervat op 17 oktober 2024 en heeft op digitale wijze plaatsgevonden, eveneens met gelijktijdige en gezamenlijk behandeling van het hoger beroep met nummer BK-ARN 21/1763. Daarbij zijn verschenen en gehoord mr. A. Bakker, als de gemachtigde van belanghebbende, alsmede [naam3] namens de heffingsambtenaar, bijgestaan door [naam2] , taxateur. Van de zitting is een proces-verbaal opgemaakt, dat aan partijen is verzonden.

1.10.

Na indiening van een verzoek tot wraking van de voorzitter is het onderzoek ter zitting opnieuw geschorst.

1.11.

Bij beslissing van 25 november 2024 heeft de wrakingskamer het verzoek tot wraking afgewezen en bepaald dat een volgend wrakingsverzoek niet in behandeling zal worden genomen.

1.12.

Het onderzoek ter zitting is hervat op 17 april 2025 en heeft op digitale wijze plaatsgevonden. Daarbij zijn verschenen en gehoord mr. A. Bakker, als de gemachtigde van belanghebbende, alsmede [naam1] namens de heffingsambtenaar, bijgestaan door
[naam2] , taxateur. Ter zitting heeft belanghebbende, na het sluiten van een compromis over de waarde en de vergoedingen voor de proceskosten en het griffierecht, het hoger beroep met nummer BK-ARN 21/1763 ingetrokken. Van de zitting is een proces-verbaal opgemaakt, dat bij deze uitspraak is gevoegd.

2 Vaststaande feiten

2.1.

Belanghebbende is eigenaar van de woning. Het betreft een in 1921 gebouwde vrijstaande rietgedekte woning van 492 m3 met een aanbouw van 77 m3 en een dakkapel. Verder beschikt de woning over een luifel van 15 m2, een hobbyruimte/atelier van 114 m3 en een vrijstaande berging van 52 m3. De woning is gelegen op een perceel van 1.150 m2. De begane grond van de woning is in 2018 en 2019 gerenoveerd.

2.2.

Ter onderbouwing van de voor het jaar 2021 beschikte waarde heeft de heffingsambtenaar in eerste aanleg een waardematrix met fotobijlage overgelegd. In die waardematrix is de woning per waardepeildatum 1 januari 2020 getaxeerd aan de hand van verkoopcijfers van een vijftal omstreeks die waardepeildatum verkochte referentiewoningen uit [woonplaats] met de volgende gegevens, waaronder de primaire en secundaire objectkenmerken:

-

[adres2] 9, bouwjaar 1928, vrijstaande woning van 575 m3, vrijstaande garage van
81 m3, dakkapel, kelder 11 m3, kadastrale oppervlakte 815 m², ligging/kwaliteit/onderhoud/uitstraling/doelmatigheid/voorzieningen: 3/2/3/3/3/3, transactiedatum 1 mei 2020, transactieprijs € 1.325.000, gecorrigeerde prijs per m3 woninginhoud op waardepeildatum € 948

-

[adres3] 6, bouwjaar 1924, vrijstaande woning van 635 m3, aangebouwde garage van 84 m3, dakkapel, overkapping/luifel van 19 m², zolder 55 m3, twee aanbouwen aan de woning van 92 respectievelijk 55 m3, inpandige berging/schuur van 12 m3, vrijstaande berging/schuur van 18 m3, kadastrale oppervlakte 1.120 m², ligging/kwaliteit/onderhoud/uitstraling/doelmatigheid/voorzieningen: 3/3/2/3/3/3, transactiedatum 31 maart 2020, transactieprijs € 1.525.000, gecorrigeerde prijs per m3 woninginhoud op waardepeildatum € 753

-

[adres4] 24, bouwjaar 1920, vrijstaande woning van 481 m3, vrijstaande garage van 83 m3, twee dakkapellen, erker 13 m3, aanbouw aan de woning van 63 m3,
kadastrale oppervlakte 436 m²,

ligging/kwaliteit/onderhoud/uitstraling/doelmatigheid/voorzieningen: 3/3/4/3/3/3, transactiedatum 16 maart 2020, transactieprijs € 980.000, gecorrigeerde prijs per m3 woninginhoud op waardepeildatum € 1.145

- [adres5] 36a, bouwjaar 1937, vrijstaande woning van 380 m3, carport van 22 m², twee dakkapellen, aanbouw aan de woning van 231 m3, tuinhuis/blokhut van 25 m3, vrijstaande berging/schuur van 120 m3, kadastrale oppervlakte 1.461 m²,

ligging/kwaliteit/onderhoud/uitstraling/doelmatigheid/voorzieningen: 3/3/3/3/3/3, transactiedatum 23 april 2019, transactieprijs € 975.000, gecorrigeerde prijs per m3 woninginhoud op waardepeildatum € 841

- [adres6] 4, bouwjaar 1937, vrijstaande woning van 411 m3, vrijstaande garage van 41 m3, dakkapel, kelder 12 m3, aanbouw woonruimte van 24 m3,
kadastrale oppervlakte 690 m²,

ligging/kwaliteit/onderhoud/uitstraling/doelmatigheid/voorzieningen: 3/4/3/3/3/4, transactiedatum 2 augustus 2019, transactieprijs € 857.500, gecorrigeerde prijs per m3 woninginhoud op waardepeildatum € 961

Uit de gegevens van deze referentiewoningen heeft de heffingsambtenaar een gecorrigeerde prijs per m3 woninginhoud op waardepeildatum voor de woning herleid van € 1.090. Daarbij heeft hij ligging/kwaliteit/onderhoud/uitstraling/doelmatigheid/voorzieningen (hierna: LKOUDV-factoren) van de woning gewaardeerd op 3/3/3/4/3/3. Rekening houdend met de overige kenmerken is de woning in de waardematrix per 1 januari 2020 getaxeerd op
€ 1.336.120.

2.3.

De Rechtbank heeft geoordeeld dat de heffingsambtenaar met de waardematrix en de toelichting die daarop ter zitting is gegeven de beschikte waarde niet aannemelijk heeft gemaakt. Bij haar beoordeling heeft de Rechtbank onder meer de woningwaarde van de woning van € 1.090 per m3 vergeleken met de gemiddelde woningwaarde van de referentiewoningen die door de Rechtbank is berekend op € 930 per m3 en geoordeeld dat het kleine verschil in LKOUDV-factoren niet het aanzienlijke verschil in woningwaarde per kubieke meter rechtvaardigt. Na te hebben geoordeeld dat belanghebbende de door hem voorgestane waarde evenmin aannemelijk heeft gemaakt, heeft de Rechtbank de waarde van de woning per waardepeildatum 1 januari 2020 schattenderwijs vastgesteld op € 1.050.000.

3 Geschil

3.1.

In hoger beroep is (uitsluitend) de waarde van de woning per de waardepeildatum 1 januari 2020 in geschil.

3.2.

De heffingsambtenaar bepleit onder verwijzing naar de waardematrix bevestiging van de bij de beschikking vastgestelde waarde van € 1.171.000 en concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank.

3.3.

Belanghebbende sluit zich aan bij de door de Rechtbank vastgestelde waarde.

4 Beoordeling van het geschil

5 Griffierecht en proceskosten

6 Beslissing