Home

Gerechtshof Den Haag, 08-10-2014, ECLI:NL:GHDHA:2014:3211, 12-00606_12-00625

Gerechtshof Den Haag, 08-10-2014, ECLI:NL:GHDHA:2014:3211, 12-00606_12-00625

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Den Haag
Datum uitspraak
8 oktober 2014
Datum publicatie
8 januari 2015
ECLI
ECLI:NL:GHDHA:2014:3211
Formele relaties
Zaaknummer
12-00606_12-00625

Inhoudsindicatie

Tussen partijen is in geschil of de navorderingsaanslagen rechtsgeldig zijn opgelegd, welke vraag belanghebbende ontkennend beantwoordt en de Inspecteur bevestigend. Voorts is de hoogte van de opgelegde verhogingen en vergrijpboetes in geschil.

Uitspraak

GERECHTSHOF DEN HAAG

Team Belastingrecht

meervoudige kamer

nummers BK-12/00606 tot en met BK-12/00625

Uitspraak d.d. 8 oktober 2014

in het geding tussen:

[X] te [Z], belanghebbende,

en

de directeur van de Belastingdienst/Rijnmond, de Inspecteur,

inzake het hoger beroep van belanghebbende tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag van 27 juni 2012, nummers AWB 11/6214 tot en met AWB 11/6217, AWB 11/6219 tot en met AWB 11/6226, AWB 11/6228, AWB 11/6230 tot en met AWB 11/6235, AWB 11/6237 betreffende na te melden aan belanghebbende opgelegde navorderingsaanslagen, verhogingen, boetebeschikkingen en beschikkingen heffingsrente en verzoek om schadevergoeding

alsmede

de Staat, de minister van Veiligheid en Justitie te Den Haag, de Minister,

op het verzoek van belanghebbende tot het toekennen van na te melden immateriële schadevergoeding.

Navorderingsaanslagen, verhogingen, boetebeschikkingen, beschikkingen heffingsrente, bezwaar en geding in eerste aanleg

1.1.

De Inspecteur heeft op 31 december 2004 aan belanghebbende een navorderingsaanslag in de inkomstenbelasting en de premie volksverzekeringen voor het jaar 1992 en een navorderingsaanslag in de vermogensbelasting voor het jaar 1993 opgelegd. Beide navorderingsaanslagen zijn verhoogd met honderd percent van de nagevorderde belasting, van welke verhogingen de Inspecteur geen kwijtschelding heeft verleend. Tevens is bij gelijktijdig genomen beschikking heffingsrente in rekening gebracht.

1.2.

Op 14 december 2005 heeft de Inspecteur aan belanghebbende een navorderingsaanslag in de inkomstenbelasting en de premie volksverzekeringen voor het jaar 1993 en een navorderingsaanslag in de vermogensbelasting voor het jaar 1994 opgelegd. Beide navorderingsaanslagen zijn verhoogd met 100 percent van de nagevorderde belasting, van welke verhogingen de Inspecteur een kwijtschelding van 50 percent heeft verleend. Tevens is bij gelijktijdig genomen beschikking heffingsrente in rekening gebracht.

1.3.

De Inspecteur heeft op 15 december 2006 aan belanghebbende navorderingsaanslagen in de inkomstenbelasting en de premie volksverzekeringen voor de jaren 1994 tot en met 2002 opgelegd. Voorts heeft hij op 28 december 2006 een (definitieve) aanslag in de inkomstenbelasting en de premie volksverzekeringen voor het jaar 2003 opgelegd. De navorderingsaanslagen voor de jaren 1994 tot en met 1997 zijn telkens verhoogd met 100 percent van de nagevorderde belasting, van welke verhogingen de Inspecteur kwijtschelding van 50 percent heeft verleend. Bij de (navorderings-)aanslagen voor de jaren 1998 tot en met 2003 zijn vergrijpboetes van 50 percent opgelegd.

Tevens heeft de Inspecteur op15 december 2006 aan belanghebbende navorderingsaanslagen vermogensbelasting voor de jaren 1995 tot en met 2000 opgelegd. De navorderingsaanslagen voor de jaren 1995 tot en met 1998 zijn telkens verhoogd met 100 percent van de nagevorderde belasting, van welke verhogingen de Inspecteur een kwijtschelding van 50 percent heeft verleend. Met betrekking tot de navorderingsaanslagen voor de jaren 1999 en 2000 zijn bij gelijktijdig genomen beschikkingen vergrijpboetes van 50 percent opgelegd.

1.4.

Belanghebbende heeft tegen de navorderingsaanslagen, verhogingen, boetebeschikkingen en beschikkingen heffingsrente bezwaar gemaakt.

1.5.

Bij uitspraken op bezwaar van 24 juni 2011 heeft de Inspecteur de (navorderings-) aanslagen in de inkomstenbelasting en de premie volksverzekeringen voor de jaren 1993, 1994, 1996 tot en met 2003 en de in deze (navorderings-)aanslagen begrepen verhogingen en vergrijpboetes en heffingsrenten, gehandhaafd. Bij uitspraken op bezwaar van 22 juli 2011 heeft de Inspecteur de navorderingsaanslagen in de inkomstenbelasting en de premie volksverzekeringen voor de jaren 1992 en 1995, alsmede de navorderingsaanslagen in de vermogensbelasting voor de jaren 1993 tot en met 2000, en de in deze navorderingsaanslagen begrepen verhogingen en vergrijpboetes en heffingsrenten, verminderd.

1.6.

Belanghebbende heeft tegen de uitspraken op bezwaar beroep bij de rechtbank ingesteld. De rechtbank heeft bij de bestreden - in één geschrift vervatte - uitspraken het volgende beslist, waarbij de rechtbank belanghebbende als eiseres en de Inspecteur als verweerder heeft aangeduid:

“De rechtbank:

- verklaart de beroepen, voor zover die zijn gericht tegen de in de navorderingsaanslagen begrepen verhogingen en vergrijpboetes, gegrond;

- verklaart de beroepen voor het overige ongegrond;

- vernietigt de uitspraken op bezwaar, voor zover deze betrekking hebben op de in de navorderingsaanslagen begrepen verhogingen en vergrijpboetes en de proceskosten in bezwaar;

- draagt verweerder op de verhogingen en vergrijpboetes met 20% te verminderen;

- bepaalt dat deze uitspraak in zoverre in de plaats treedt van de vernietigde besluiten;

- veroordeelt verweerder in de proceskosten tot een bedrag van € 1.914,75 te betalen aan eiser;

- veroordeelt verweerder tot betaling aan eiser van een schadevergoeding van € 3.000;

- draagt verweerder op het totaal betaalde griffierecht van € 82 aan eiser te vergoeden.”

Loop van het geding in hoger beroep

2.1.

Belanghebbende heeft tegen de uitspraken van de rechtbank hoger beroep ingesteld. Van belanghebbende is in hoger beroep een griffierecht geheven van in totaal € 115 voor de behandeling van alle zaken. De Inspecteur heeft een verweerschrift ingediend en daarbij incidenteel hoger beroep ingesteld. Belanghebbende heeft in het principaal hoger beroep een conclusie van repliek ingediend en het incidenteel hoger beroep beantwoord. Vervolgens heeft de Inspecteur een conclusie van dupliek ingediend in het principaal hoger beroep en een conclusie van repliek in het incidenteel hoger beroep. Belanghebbende heeft in het principaal hoger beroep een nader stuk ingediend en in het incidenteel hoger beroep een conclusie van dupliek.

2.2.

Het Hof heeft voorafgaande aan de mondelinge behandeling nadere stukken ontvangen van belanghebbende waarvan een afschrift is gezonden aan de Inspecteur. De mondelinge behandeling van de zaken heeft plaatsgehad ter zitting van het Hof van 6 november 2013, gehouden te Den Haag. Aldaar zijn beide partijen verschenen.

2.3.

Ter zitting zijn de zaken van belanghebbende met de kenmerknummers BK‑12/00606 tot en met BK-12/00625 gezamenlijk behandeld. Al hetgeen is aangevoerd en overgelegd in een van deze zaken geldt eveneens als te zijn aangevoerd en overgelegd in de andere zaken. Van het verhandelde ter zitting is door de griffier één proces-verbaal opgemaakt.

2.4.

Na de sluiting van het onderzoek ter zitting heeft het Hof het onderzoek van de zaak heropend en heeft vervolgens tussen het Hof en partijen een briefwisseling plaatsgevonden.

Een nadere mondelinge behandeling van de zaak heeft plaatsgehad ter zitting van het Gerechtshof van 27 augustus 2014, gehouden te Den Haag. Belanghebbende heeft voorafgaand aan de zitting nadere stukken ingediend waarvan een afschrift aan de Inspecteur is gezonden. Partijen zijn verschenen. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt.

Vaststaande feiten

Omschrijving geschil in hoger beroep en standpunten van partijen

Conclusies van partijen

Oordeel van de rechtbank

Beoordeling van het hoger beroep

Proceskosten en griffierecht

Beslissing