Home

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 15-07-2025, ECLI:NL:GHARL:2025:4338, 24/68

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 15-07-2025, ECLI:NL:GHARL:2025:4338, 24/68

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Datum uitspraak
15 juli 2025
Datum publicatie
25 juli 2025
ECLI
ECLI:NL:GHARL:2025:4338
Formele relaties
Zaaknummer
24/68
Relevante informatie
Art. 9.6 Wet IB 2001, Art. 45aa Uitv reg IB 2001, Art. 6:9 Awb, Art. 6:11 Awb, Art. 60 AWR

Inhoudsindicatie

IB/PVV. Verzoek ambtshalve vermindering. Vijfjaarstermijn.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem

nummer BK-ARN 24/68

uitspraakdatum: 15 juli 2025

Uitspraak van de vijfde meervoudige belastingkamer

op het hoger beroep van

[belanghebbende] te [woonplaats] (hierna: belanghebbende)

tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 14 november 2023, nummer ARN 22/4634, in het geding tussen belanghebbende en

de inspecteur van de Belastingdienst/Kantoor Arnhem (hierna: de Inspecteur)

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

Aan belanghebbende is voor het jaar 2016 een aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen (IB/PVV) opgelegd.

1.2.

De Inspecteur heeft het daartegen gerichte bezwaar niet-ontvankelijk verklaard en het bezwaar tevens aangemerkt als een verzoek om ambtshalve vermindering. Dit verzoek om ambtshalve vermindering heeft de Inspecteur afgewezen. Het tegen die afwijzing gerichte bezwaar heeft de Inspecteur eveneens afgewezen.

1.3.

Belanghebbende is tegen die beslissingen in beroep gekomen bij de rechtbank Gelderland (hierna: de Rechtbank). De Rechtbank heeft de beroepen ongegrond verklaard.

1.4.

Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld. De Inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.

1.5.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 24 juni 2025. Namens belanghebbende is, zonder bericht van verhindering, niemand verschenen. Belanghebbende is bij digitaal verzonden bericht onder vermelding van plaats, datum en tijdstip uitgenodigd om ter zitting te verschijnen. Blijkens de bij het hiervoor genoemde bericht opgeslagen data in de digitale postkamer van het Hof, is het bericht op 28 april 2025 om 12.08 uur in het digitale dossier (via het webportaal ‘Mijn Rechtspraak’) geplaatst. Het Hof heeft om 12.31 uur per emailbericht naar het door gemachtigde van belanghebbende opgegeven e-mailadres een kennisgeving verzonden dat het genoemde bericht in het webportaal ‘Mijn Rechtspraak’ is geplaatst. Gelet hierop is belanghebbende tijdig en op de juiste wijze uitgenodigd voor de zitting en heeft het Hof het onderzoek ter zitting doorgang laten vinden. Namens de Inspecteur zijn verschenen [naam1] en [naam2] . Van de zitting is een proces-verbaal opgemaakt, dat bij deze uitspraak is gevoegd.

2 Vaststaande feiten

2.1.

De Inspecteur heeft met dagtekening 9 maart 2018 een aanslag IB/PVV 2016 aan belanghebbende opgelegd.

2.2.

De gemachtigde heeft een brief met dagtekening 31 december 2021 per post naar de Inspecteur gestuurd met de volgende tekst:

“Geachte mevrouw/heer,

Hierbij maak ik namens en in opdracht van mijn relatie, de heer [belanghebbende] , bezwaar tegen de aanslag inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen 2016 (bij u bekend onder bovenvermeld kenmerk).

Mag ik u verzoeken nader uitstel te verlenen voor het motiveren van dit bezwaar?

Bij voorbaat dank voor uw welwillende medewerking, (…)”

2.3.

De Inspecteur heeft de in 2.2 genoemde brief op 6 januari 2022 ontvangen.

2.4.

De Inspecteur heeft het bezwaar niet-ontvankelijk verklaard, omdat het niet binnen de wettelijke termijn is ontvangen. De Inspecteur heeft de brief ook aangemerkt als verzoek om ambtshalve vermindering. Dit verzoek heeft de Inspecteur afgewezen omdat hij het verzoek heeft ontvangen na 31 december 2021 en daarmee nadat vijf jaren zijn verlopen na het einde van het kalenderjaar 2016, waarop de belastingaanslag betrekking heeft.

2.5.

Belanghebbende heeft bezwaar gemaakt tegen de afwijzing van zijn verzoek om ambtshalve vermindering.

2.6.

De Inspecteur heeft dat bezwaar afgewezen, omdat hij het verzoekschrift niet uiterlijk op 31 december 2021 heeft ontvangen en hem niet is gebleken van een verschoonbare termijnoverschrijding.

2.7.

De Rechtbank heeft geoordeeld dat de Inspecteur het bezwaar tegen de aanslag IB/PVV 2016 terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard en dat hij het verzoek om ambtshalve vermindering terecht heeft afgewezen, aangezien het schrijven van belanghebbende zowel een niet tijdig bezwaarschrift is als een niet tijdig verzoek om ambtshalve vermindering en niet is gebleken dat de termijnoverschrijding verschoonbaar is.

3 Geschil

3.1.

In geschil is of belanghebbende het verzoek om ambtshalve vermindering van de aanslag IB/PVV 2016 tijdig heeft gedaan. Het geschil spitst zich toe op het antwoord op de vraag of voor de beoordeling van de tijdigheid van het verzoek om ambtshalve vermindering de datum van ontvangst van het verzoek door de Belastingdienst leidend is of dat “de gemitigeerde verzendtheorie” geldt.

3.2.

Belanghebbende stelt dat hij het verzoek tijdig heeft gedaan, omdat hij de brief met dagtekening 31 december 2021 in de brievenbus heeft gedaan op 30 december 2021 én die brief de Belastingdienst op 6 januari 2022 heeft bereikt.

3.3.

De Inspecteur stelt zich op het standpunt dat het verzoek niet tijdig is ingediend en betwist dat belanghebbende het verzoek vóór 1 januari 2022 ter post heeft bezorgd.

4 Beoordeling van het geschil

5 Griffierecht en proceskosten

6 Beslissing