Gerechtshof Den Haag, 25-06-2014, ECLI:NL:GHDHA:2014:2164, 2200043314
Gerechtshof Den Haag, 25-06-2014, ECLI:NL:GHDHA:2014:2164, 2200043314
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Den Haag
- Datum uitspraak
- 25 juni 2014
- Datum publicatie
- 25 juni 2014
- ECLI
- ECLI:NL:GHDHA:2014:2164
- Zaaknummer
- 2200043314
Inhoudsindicatie
Vrijspraak van het plegen van ontuchtige handelingen
Uitspraak
Rolnummer: 22-000433-14
Parketnummer: 09-711768-12
Datum uitspraak: 25 juni 2014
TEGENSPRAAK
Gerechtshof Den Haag
meervoudige kamer voor strafzaken
Arrest
gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de meervoudige kamer in de rechtbank Den Haag van 23 januari 2014 in de strafzaak tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1985,
[adres].
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep van dit hof van 11 juni 2014.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen namens de verdachte naar voren is gebracht.
Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte van het onder 2 ten laste gelegde vrijgesproken. De verdachte is ter zake van het onder 1 en 3 ten laste gelegde veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 40 uren, subsidiair 20 dagen hechtenis, met aftrek van voorarrest.
De officier van justitie heeft tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Ter terechtzitting van 11 juni 2014 is het openbaar ministerie niet-ontvankelijk verklaard in de vervolging terzake van het aan de verdachte onder 1 en 3 tenlastegelegde. Voor deze beslissing verwijst het hof naar het proces-verbaal van die terechtzitting.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is – na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting in hoger beroep en voor zover thans nog aan het oordeel van het hof onderworpen - ten laste gelegd dat:
2.
Hij, als leraar van [onderwijsinstelling] te ’s-Gravenhage op een of meerdere tijdstippen in de periode van 1 juli 2009 tot en met 16 november 2011 te 's-Gravenhage ontucht heeft gepleegd met de aan zijn zorg, opleiding, en/of waakzaamheid toevertrouwde minderjarige, [slachtoffer], geboren op [geboortedatum] 1993, door -:
- met die [slachtoffer] te (tong)zoenen, en/of;
- de naakte vagina en/of billen en/of borsten, althans het naakte lichaam van die [slachtoffer] te strelen/betasten, en/of;
- zijn, verdachtes penis, althans zijn naakte lichaam te laten strelen/betasten door die [slachtoffer], en/of;
- zijn, verdachtes, penis, in de vagina van die [slachtoffer] te brengen.
en/of
hij, als leraar van [onderwijsinstelling] te ’s-Gravenhage op een of meerdere tijdstippen in de periode van 1 juli 2009 tot en met 16 november 2009 te 's-Gravenhage buiten echt een of meer ontuchtige handelingen heeft gepleegd met de aan zijn zorg, opleiding, en/of waakzaamheid toevertrouwde minderjarige, [slachtoffer], geboren op [geboortedatum] 1993,
door met die [slachtoffer] te te(tong)zoenen;
- de naakte vagina en/of billen en/of borsten, althans het naakte lichaam van die [slachtoffer] te strelen/betasten, en/of;
- zijn, verdachtes penis, althans zijn naakte lichaam te laten strelen/betasten door die [slachtoffer], en/of;
- zijn, verdachtes, penis, in de vagina van die [slachtoffer]te brengen.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd en dat de verdachte ter zake van het onder 2 ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 120 uren, subsidiair 60 dagen hechtenis, met aftrek van voorarrest. De advocaat-generaal heeft voorts gevorderd dat aan de verdachte een voorwaardelijke gevangenisstraf zal worden opgelegd voor de duur van 3 maanden, met een proeftijd van twee jaren en dat aan de verdachte de bijzondere voorwaarde zal worden opgelegd dat hij zich dient te houden aan het verbod tot het uitoefenen van het beroep van docent gedurende vijf jaren.
Vrijspraak van feit 2
De raadsman heeft zich ter zitting op het standpunt gesteld dat - zakelijk weergegeven - verdachte moet worden vrijgesproken van het onderdeel dat [slachtoffer] aan zijn zorg, opleiding of waakzaamheid is toevertrouwd.
Het hof heeft aan de hand van de stukken in het dossier en het verhandelde ter terechtzitting in hoger beroep vastgesteld dat verdachte en [slachtoffer] elkaar in maart 2009 voor het eerst hebben ontmoet tijdens het open-podium, een door de school georganiseerde activiteit. Op dat moment was sprake van een leraar – leerling relatie. Het hof overweegt daarbij dat het de rol die ieder van de betrokkenen in schoolverband speelde was die hen als deelnemer aan het open-podium samenbracht. Daaraan doet niet af dat de sfeer tijdens het open-podium door de deelnemers anders werd ervaren. Daarna is verdachte niet meer als docent van [slachtoffer] opgetreden. Hij bleef echter nog wel leraar aan de [onderwijsinstelling] waar [slachtoffer] leerling was. Het Hof is van oordeel dat in de eerdere ontmoeting tijdens het open-podium een omstandigheid is gelegen waardoor er ook in de periode dat verdachte niet als docent van [slachtoffer] optrad wel sprake was van een leraar-leerling relatie en [slachtoffer] daarmee dus wel aan zijn zorg, opleiding of waakzaamheid was toevertrouwd.
Het hof heeft echter vastgesteld dat uitsluitend voor het onder 2 ten laste gelegde tongzoenen voldoende wettig bewijs voorhanden is. Volgens [slachtoffer] hebben de verdachte en zij vier maanden na het open-podium voor het eerst met elkaar gezoend. In de tussentijd heeft zich een ontwikkeling voorgedaan in het vertrouwen over en weer. Gelet hierop en op de leeftijd van de wederzijds betrokkenen ten tijde van deze tongzoen is het hof van oordeel dat een zo betrekkelijk weinig ingrijpende gedraging van deze personen tussen wie een zekere vertrouwdheid was ontstaan in de omstandigheden van dit geval niet in strijd is met de sociaal ethische norm, zodat naar het oordeel van het hof geen sprake is van een ontuchtige handeling en de verdachte van het onder 2 tenlastegelegde derhalve behoort te worden vrijgesproken.