Home

Gerechtshof Den Haag, 19-08-2014, ECLI:NL:GHDHA:2014:2758, 2200009214

Gerechtshof Den Haag, 19-08-2014, ECLI:NL:GHDHA:2014:2758, 2200009214

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Den Haag
Datum uitspraak
19 augustus 2014
Datum publicatie
19 augustus 2014
ECLI
ECLI:NL:GHDHA:2014:2758
Zaaknummer
2200009214

Inhoudsindicatie

De verdachte wordt vrijgesproken van poging tot zware mishandeling en bedreiging van twee politieambtenaren in de nacht van oud en nieuw 2014 te Rotterdam.

Uitspraak

Rolnummer: 22-000092-14

Parketnummer: 10-661001-14

Datum uitspraak: 19 augustus 2014

TEGENSPRAAK

Gerechtshof Den Haag

meervoudige kamer voor strafzaken

Arrest

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Rotterdam van 3 januari 2014 in de strafzaak tegen de verdachte:

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1972,

[adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek

op de terechtzitting in hoger beroep van dit hof van 5 augustus 2014.

Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.

De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, dat de verdachte van het primair ten laste gelegde zal worden vrijgesproken en ter zake van het subsidiair ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 3 maanden met aftrek van voorarrest.

Procesgang

In eerste aanleg is de verdachte ter zake van het primair ten laste gelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 10 maanden, waarvan 4 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren en bijzondere voorwaarden als weergegeven in het vonnis waarvan beroep, met aftrek van voorarrest.

Namens de verdachte is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:

hij op of omstreeks 01 januari 2014 te Rotterdam ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan één of meerdere perso(o)n(en), te weten [aangever 1] en/of [aangever 2], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet een fles (bier), althans een hard (glazen) voorwerp naar het/de hoofd(en), althans in de richting van die [aangever 1] en/of [aangever 2]

te gooien, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;


subsidiair:hij op of omstreeks 01 januari 2014 te Rotterdam

[aangever 1] en/of [aangever 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend een fles (bier), althans een hard (glazen) voorwerp naar, althans in de richting van die [aangever 1] en/of [aangever 2] gegooid.

Het vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven, omdat het hof zich daarmee niet verenigt.

Vrijspraak

In de nacht van oud en nieuw 2014 bevinden zich politieambtenaren bij een café in Rotterdam in verband met een melding van een vechtpartij aldaar. Kort nadat de vechtpartij was beëindigd staan twee politieambtenaren, in uniform en naast elkaar, met een aantal andere personen nog op het trottoir voor het café, op

een afstand van ongeveer twee meter van de ingang van het café. Op enig moment wordt vanuit de deuropening van het café een - naar later bleek halfvol - bierflesje in de richting van deze politieambtenaren gegooid. Mede op grond van zijn eigen verklaring gaat het hof ervan uit dat de verdachte het bierflesje heeft gegooid. Niet blijkt dat de verdachte daarbij iets heeft gezegd of geroepen.

Aan de verdachte is primair poging tot zware mishandeling ten laste gelegd en subsidiair bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht althans met zware mishandeling.

Ten aanzien van het primair ten laste gelegde

De verdachte heeft steeds ontkend dat hij de politieambtenaren iets heeft willen aandoen. De advocaat-generaal heeft gevorderd en de raadsvrouw heeft bepleit dat de verdachte van het primair ten laste gelegde zal respectievelijk dient te worden vrijgesproken.

Uit de ter terechtzitting in hoger beroep getoonde camerabeelden blijkt dat één van de politieagenten het flesje - kennelijk - ziet naderen en opzij springt en

dat de andere politieagente blijft staan. Voorts blijkt uit die beelden dat het bierflesje in een boogje werd gegooid en voor de voeten van de politieagente, die was blijven staan, op de grond terecht is gekomen.

Aldus valt uit de camerabeelden niet af te leiden dat de verdachte het bierflesje met kracht gegooid heeft en evenmin dat hij het in de richting van de hoofden van de twee politieagenten of het hoofd van één van hen heeft gegooid. Gelet op deze feitelijke gang van zaken is het hof met de raadsvrouw en de advocaat-generaal van oordeel dat niet bewezen is dat de verdachte opzet, al dan niet in voorwaardelijke zin, had op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel aan de aangeefsters of aan één van hen.

Ten aanzien van het subsidiair ten laste gelegde

Het hof is anders dan de advocaat-generaal, van oordeel dat het subsidiair ten laste gelegde evenmin bewezen is. Voor een veroordeling ter zake van bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht dan wel met zware mishandeling is vereist dat de bedreiging van dien aard is en onder zodanige omstandigheden is geschied dat bij de bedreigde de redelijke vrees kon ontstaan dat hij

het leven zou kunnen verliezen dan wel zwaar lichamelijk letsel zou kunnen oplopen en dat het opzet van de verdachte daarop was gericht. Gelet op hetgeen in het voorgaande is overwogen omtrent de handelwijze van de verdachte is het hof van oordeel dat het handelen van de verdachte niet van dien aard was dat bij aangeefsters de redelijke vrees kon ontstaan dat het flesje hen op zodanige wijze zou kunnen raken dat zij het leven zouden kunnen verliezen dan wel zwaar lichamelijk letsel zouden kunnen oplopen.

Naar het oordeel van het hof is derhalve niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan de verdachte primair en subsidiair is ten laste gelegd, zodat de verdachte daarvan behoort te worden vrijgesproken.

BESLISSING