Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 04-02-2025, ECLI:NL:GHARL:2025:589, 23/630
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 04-02-2025, ECLI:NL:GHARL:2025:589, 23/630
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
- Datum uitspraak
- 4 februari 2025
- Datum publicatie
- 14 februari 2025
- Zaaknummer
- 23/630
- Relevante informatie
- Art. 225 Gemw, Art. 234 Gemw, Art. 8:69a Awb
Inhoudsindicatie
Parkeerbelasting. Naheffing. Kostenraming.
Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
locatie Arnhem
nummer BK-ARN 23/630
uitspraakdatum: 4 februari 2025
Uitspraak van de derde enkelvoudige belastingkamer
op het hoger beroep van
[belanghebbende] te [woonplaats] (hierna: belanghebbende)
tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland (hierna: de Rechtbank) van 10 februari 2023, nummer AWB 22/4072, in het geding tussen belanghebbende en
de heffingsambtenaar van de gemeente Tiel (hierna: de heffingsambtenaar)
1 Ontstaan en loop van het geding
De heffingsambtenaar heeft op 26 januari 2022 aan belanghebbende een naheffingsaanslag parkeerbelasting opgelegd ten bedrage van € 67,50, bestaande uit € 1 aan parkeerbelasting en € 66,50 aan kosten.
Belanghebbende heeft daartegen bezwaar gemaakt. De heffingsambtenaar heeft in zijn uitspraak op bezwaar van 22 februari 2022 de naheffingsaanslag gehandhaafd.
Belanghebbende heeft daartegen beroep ingesteld. De Rechtbank heeft dit beroep ongegrond verklaard.
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld.
De heffingsambtenaar heeft een verweerschrift ingediend.
Belanghebbende heeft op 6 januari 2025 een nader stuk ingediend.
De heffingsambtenaar heeft op 20 januari 2025 een pleitnota ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 22 januari 2025. Namens belanghebbende is [naam1] verschenen. Namens de heffingsambtenaar is verschenen [naam2] .
2 Feiten
De heffingsambtenaar heeft aan belanghebbende een naheffingsaanslag parkeerbelasting opgelegd, omdat haar auto met kenteken [kenteken] op 24 januari 2022 op het parkeerterrein Oude Haven in Tiel stond geparkeerd terwijl daarvoor te weinig parkeerbelasting is betaald.
Belanghebbende is op 24 januari 2022 om 15:17 uur het parkeerterrein opgereden en heeft dit terrein verlaten om 16:06 uur. Belanghebbende heeft parkeerbelasting betaald voor de periode van 16:04 tot 16:06 uur.
3 Geschil
In geschil is of de naheffingsaanslag terecht is opgelegd en of daarbij terecht een bedrag van € 66,50 aan kosten in rekening is gebracht. Belanghebbende beantwoordt deze vragen ontkennend, de heffingsambtenaar bevestigend.
Belanghebbende betoogt in dat verband:
- dat zij op het parkeerterrein niet langer heeft geparkeerd dan waarvoor zij heeft betaald, zodat geen aanleiding bestaat een naheffingsaanslag parkeerbelasting op te leggen;
- dat de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties met de publicatie van het maximumbedrag van € 66,50 in de Staatscourant van 13 september 2021 niet heeft voldaan aan de bekendmakingsdatum (voor 1 september) zoals genoemd in artikel 3, lid 2 Besluit gemeentelijke parkeerbelastingen, en dat daarom het desbetreffende maximumbedrag niet rechtsgeldig is;
- dat de gemeentelijke raming van de kosten die samenhangen met de inning van niet betaalde parkeerbelastingen voor het jaar 2022, niet door de raad is vastgesteld;
- dat in de raming een te laag aantal naheffingsaanslagen is opgenomen.