Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 24-06-2025, ECLI:NL:GHARL:2025:3894, 24/1406 t/m 24/1413
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 24-06-2025, ECLI:NL:GHARL:2025:3894, 24/1406 t/m 24/1413
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
- Datum uitspraak
- 24 juni 2025
- Datum publicatie
- 27 juni 2025
- Zaaknummer
- 24/1406 t/m 24/1413
- Relevante informatie
- Art. 22 Wet WOZ, art. 2 BPB
Inhoudsindicatie
Wet Woz. Vergoeding immateriële schade. Procesgedrag ncnp-gemachtigde geen reden voor generieke verlenging redelijke termijn.
Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
locatie Arnhem
nummer BK-ARN 24/1406 t/m 24/1413
uitspraakdatum: 24 juni 2025
Uitspraak van de vijfde meervoudige belastingkamer
op het hoger beroep van
[belanghebbende] te [woonplaats] (hierna: belanghebbende)
tegen de uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland (hierna: de Rechtbank) van 13 juni 2024, nummers UTR 22/826 t/m 22/829 en 22/834 t/m 837, in het geding tussen belanghebbende en
de heffingsambtenaar van de Belastingsamenwerking gemeenten en hoogheemraadschap Utrecht (hierna: de heffingsambtenaar)
en
de Staat der Nederlanden (de Minister van Justitie en Veiligheid; hierna: de Staat)
1 Ontstaan en loop van het geding
Bij meerdere beschikkingen ten name van belanghebbende is op grond van de Wet waardering onroerende zaken (hierna: de Wet WOZ) voor het kalenderjaar 2021 de waarde vastgesteld van acht onroerende zaken. In hetzelfde geschrift zijn de aanslagen gemeentelijke heffingen bekendgemaakt.
De heffingsambtenaar heeft de daartegen gemaakte bezwaren niet-ontvankelijk verklaard.
De Rechtbank heeft de daartegen ingestelde beroepen ongegrond verklaard, een vergoeding voor immateriële schade toegekend van (in totaal) € 50 en een proceskostenvergoeding van (in totaal) € 218,75.
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld.
Bij brief van 19 september 2024 heeft het Hof partijen uitgenodigd om deel te nemen aan een comparitiezitting. In deze brief is aangekondigd dat het Hof voornemens is om een groot aantal zaken waarbij de gemachtigde, namens meerdere belanghebbenden, en de heffingsambtenaar betrokken zijn, waaronder de onderhavige zaken, clustergewijs te behandelen.
Op 8 november 2024 heeft een comparitiezitting plaatsgevonden. Namens belanghebbende is gemachtigde, mr. D.A.N. Bartels, verschenen en namens de heffingsambtenaar is verschenen [naam1] , bijgestaan voor [naam2] . Na de zitting is een proces-verbaal van de comparitiezitting aan partijen toegezonden.
Op 13 december 2024 heeft via beeldverbinding een tweede comparitiezitting plaatsgevonden. Namens belanghebbende is gemachtigde, mr. D.A.N. Bartels, verschenen en namens de heffingsambtenaar is verschenen [naam2] , bijgestaan door [naam3] . Na de zitting is een proces-verbaal van de comparitiezitting aan partijen toegezonden.
Op 8 januari 2025 heeft een derde comparitiezitting plaatsgevonden. Namens belanghebbende is gemachtigde, mr. D.A.N. Bartels, verschenen en namens de heffingsambtenaar is verschenen [naam4] , bijgestaan door [naam5] . Na de zitting is een proces-verbaal van de comparitiezitting aan partijen toegezonden.
Partijen hebben voorafgaand aan de comparitiezittingen en het onderzoek ter zitting nadere stukken ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 19 maart 2025. Daarbij zijn verschenen en gehoord mr. D.A.N. Bartels namens belanghebbende en [naam4] namens de heffingsambtenaar, bijgestaan door [naam2] en [naam5] . Na de zitting is een proces-verbaal aan partijen toegezonden.
2 Vaststaande feiten
Bij beschikking van 28 februari 2021 heeft de heffingsambtenaar de WOZ-waarde van een achttal onroerende zaken vastgesteld en gelijktijdig de aanslagen onroerendezaakbelasting bekendgemaakt.
De heffingsambtenaar heeft op 19 mei 2021 het bezwaar ontvangen van de gemachtigde en heeft dat vervolgens niet-ontvankelijk verklaard wegens overschrijding van de bezwaartermijn.
Door de heffingsambtenaar is voorafgaande aan de zitting van 8 januari 2025 schriftelijk in 22 punten een toelichting gegeven op de wijze van procesvoeren door gemachtigde.
3 Geschil
In geschil is de hoogte van de vergoeding van immateriële schade van (in totaal) € 50 wegens overschrijding van de redelijke termijn in eerste aanleg die de Rechtbank heeft toegekend. Meer in het bijzonder is daarbij in geschil de vraag of als gevolg van het procesgedrag van de gemachtigde zijn cliënten spanning en frustratie ondervinden vanwege de lange duur van de procedure en/of de redelijke termijn van behandeling in alle zaken waarin de gemachtigde optreedt generiek dient te worden verlengd van twee naar drie jaar.
Daarnaast is in geschil de hoogte van de proceskostenvergoeding van € 218,75 die de Rechtbank heeft toegekend omdat een vergoeding voor immateriële schade is toegekend.
Niet langer is in geschil dat belanghebbende in deze zaak op grond van overgangsrecht recht heeft op vergoeding van het voor de behandeling van het beroep betaalde griffierecht in verband met de toekenning van een vergoeding voor immateriële schade.1
De heffingsambtenaar heeft ter zitting van 8 januari 2025 uitdrukkelijk en zonder voorbehoud prijsgegeven dat zij in algemene zin een beroep doet op misbruik van procesrecht.
De gemachtigde heeft ter zitting van 19 maart 2025 uitdrukkelijk en zonder voorbehoud de gronden ingetrokken die zien op de niet-ontvankelijkverklaring van het bezwaar.
Belanghebbende heeft voor de hogerberoepsfase wederom verzocht om toekenning van een vergoeding van immateriële schade