Home

Gerechtshof Den Haag, 07-05-2014, ECLI:NL:GHDHA:2014:1540, 2200429713

Gerechtshof Den Haag, 07-05-2014, ECLI:NL:GHDHA:2014:1540, 2200429713

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Den Haag
Datum uitspraak
7 mei 2014
Datum publicatie
7 mei 2014
ECLI
ECLI:NL:GHDHA:2014:1540
Zaaknummer
2200429713

Inhoudsindicatie

poging tot doodslag in kringen van dakloze gebruikers van alcohol en/of drugs

De verdachte heeft, nadat hij zich gedurende geruime tijd beledigingen en bedreigingen van zijn kinderen door het latere slachtoffer heeft moeten laten welgevallen, zijn zelfbeheersing verloren en zich op de bewezenverklaarde wijze schuldig gemaakt aan poging tot doodslag.

Uitspraak

Rolnummer: 22-004297-13

Parketnummer: 09-818131-13

Datum uitspraak: 7 mei 2014

TEGENSPRAAK

Gerechtshof Den Haag

meervoudige kamer voor strafzaken

Arrest

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Den Haag van 27 september 2013 in de strafzaak tegen de verdachte:

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1975,

adres: [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen in eerste aanleg en het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep van dit hof van 23 april 2014.

Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.

Procesgang

In eerste aanleg is de verdachte ter zake van het primair, impliciet tweede alternatief, ten laste gelegde (poging zware mishandeling) veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 176 dagen, met aftrek van voorarrest, waarvan 30 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren en de bijzondere voorwaarde van verplicht reclasseringscontact.

De officier van justitie heeft tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:

hij op of omstreeks 20 april 2013 te Leiden ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk een persoon [slachtoffer] van het leven te beroven, althans zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet die [slachtoffer] meermalen, althans eenmaal, (met kracht) (met geschoeide voet) in/tegen het gezicht, althans het hoofd heeft geschopt en/of getrapt (terwijl die [slachtoffer] op de grond zat en/of lag), terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;

subsidiair, indien het vorenstaande niet tot een bewezenverklaring en/of een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:

hij op of omstreeks 20 april 2013 te Leiden opzettelijk een persoon (te weten [slachtoffer]), meermalen, althans eenmaal, (met kracht) in/tegen het gezicht, althans het hoofd heeft geschopt en/of getrapt (terwijl die [slachtoffer] op de grond zat en/of lag), waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden.

Het vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:

hij op 20 april 2013 te Leiden ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk een persoon [slachtoffer] van het leven te beroven, met dat opzet die [slachtoffer] meermalen, met kracht met geschoeide voet tegen het hoofd heeft geschopt terwijl die [slachtoffer] op de grond zat, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.

Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.

Bewijsvoering

Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.

In die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest vereist met de bewijsmiddelen dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit arrest zal worden gehecht.

Nadere bewijsoverweging

Het hof is met de advocaat-generaal van oordeel dat het bewezen verklaarde handelen van de verdachte (ten minste voorwaardelijk opzet op) een poging tot doodslag inhoudt en overweegt hiertoe als volgt.

Het hof komt op grond van de gebezigde bewijsmiddelen, waaronder de ter zitting getoonde – van uitstekende kwaliteit zijnde - camerabeelden, in onderlinge samenhang bezien, tot de vaststelling dat verdachte het slachtoffer [slachtoffer], terwijl deze op de grond zat, met zijn geschoeide voet drie keer heel hard tegen het hoofd, met al zijn vitale delen, heeft geschopt.

Verdachte heeft ontkend dat hij de bedoeling had [slachtoffer] letsel toe te brengen – laat staan, zo begrijpt het hof deze ontkenning, dat hij hem dood wilde schoppen. Het hof heeft geen aanwijzingen gevonden dat deze verklaring van verdachte niet juist is. Het hof neemt aan dat de verdachte niet het onvoorwaardelijk opzet heeft gehad om het slachtoffer te doden.

Vervolgens dient de vraag beantwoord te worden of verdachte voorwaardelijk opzet heeft gehad op de dood van het slachtoffer. Voorwaardelijk opzet op een bepaald gevolg – zoals hier de dood – is aanwezig indien de verdachte zich willens en wetens heeft blootgesteld aan de aanmerkelijke kans dat dat gevolg zal intreden, vgl. o.m. HR 29 september 2009, ECLI:NL:HR:2009:BI4736 en HR 13 september 2011, ECLI:NL:HR:2011:BP8856.

Naar het oordeel van het hof houdt naar algemene ervaringsregels het met geschoeide voet met zeer grote kracht meermalen schoppen tegen het hoofd van een persoon die op de grond zit, de aanmerkelijk kans in op het overlijden van die persoon. Uit het hiervoor beschreven handelen van de verdachte leidt het hof af dat hij deze aanmerkelijke kans ook bewust heeft aanvaard.

Gelet op het vorenstaande is het hof van oordeel dat de verdachte door zo te handelen welbewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard, dat het slachtoffer zou komen te overlijden, zodat het hof opzet in de zin van voorwaardelijk opzet bewezen acht.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het primair bewezen verklaarde levert op:

poging tot doodslag.

BESLISSING