Home

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 28-10-2025, ECLI:NL:GHARL:2025:6774, 23/3104 t/m 23/3106

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 28-10-2025, ECLI:NL:GHARL:2025:6774, 23/3104 t/m 23/3106

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Datum uitspraak
28 oktober 2025
Datum publicatie
7 november 2025
ECLI
ECLI:NL:GHARL:2025:6774
Formele relaties
Zaaknummer
23/3104 t/m 23/3106
Relevante informatie
Art. 32d Wet LB, Art. 7:610 BW, Reg aanw dga 2016, Art. 8:58 Awb

Inhoudsindicatie

LH. Privaatrechtelijke dienstbetrekking

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem

nummers BK-ARN 23/3104 t/m 23/3106

uitspraakdatum: 28 oktober 2025

Uitspraak van de vijfde meervoudige belastingkamer

op het hoger beroep van

de inspecteur van de Belastingdienst/Kantoor Enschede (hierna: de Inspecteur)

tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 23 oktober 2023, nummers ARN 22/3637, 22/3638 en 22/3639, ECLI:NL:RBGEL:2023:5751, in het geding tussen de Inspecteur en

[belanghebbende] B.V. te [woonplaats] (hierna: belanghebbende) en

de Staat der Nederlanden (de Minister van Justitie en Veiligheid), (hierna: de Staat)

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

Aan belanghebbende zijn over de jaren 2018, 2019 en 2020 naheffingsaanslagen loonheffingen (hierna: de naheffingsaanslagen) opgelegd. Bij beschikkingen is belastingrente berekend. Het gaat om de volgende naheffingsaanslagen:

Jaar

Naheffingsaanslag

Belastingrente

2018

€ 6.348

€ 588

2019

€ 6.792

€ 324

2020

€ 6.242

€ 132

1.2.

De Inspecteur heeft bij in één geschrift vervatte uitspraken op bezwaar de bezwaren ongegrond verklaard.

1.3.

Belanghebbende is tegen die uitspraken in beroep gekomen bij de rechtbank Gelderland (hierna: de Rechtbank). De Rechtbank heeft de beroepen gegrond verklaard en de uitspraken op bezwaar van de Inspecteur, de naheffingsaanslagen en de beschikkingen belastingrente vernietigd.

1.4.

De Inspecteur heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld. Belanghebbende heeft een verweerschrift ingediend.

1.5.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 24 juni 2025. Daarbij zijn verschenen en gehoord [naam1] namens belanghebbende en mr. I. van Os, als de gemachtigde van belanghebbende, alsmede mr. [naam2] namens de Inspecteur, bijgestaan door mr. [naam3] . Van de zitting is een proces-verbaal opgemaakt, dat op 7 juli 2025 in het digitale zaaksdossier (Mijn Rechtspraak) is geplaatst. Partijen hebben daarvan op diezelfde datum een kennisgeving ontvangen.

1.6.

Aan het einde van de zitting heeft de voorzitter het onderzoek gesloten en aangekondigd dat het Hof schriftelijk uitspraak zal doen, tenzij partijen het Hof uiterlijk 31 juli 2025 berichten dat zij een compromis hebben bereikt. Op 1 augustus 2025 hebben partijen het Hof in een gezamenlijke reactie schriftelijk laten weten dat zij niet tot overeenstemming zijn gekomen. Het Hof ziet in de brief van 1 augustus 2025 geen aanleiding het onderzoek te heropenen.

2 Vaststaande feiten

2.1.

Belanghebbende is op 30 december 2010 opgericht door [naam1] (hierna: [naam1] ) en is actief op het gebied van de verkoop en aanleg van biofiltersystemen. Uit de akte van oprichting van belanghebbende volgt dat de directeuren (het bestuur) door de algemene vergadering van aandeelhouders worden benoemd en dat voor de eerste keer de oprichter, [naam1] , wordt benoemd als directeur.

2.2.

In de akte van oprichting zijn de statuten van belanghebbende opgenomen. Zij bepalen ten aanzien van het bestuur:

‘Artikel 12. Directie.

Het bestuur van de vennootschap wordt gevormd door een directie bestaande uit één of meer directeuren.

Artikel 13. Benoeming, schorsing en ontslag, bezoldiging.

  1. De directeuren worden benoemd door de algemene vergadering.

  2. Iedere directeur kan te allen tijde door de algemene vergadering worden geschorst en ontslagen.

  3. De bezoldiging en de verdere arbeidsvoorwaarden van iedere directeur worden vastgesteld door de algemene vergadering.

Artikel 14. Bestuurstaak. Besluitvorming. Taakverdeling.

  1. Behoudens de beperkingen volgens de statuten is de directie belast met het besturen van de vennootschap.

  2. De directie kan een reglement vaststellen waarbij regels worden gegeven omtrent de besluitvorming van de directie.

(…)’

2.3.

Op 31 oktober 2013 heeft [naam4] (hierna: [naam4] ) zijn personal holding [bedrijf1] B.V. (hierna: [bedrijf1] ) opgericht. Deze vennootschap heeft op diezelfde dag dertig procent van de aandelen in belanghebbende verkregen. [naam4] verricht (in ieder geval) vanaf 31 oktober 2013 werkzaamheden voor belanghebbende. Met ingang van 1 april 2014 is [naam4] ingeschreven in het handelsregister van de Kamer van Koophandel als bestuurder van belanghebbende.

2.4.

Vanaf 1 januari 2014 heeft belanghebbende premies werknemersverzekeringen over het loon van [naam4] betaald. De heffing van loonbelasting en premie volksverzekeringen heeft bij [bedrijf1] plaatsgevonden op basis van de doorbetaaldloonregeling (artikel 32d van de Wet op de loonbelasting 1964).

2.5.

Op 20 januari 2015 heeft [naam1] een personal holding, [bedrijf2] B.V. (hierna: [bedrijf2] ), opgericht en zijn aandelenbelang van zeventig procent in belanghebbende ingebracht in [bedrijf2] .

2.6.

Op 8 mei 2018 hebben [bedrijf2] en [bedrijf1] gezamenlijk [bedrijf3] B.V. (hierna: [bedrijf3] ) opgericht. Bij de oprichting heeft [bedrijf2] een belang van zeventig procent in [bedrijf3] verkregen en [bedrijf1] een belang van dertig procent. [bedrijf2] en [bedrijf1] hebben daarbij hun respectievelijke belangen in belanghebbende ingebracht in [bedrijf3] . [bedrijf2] en [bedrijf1] zijn met ingang van de datum van oprichting benoemd tot bestuurders van [bedrijf3] .

2.7.

Op 24 mei 2018 hebben [bedrijf2] en [bedrijf1] ieder een aandelenbelang van tien procent in [bedrijf3] overgedragen aan [bedrijf4] B.V. (hierna: [bedrijf4] ), de personal holding van [naam5] (hierna: [naam5] ). [bedrijf4] is op diezelfde dag benoemd tot bestuurder van [bedrijf3] .

2.8.

Op 28 mei 2018 heeft [bedrijf1] een managementovereenkomst gesloten met [bedrijf3] .

2.9.

Eveneens op 28 mei 2018 hebben de aandeelhouders van [bedrijf3] een aandeelhoudersovereenkomst gesloten.

2.10.

Op of rond 20 maart 2019 zijn namens belanghebbende correctieberichten loonheffingen over de tijdvakken januari 2018 tot en met februari 2019 ingediend, waarbij het standpunt is ingenomen dat [naam4] vanaf 1 januari 2018 niet langer verplicht verzekerd is voor de werknemersverzekeringen. De aangiften loonheffingen heeft belanghebbende vanaf maart 2019 ingediend zonder rekening te houden met een verzekeringsplicht voor de werknemersverzekeringen voor [naam4] .

2.11.

Naar aanleiding van deze correctieberichten heeft overleg plaatsgevonden tussen belanghebbende en de Inspecteur, waarna de Inspecteur de onderhavige naheffingsaanslagen met daarbij beschikkingen belastingrente heeft opgelegd.

2.12.

Bij besluit van 14 april 2020 heeft de algemene vergadering van aandeelhouders van [bedrijf3] tot een statutenwijziging besloten met als doel de gewone aandelen om te zetten in aandelen A, aandelen B en aandelen C.

2.13.

Bij notariële akte van 10 juni 2020 is de in 2.12 bedoelde wijziging van de statuten van [bedrijf3] geëffectueerd en zijn de soortaandelen gecreëerd. De onderscheiden soorten aandelen geven de houders ervan het recht respectievelijk bestuurder A, bestuurder B en bestuurder C te benoemen.

2.14.

Op 19 september 2022 is [naam4] in het handelsregister van de Kamer van Koophandel per 8 mei 2018 uitgeschreven als bestuurder van belanghebbende. Op diezelfde datum is [bedrijf3] ingeschreven als bestuurder van belanghebbende met ingang van 8 mei 2018.

3 Geschil

3.1.

In geschil is of de naheffingsaanslagen loonheffingen over de jaren 2018, 2019 en 2020 terecht zijn opgelegd. Het geschil spitst zich toe op de vraag of [naam4] gedurende die jaren in privaatrechtelijke dienstbetrekking stond tot belanghebbende en, zo ja, of [naam4] op enig moment in persoon bestuurder van belanghebbende is geweest in de zin van de “Regeling aanwijzing grootaandeelhouder 2016”.

3.2.

De Inspecteur beantwoordt de eerste vraag bevestigend, de tweede ontkennend en concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank voor zover het de opgelegde naheffingsaanslagen en beschikkingen belastingrente betreft. Belanghebbende neemt tegenovergestelde standpunten in en concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de Rechtbank.

4 Beoordeling van het geschil

5 Griffierecht en proceskosten

6 Beslissing