Home

Gerechtshof Arnhem, 17-12-2002, AF3877, 01-00972

Gerechtshof Arnhem, 17-12-2002, AF3877, 01-00972

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Arnhem
Datum uitspraak
17 december 2002
Datum publicatie
5 februari 2003
ECLI
ECLI:NL:GHARN:2002:AF3877
Zaaknummer
01-00972

Inhoudsindicatie

-

Uitspraak

Gerechtshof Arnhem

achtste enkelvoudige belastingkamer

nummer 01/00972 (inkomstenbelasting)

U i t s p r a a k

op het beroep van [X] te [Z] (hierna: belanghebbende) tegen de uitspraak van de Inspecteur van de Belastingdienst/Ondernemingen [P] op het bezwaarschrift van belanghebbende betreffende na te melden aan hem opgelegde aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen 1998.

1. Aanslag, bezwaar en geding voor het Hof

1.1. Aan belanghebbende is, in afwijking van de door hem ingediende aangifte, een aanslag opgelegd met dagtekening 24 november 2000 en onder nummer [01.H86], berekend naar een belastbaar inkomen van ƒ 81.700.

1.2. Belanghebbende heeft tegen de aanslag bezwaar gemaakt. De Inspecteur heeft de aanslag bij de bestreden uitspraak gehandhaafd.

1.3. Belanghebbende is van deze uitspraak in beroep gekomen bij het Hof. De Inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.

1.4. De mondelinge behandeling van de zaak heeft plaatsgehad ter zitting van het Hof van 24 september 2002 te Arnhem. Aldaar zijn verschenen en gehoord belanghebbende, tot bijstand vergezeld door [zijn medefirmant, zijn gemachtigde, alsmede de Inspecteur].

1.5. De Inspecteur heeft ter zitting een pleitnota voorgedragen en exemplaren daarvan overgelegd aan het Hof en aan de wederpartij. De inhoud daarvan moet als hier herhaald en ingelast worden beschouwd.

1.6. Tijdens voormelde mondelinge behandeling zijn tevens, met toestemming van partijen, behandeld de beroepschriften van belanghebbende met de rolnummers 01/00971 en 01/00973, en de beroepschriften, ingediend door [belanghebbendes medefirmant], met de rolnummers 01/00974, 01/00975 en 01/00976. Hetgeen door partijen tijdens de mondelinge behandeling is opgemerkt wordt geacht betrekking te hebben op al deze zaken, tenzij uit het zinsverband of anderszins het tegendeel moet worden aangenomen.

2. Feiten

2.1. Het Hof stelt op grond van de stukken en het verhandelde ter zitting, als tussen partijen niet in geschil dan wel door een der partijen gesteld en door de wederpartij niet of onvoldoende weersproken, de volgende feiten vast.

2.2. Belanghebbende is geboren op 24 november 1965 en in algemene gemeenschap van goederen gehuwd met [X-Y], geboren op 25 november 1967.

2.3. Belanghebbende drijft vanaf 1 mei 1994 een onderneming in de vorm van een vennootschap onder firma onder de naam [de vof], tezamen met [zijn medefirmant]. Beide vennoten zijn voor 50% gerechtigd tot de winst. De activiteiten van de onderneming bestaan uit het uitvoeren van schilderwerken, behangen, wandafwerking en het zetten van glas. Daarnaast worden incidenteel bijkomende bouwkundige werkzaamheden verricht zoals het plaatsen van keukens en badkamers. Het visitekaartje van belanghebbende vermeldt: planmatig onderhoud, nieuwbouw, kleuradvisering, beglazing, plafond- en wandafwerking en renovatie […].

2.4. In juli 1996 hebben belanghebbende en [zijn medefirmant] op een veiling het pand [a-weg 1 te Z] gekocht voor een bedrag van ƒ 61.000. Belanghebbende en [zijn medefirmant] hebben ieder in 1996 ongeveer 200 uren besteed aan het opknappen van dit pand. Het pand is op 19 december 1996 met winst weer verkocht. De afrekening van de notaris was gericht aan de vof.

2.5. Op 15 augustus 1997 kochten belanghebbende en [zijn medefirmant] de panden [a-weg 2 tot en met 5 te Z]. Nadat deze panden voor ca. ƒ 55.000 waren opgeknapt zijn zij verkocht op respectievelijk 12 juni 1998 en 12 februari 1998. Het verschil tussen de aan- en verkoopprijs van beide panden tezamen bedroeg ƒ 175.000.

2.6. Op of omstreeks 1 juli 1998 kochten belanghebbende en [zijn medefirmant] een viertal panden, gelegen aan de [b-weg 6 tot en met 9 te Z] voor, in totaal, ƒ 442.000. Twee van deze panden werden, zonder dat daaraan werkzaamheden werden verricht, op twee december 1998 verkocht voor ƒ 220.000. Na verhuurd te zijn geweest zijn de twee andere panden op 10 januari 2000 verkocht voor ƒ 275.000.

2.7. Op 12 februari 1999 hebben beide firmanten twee panden gekocht voor ƒ 305.000. Eén van die panden is op 15 juli 1999 verkocht voor ƒ 204.000.

2.8. Op 10 januari 2000 hebben beide firmanten een aantal onroerende zaken gekocht voor ƒ 160.000. Op 21 januari 2000 kopen beiden een appartement voor ƒ 152.500.

2.9. Onderhoud en verbeteringen aan de onroerende zaken worden uitgevoerd door de beide firmanten. Bij een door de Inspecteur ingesteld boekenonderzoek is gebleken dat de cijfermatige aangelegenheden met betrekking tot de onroerende zaken in eerste instantie zijn opgenomen in de boekhouding van de vof. Bij het opmaken van de jaarstukken zijn de desbetreffende boekingen door de adviseur door middel van voorafgaande journaalposten geëlimineerd.

2.10. De Inspecteur heeft de in 1996 behaalde winst in verband met de aan- en verkoop van onroerende zaken berekend op ƒ 80.765, inclusief de kosten van de financiering. Te dier zake heeft de Inspecteur in het jaar 1997 een bedrag van ƒ 32.096 als kosten van de onderneming in mindering op de winst gebracht. De Inspecteur heeft de in 1998 behaalde winst berekend op ƒ 139.868 inclusief de kosten van financiering.

3. Het geschil, de standpunten en conclusies van partijen

3.1. Tussen partijen is in geschil het antwoord op de vraag of het aandeel van belanghebbende in de in 1998 gerealiseerde winst op de panden [a-weg 2 en 3] tot zijn belastbare inkomen moet worden gerekend.

3.2. Belanghebbende beantwoordt de vorenstaande vraag ontkennend. Hij stelt zich op het standpunt dat de panden bestanddelen van het privé vermogen vormden, bestemd voor de verhuur van kamers.

3.3. De Inspecteur is primair van mening dat de onderneming belanghebbende in staat stelde het voordeel te behalen. De expertise van belanghebbende en [zijn medefirmant], en de aard van de uitgevoerde werkzaamheden die niet van de werkzaamheden als ondernemer zijn te onderscheiden, hebben de winstgevendheid in belangrijke mate bepaald. Er is een grote verwevenheid met de onderneming. Als de werkzaamheden door derden uitgevoerd hadden moeten worden was de winst aanzienlijk lager geweest. De Inspecteur stelt subsidiair dat het gerealiseerde voordeel moet worden aangemerkt als inkomsten uit niet in dienstbetrekking verrichte werkzaamheden.

3.4. Partijen doen hun standpunten steunen op de gronden die door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken. Daaraan is ter zitting - kort en zakelijk weergegeven - nog het volgende toegevoegd.

3.4.1. Door of namens belanghebbende

De vof verricht schilder- en stukadoorwerk. Als mensen er om vragen worden ook nevenwerkzaamheden verricht, zoals het verbouwen van een keuken.

De panden zijn aangekocht als pensioenvoorziening.

In 1996 is een pand aangekocht op een veiling. Het bleek een verkeerde investering en is weer afgestoten. Iedere firmant heeft wel 200 uren in het weekend aan het opknappen besteed. Vooraf is niet onderzocht of het pand geschikt was voor kamerverhuur. Er is geen architect ingeschakeld. Na het opknappen bleek uit contacten met [woningcorporatie] dat er te weinig verhuurbare vierkante meters waren volgens het puntensysteem om een mooie huurprijs te kunnen krijgen. Het pand is door de koper afgebouwd.

Aan de in 1997 gekochte panden zijn voor ongeveer ƒ 55.000 kosten gemaakt en zijn 484,5 manuren besteed. De interne factuur die daarvoor door de vof is opgemaakt was voor het verkrijgen van een zogenoemde premie winterschilder. Dat is niet doorgegaan omdat het eigen panden betrof. Plots werd een bod op die panden gedaan dat zodanig was dat de firmanten zich te kort zouden doen door er niet op in te gaan. Ook tijdnood om de vof te kunnen runnen speelde mee. Daarom zijn de panden afgestoten. Eerst is de benedenwoning opgeknapt en verkocht, later de bovenwoning.

De vier panden in 1998 werden in één koop gekocht. Omdat de financiering problemen met de bank opleverde zijn er twee vrij snel zonder winst verkocht, mede in verband met de overdrachtsbelasting. Op de verkoop in 1998 is waarschijnlijk verlies geleden.

Hij neemt aan dat de berekeningen van de Inspecteur kloppen.

Het is niet bekend waarom sommige nota's, waaronder een afrekening van de notaris, op naam staan van de vof.

Als sprake is van winst uit onderneming dan kan een vervangingsreserve worden gevormd.

Met de inhoud van het faxbericht van de adviseur van 10 maart 2000, dat de aankopen eerst vanaf 1998 als zakelijk zijn te beschouwen, is hij het alsnog niet eens.

3.4.2. Namens de Inspecteur

De verschillen tussen de berekening van belanghebbende en de aanslag worden veroorzaakt door mutaties in de fiscale oudedagsreserve.

Alles liep via de administratie van de vof. Alle activiteiten liepen door elkaar. Dat later alles uit de administratie van de vof is gehaald zegt niets.

Er is veel meer arbeid verricht dan bij normaal vermogensbeheer. Hij wijst nogmaals op het arrest van de Hoge Raad, gepubliceerd in BNB 1994/319.

Verliezen op in 1998 verkochte panden zijn meegenomen. De winstberekening is tijdens de controle gemaakt in samenspraak met de adviseur.

Hij bestrijdt dat sprake is geweest van bedrijfsmiddelen.

3.5. Belanghebbende concludeert tot vernietiging van de bestreden uitspraak en vermindering van de aanslag tot een berekend naar een belastbaar inkomen van ƒ 6.026. De Inspecteur concludeert tot bevestiging van de uitspraak op het bezwaarschrift.

4. Beoordeling van het geschil

4.1. Belanghebbende stelt dat met betrekking tot de in 1997 aangeschafte en daarna opgeknapte en in 1998 verkochte onroerende zaken [a-weg 2 en 3] sprake is geweest van normaal vermogensbeheer en dat het te dier zake gerealiseerde voordeel moet worden aangemerkt als onbelaste vermogenswinst. De Inspecteur stelt zich daarentegen primair op het standpunt dat het gerealiseerde voordeel moet worden aangemerkt als te zijn genoten uit de door belanghebbende en zijn medefirmant gedreven onderneming.

4.2. Het onderscheidend criterium in dezen is of de werkzaamheden naar hun aard, omvang en kwaliteit meer hebben bedragen dan bij vermogensbeheer gebruikelijk is, en of die werkzaamheden en de overige van belang zijnde feiten en omstandigheden nopen tot de conclusie dat de daarmee gerealiseerde voordelen zozeer samenhangen met een bestaande onderneming (of als zelfstandige onderneming moeten worden beschouwd) dat die voordelen uit die onderneming zijn genoten.

4.3. Het Hof acht aannemelijk dat bij belanghebbende en zijn medevennoot, toen zij de onderhavige onroerende zaken kochten, voor ogen stond hun eigen arbeidskracht, capaciteiten en ervaring als ondernemer, rendabel te maken. Belanghebbende heeft niet weersproken dat de aard van de verrichte werkzaamheden dezelfde was als de werkzaamheden die door hem en zijn medevennoot ook als ondernemer werden uitgeoefend. Belanghebbende heeft ter zitting verklaard dat de werkzaamheden aan de panden er toe hebben geleid dat de overige werkzaamheden in de onderneming onder druk kwamen te staan. Voorts is onweersproken dat de materialen die werden gebruikt ten behoeve van het opknappen van het pand aanvankelijk boekhoudkundig werden verwerkt als aangeschaft in het kader van de onderneming. Naar de Inspecteur stelt, en het Hof aannemelijk acht, heeft dit tot een voordeel geleid omdat aldus materialen tegen kostprijs konden worden verwerkt. Het Hof is van oordeel dat de activiteiten met betrekking tot de onderhavige panden hebben plaatsgevonden op een zodanige wijze en onder zodanige omstandigheden dat aan de daaruit genoten voordelen het karakter van winst uit door belanghebbende in vennootschappelijk verband gedreven onderneming moet worden verleend.

4.4. Belanghebbende heeft zich in het door hemzelf ingediende beroepschrift slechts op het standpunt gesteld dat het bij de verkoop genoten voordeel als onbelaste vermogenswinst moet worden aangemerkt. Ter zitting heeft de gemachtigde opgemerkt dat, zo sprake is van winst uit onderneming, gebruik gemaakt kan worden van de vervangingsreserve. De Inspecteur heeft dit bestreden.

4.5. Belanghebbende en [zijn medefirmant] hebben niet, voorafgaand aan de aankoop van de panden, geïnformeerd naar de mogelijkheden van kamerverhuur (of verhuur anderszins). Zij hebben geen enkel concreet en verifieerbaar gegeven overgelegd waaruit het voornemen tot verhuur kan worden afgeleid. Ook anderszins is zulks niet aannemelijk gemaakt. Zij hebben het pand, zelfs voordat het af was, weer verkocht. Naar het oordeel van het Hof maakt belanghebbende niet aannemelijk dat de panden, in het geval het voordeel als winst uit onderneming moet worden aangemerkt, zijn aangeschaft voor bedrijfsmatige verhuur en als bedrijfsmiddelen moesten worden aangemerkt. De vorming van een vervangingsreserve voor de onderhavige winst is derhalve niet mogelijk.

4.6. De gemachtigde heeft ter zitting opgemerkt dat hij wil aannemen dat de berekeningen van de Inspecteur, voor het geval sprake is van winst uit onderneming, kloppen. Voor dat geval is derhalve niet in geschil dat de aanslag tot een juist bedrag is opgelegd. De uitspraak van de Inspecteur moet worden bevestigd.

5. Proceskosten

Het Hof vindt geen termen aanwezig om de Inspecteur te veroordelen in de kosten die belanghebbende in verband met de behandeling van zijn beroep bij het Hof heeft moeten maken.

6. Beslissing

Het Gerechtshof:

- verklaart het beroep ongegrond;

- bevestigt de uitspraak van de Inspecteur waarvan beroep;

Aldus gedaan te Arnhem op 17 december 2002 door mr. J.P.M. Kooijmans, lid van de achtste enkelvoudige belastingkamer, in tegenwoordigheid van mr. J.J. Gankema als griffier.

(J.J. Gankema) (J.P.M. Kooijmans)

De beslissing is in het openbaar uitgesproken en afschriften zijn aangetekend per post verzonden op 17 december 2002

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de verzenddatum van deze uitspraak beroep in cassatie worden ingesteld bij de Hoge Raad der Nederlanden. Daarbij moet het volgende in acht worden genomen:

1. Het instellen van beroep in cassatie geschiedt door het indienen van een beroepschrift bij dit gerechtshof (zie voor het adres de begeleidende brief).

2. Bij het beroepschrift wordt een afschrift van de bestreden uitspraak overgelegd.

3. Het beroepschrift wordt ondertekend en bevat ten minste:

a. de naam en het adres van de indiener;

b. de dagtekening;

c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;

d. de gronden van het beroep in cassatie.

Voor het instellen van beroep is een griffierecht verschuldigd. Na het instellen van beroep in cassatie ontvangt u een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad. Indien u na een mondelinge uitspraak griffierecht hebt betaald ter verkrijging van de vervangende schriftelijke uitspraak van het gerechtshof, komt dit in mindering op het griffierecht dat is verschuldigd voor het indienen van beroep in cassatie.

In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.