Home

Gerechtshof Den Haag, 24-03-2015, ECLI:NL:GHDHA:2015:1397, 2200285214

Gerechtshof Den Haag, 24-03-2015, ECLI:NL:GHDHA:2015:1397, 2200285214

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Den Haag
Datum uitspraak
24 maart 2015
Datum publicatie
5 juni 2015
ECLI
ECLI:NL:GHDHA:2015:1397
Zaaknummer
2200285214

Inhoudsindicatie

De verdachte heeft zich samen met twee anderen schuldig gemaakt aan mensenhandel ten aanzien van de destijds achttienjarige [persoon 1].

Het hof veroordeelt de verdachte tot een taakstraf voor de duur van 240 (tweehonderdveertig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door 120 (honderdtwintig) dagen hechtenis, alsmede tot een gevangenisstraf voor de duur van 300 (driehonderd) dagen, met aftrek van voorarrest, waarvan 160 (honderdzestig) dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren.

Uitspraak

Rolnummer: 22-002852-14

Parketnummer: 10-750198-13

Datum uitspraak: 24 maart 2015

TEGENSPRAAK

Gerechtshof Den Haag

meervoudige kamer voor strafzaken

Arrest

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Rotterdam van 26 juni 2014 in de strafzaak tegen de verdachte:

[verdachte],

geboren op [dag] 1994 te [plaats] (Nederlandse Antillen),

adres: [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep van dit hof van 10 maart 2015.

Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.

Procesgang

In eerste aanleg is de verdachte ter zake van het ten laste gelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 10 maanden, met aftrek van voorarrest. Voorts is beslist omtrent de vordering van de benadeelde partij, als nader omschreven in het vonnis waarvan beroep.

Namens de verdachte is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:

hij in of omstreeks de periode van 24 september 2012 tot en met 21 december 2012 te Rotterdam en/of Puttershoek en/of Etten-Leur en/of Heemskerk en/of Barendrecht, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, [persoon 1] door dwang en/of geweld en/of één (of meer andere) feitelijkhe(i)d(en) en/of door dreiging met geweld en/of één (of meer andere) feitelijkhe(i)d(en) en/of door misleiding en/of door misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht en/of door misbruik van een kwetsbare positie, heeft/hebben geworven en/of vervoerd en/of overgebracht en/of gehuisvest en/of opgenomen met het oogmerk van uitbuiting van die [persoon 1]

en/of

[persoon 1] heeft/hebben gedwongen en/of bewogen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van (seksuele) diensten en/of enige handeling(en) heeft/hebben ondernomen waarvan zij, verdachte, en/of haar mededader(s) wist(en) of redelijkerwijs moest(en) vermoeden dat die [persoon 1] zich daardoor beschikbaar zou stellen tot het verrichten van (seksuele) diensten,

immers heeft/hebben hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) meermalen, althans eenmaal (telkens) enige handeling(en) ondernomen, welke handeling(en) bestond(en) uit het

- ( telefonisch) onderhouden van contacten met mededaders en/of klanten/ prostituanten en/of

- kopen en/of ter beschikking stellen van (een) telefoon(s) en/of condooms en/of lingerie en/of schoenen voor/aan die [persoon 1] en/of

- onderbrengen in één/of meer woning(en)/plaats(en) voor het verrichten van seksuele diensten en/of

- ( laten) brengen en/of begeleiden van die [persoon 1] naar één of meer kamer(s) en/of pand(en) alwaar seksuele diensten door die [persoon 1] werden verricht en/of

- ( daarbij) onder toezicht/controle (laten) houden van die [persoon 1] en/of

- het beperken van de bewegingsvrijheid en/of van de communicatiemogelijkheden van die [persoon 1] en/of

- afnemen van het identiteitsbewijs van die [persoon 1] en/of

- [ persoon 1] dwingen een misleidende brief te schrijven aan haar ouder(s)

en/of

hij in of omstreeks de periode van 24 september 2012 tot en met 21 december 2012 te Rotterdam en/of Puttershoek en/of Etten-Leur en/of Heemskerk en/of Barendrecht tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, meermalen, althans éénmaal, (telkens) opzettelijk voordeel heeft getrokken uit de uitbuiting van de door [persoon 1] verrichte (seksuele) diensten.

Het vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:

hij in of omstreeks de periode van 24 september 9 december 2012 tot en met 21 14 december 2012 te Rotterdam en/of Puttershoek en/of Etten-Leur en/of Heemskerk en/of Barendrecht, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, [persoon 1] door dwang en/of geweld en/of één (of meer andere) feitelijkhe(i)d(en) en/of door dreiging met geweld en/of één (of meer andere) feitelijkhe(i)d(en) en/of door misleiding en/of door misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht en/of door misbruik van een kwetsbare positie, heeft/hebben geworven en/of vervoerd en/of overgebracht en/of gehuisvest en/of opgenomen met het oogmerk van uitbuiting van die [persoon 1]

en/of

[persoon 1] met de hierboven genoemde middelen heeft/hebben gedwongen en/of bewogen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van (seksuele) diensten en/of enige handeling(en) heeft/hebben ondernomen waarvan zhij, verdachte, en/of haar zijn mededader(s) wist(en) of redelijkerwijs moest(en) vermoeden dat die [persoon 1] zich daardoor beschikbaar zou stellen tot het verrichten van (seksuele) diensten,

immers heeft/hebben hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) meermalen, althans eenmaal (telkens) enige handeling(en) ondernomen, welke handeling(en) bestond(en) uit het

- ( telefonisch) onderhouden van contacten met mededaders en/of klanten/ prostituanten en/of

- kopen en/of ter beschikking stellen van (een) telefoon(s) en/of condooms en/of lingerie en/of schoenen voor/aan die [persoon 1] en/of

- onderbrengen in een één /of meer woning(en)/plaats(en) voor het verrichten van seksuele diensten en/of

- ( laten) brengen en/of begeleiden van die [persoon 1] naar één of meer kamer(s) en/of pand(en) plaatsen alwaar seksuele diensten door die [persoon 1] werden verricht en/of

- ( daarbij) onder toezicht/controle (laten) houden van die [persoon 1] en/of

- het beperken van de bewegingsvrijheid en/of van de communicatiemogelijkheden van die [persoon 1] en/of

- afnemen van het identiteitsbewijs van die [persoon 1] en/of

- [persoon 1] dwingen een misleidende brief te schrijven aan haar ouder(s).

Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.

Bewijsvoering

Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.

In die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest vereist met de bewijsmiddelen dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit arrest zal worden gehecht.

Nadere bewijsmotiveringen

De raadsman heeft ter terechtzitting in hoger beroep

– overeenkomstig zijn overgelegde en in het dossier gevoegde pleitnotities – aangevoerd dat de verdachte dient te worden vrijgesproken van het aan hem ten laste gelegde.

De raadsman heeft zich primair op het standpunt gesteld dat de verklaringen van de aangeefster onbetrouwbaar zijn, nu zij op een aantal essentiële punten wisselend en inconsistent heeft verklaard en er ook overigens geen bewijs aanwezig is dat haar verklaringen ondersteunt. Subsidiair heeft de raadsman zich op het standpunt gesteld dat de verdachte niet als medepleger kan worden aangemerkt, nu er geen sprake is van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking met een ander of anderen. Niet is gebleken dat de verdachte wist van een uitbuitings-situatie en dat hij daartoe handelingen heeft verricht. Er was aldus geen sprake van dubbel opzet, aldus de raadsman.

Het hof overweegt dienaangaande als volgt.

Verweer inzake de betrouwbaarheid van de verklaringen van de aangeefster

Het hof stelt vast dat de aangeefster vijf keer is gehoord bij de politie en één keer bij de rechter-commissaris. Haar verklaringen zijn steeds op voor het bewijs essentiële onderdelen consistent. Nu de door het hof voor het bewijs gebruikte verklaringen van aangeefster met betrekking tot de ten laste gelegde mensenhandel voldoende steun vinden in de overige, zich in het dossier bevindende, stukken (waaronder de verklaringen van getuige [G 1], getuige [G 2], getuige [G 3], het proces-verbaal inzake de bevindingen op 10 december 2012 (zie hierna noot 15) en de historische gegevens van de mobiele telefoons van aangeefster alsmede van de mededaders en de verdachte) en naar ’s hofs oordeel evenmin feiten en omstandigheden aannemelijk zijn geworden op grond waarvan aan de juistheid van haar verklaringen moet worden getwijfeld, verwerpt het hof dit verweer van de raadsman en bezigt het hof haar verklaringen onverkort tot het bewijs.

Verweer inzake het medeplegen

Ten aanzien van het verweer dat de verdachte geen medepleger is geweest, overweegt het hof als volgt.

Het is vaste rechtspraak dat in het geval van medeplegen de voorwaarden voor aansprakelijkstelling vooral inhouden dat sprake moet zijn geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking met een ander of anderen. Er moet sprake zijn van een intellectuele en/of materiële bijdrage aan het delict van de verdachte van voldoende gewicht. Een wezenlijke bijdrage wordt derhalve vereist. Aan die samenwerking kan in de praktijk op verschillende manieren invulling worden gegeven. Niet noodzakelijk is dat medeplegers een zelfde rol of de zelfde gedragingen verrichten. Het kernverwijt bij medeplichtigheid is ‘het bevorderen en/of vergemakkelijken van een door een ander begaan misdrijf’. Bij de vorming van het oordeel dat sprake is van de voor medeplegen vereiste nauwe en bewuste samenwerking, kan rekening worden gehouden met onder meer de intensiteit van de samenwerking, de onderlinge taakverdeling, de uitvoering van het delict en het belang van de rol van de verdachte en diens of dier aanwezigheid op belangrijke momenten.1

Op grond van het verhandelde ter terechtzitting en de zich in het procesdossier bevindende stukken stelt het hof de volgende feiten en omstandigheden vast.

Op 9 december 2012 is de aangeefster door de mededaders [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] naar de woning van de verdachte gebracht. Aldaar heeft de aangeefster ongeveer anderhalf uur verbleven voordat zij weer werd opgehaald door [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2]. Vervolgens zijn [medeverdachte 1], [medeverdachte 2], de verdachte en de aangeefster naar hotel Heemraad in Rotterdam gegaan. De aangeefster kreeg kamernummer 8. [medeverdachte 1] en de verdachte kwamen kijken hoe de kamer was. Hierna gingen [medeverdachte 1], [medeverdachte 2] en de verdachte weer samen weg. [medeverdachte 1] had tegen de aangeefster gezegd dat zij in het hotel moest blijven.2

Op 10 december 2012 heeft de aangeefster laat in de avond met een andere prostituee die ook in het hotel verbleef, genaamd [naam], een trio gehad met een vaste klant van het hotel. [medeverdachte 1], [medeverdachte 2] en de verdachte hebben die hele nacht in de auto voor het hotel gewacht totdat die klant de volgende ochtend had betaald aan [medeverdachte 2].3

Op 11 december 2012 deelde [medeverdachte 2] in bijzijn van [medeverdachte 1] en de verdachte aan de aangeefster mede dat zij harder moest werken.4 Die dag is de aangeefster door [medeverdachte 1], [medeverdachte 2] en de verdachte naar een klant gebracht. Zij heeft het geld voor het werk aan [medeverdachte 1] gegeven. In de avond had de aangeefster een andere klant in hotel Heemraad. De klant heeft aan [medeverdachte 2] betaald.5

Op 12 december 2012 hebben [medeverdachte 1], [medeverdachte 2] en de verdachte de aangeefster opgehaald bij hotel Heemraad en zijn zij tezamen naar een klant in Amsterdam gereden, waarvan later is gebleken dat het in Heemskerk was.6 Eenmaal aangekomen ging de aangeefster bij de klant naar binnen en bleven [medeverdachte 1], [medeverdachte 2] en de verdachte op de parkeerplaats wachten. Het geld voor de verrichten diensten ging naar [medeverdachte 2]. Hierna werd de aangeefster door [medeverdachte 1], [medeverdachte 2] en de verdachte naar twee andere klanten gebracht in Rotterdam. De aangeefster is hierna door [medeverdachte 1], [medeverdachte 2] en de verdachte weer teruggebracht bij hotel Heemraad. De aangeefster heeft het geld aan [medeverdachte 2] gegeven.7

Op 13 december 2012 werd de aangeefster door [medeverdachte 1], [medeverdachte 2] en de verdachte weer opgehaald bij hotel Heemraad. In de nacht die daarop volgde heeft de aangeefster nog een klant gehad. In de ochtend is de aangeefster door [medeverdachte 1], [medeverdachte 2] en de verdachte vervolgens afgezet bij een klant in Etten-Leur. [medeverdachte 1], [medeverdachte 2] en de verdachte zijn toen teruggegaan naar Rotterdam. Hierna zag de aangeefster haar kans schoon om te vluchten.8

De aangeefster heeft gedurende 9 tot en met 14 december 2012 gebruik gemaakt van een werktelefoon waarin de naam [A] was opgeslagen. [A] betrof de verdachte.9 De verdachte regelde veel klanten via internet.10 Dat deed de verdachte in de auto van [medeverdachte 1] op eigen initiatief en soms op verzoek van mededaders [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2].11

De verdachte heeft bevestigd dat hij meermalen met [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] en de aangeefster is meegereden als de aangeefster ergens naar toe moest worden gebracht.12 Tegenover de politie heeft hij verklaard dat hij wist dat ze naar klanten werd gebracht.13

Ook heeft de verdachte verklaard dat hij wist dat de aangeefster niet blij was over hoe ze thuis behandeld werd, dat ze niet vaak weg mocht en dat ze geen vrijheid had.14

Uit een proces-verbaal van bevindingen volgt dat de politie op 10 december 2012 tussen 03.30 uur en 03.45 uur een auto komende uit de richting van de Puttershoek heeft staande gehouden. In deze auto zaten [medeverdachte 1], [medeverdachte 2], de verdachte en de aangeefster. De verbalisant zag dat de aangeefster in elkaar gedoken zat, met haar gezicht naar beneden keek en de verbalisanten niet aankeek terwijl zij vragen beantwoordde op de vragen die zij haar stelden. Vanwege het non-verbale gedrag van de aangeefster kregen de verbalisanten de indruk dat zij niet uit vrije wil in de auto van [medeverdachte 1] was gestapt.15 Deze onvrijwilligheid blijkt ook uit de verklaring van twee klanten die zeggen dat bij hun de indruk is ontstaan dat de aangeefster het prostitutiewerk tegen haar zin deed dan wel werd gedwongen, omdat ze telkens werd gecontroleerd.16

Uit politieonderzoek is gebleken dat het telefoonnummer [nummer] in de periode december 2012 in gebruik was bij de verdachte. Voorts is uit onderzoek gebleken dat het telefoonnummer van de verdachte op 13 december 2013 tussen 2:16 uur en 3:52 uur veelvuldig de zendmast aan de [straat] in Rotterdam aanstraalde, hetgeen zich op circa 200 meter afstand bevindt van het hotel Heemraad in Rotterdam. [G 4], die werkzaam was in het hotel, heeft de verdachte herkend als de vriend van het slachtoffer.17 Het hof stelt vast dat het telefoonnummer van de verdachte in en vlak voor genoemde periode tien keer contact heeft met het telefoonnummer van getuige/klant [G 5].18 Voorts heeft het telefoonnummer van verdachte op 13 december 2012 contact gehad met het telefoonnummer van de getuige/klant [G 2].19 De verdachte heeft hierover verklaard bij de politie dat met zijn telefoon via de WhatsApp contact is geweest met deze klant in Etten-Leur.20

Gelet op de inhoud van voormelde gebezigde bewijsmiddelen heeft de verdachte naar het oordeel van het hof ten aanzien van de bewezenverklaarde gedragingen dusdanig bewust en nauw samengewerkt met mededaders [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] dat sprake is van medeplegen als bedoeld in artikel 47 van het Wetboek van Strafrecht. Immers, de verdachte was in de bewezenverklaarde periode voortdurend aanwezig, hij leverde daarbij een actieve bijdrage door via zijn telefoon afspraken te maken met klanten, aangeefster heeft gedurende enige tijd in zijn woning gewacht, waarna zij door verdachte en zijn mededaders [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] naar hotel Heemraad is gebracht en ondergebracht, hij vervoerde samen met zijn mededaders [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] de aangeefster van en naar klanten en hij wachtte samen met zijn mededaders totdat de aangeefster klaar was met het verrichten van haar diensten bij klanten. Dat het initiatief voor de bewezenverklaarde handelingen niet bij de verdachte maar bij de mededaders heeft gelegen, doet aan het optreden van de verdachte niet af.

Door in de bewezenverklaarde periode voortdurend met de medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] op te trekken heeft hij hun overwicht getalsmatig versterkt en de aangeefster in een nog kwetsbaarder positie gebracht dan waarin zij zich reeds bevond.

Het hof concludeert dan ook dat er sprake was van medeplegen en dat verdachte en zijn mededaders de bewezen verklaarde handelingen verricht hebben met het oogmerk van uitbuiting van aangeefster.

Het hof verwerpt mitsdien het verweer van de raadsman.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:

mensenhandel, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.

Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

Vordering van de advocaat-generaal

De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd en dat de verdachte ter zake van het ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden, met aftrek van voorarrest.

Strafmotivering

Het hof heeft de op te leggen straffen bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.

Daarbij heeft het hof in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.

De verdachte heeft zich samen met twee anderen schuldig gemaakt aan mensenhandel ten aanzien van de destijds achttienjarige [persoon 1]. Hij heeft er door zijn handelwijze aan bijgedragen dat zij onvrijwillig en tegen betaling seks met prostituanten heeft gehad. De verdachte heeft door zijn handelwijze samen met zijn mededaders eraan bijgedragen dat het slachtoffer prostitutiewerkzaamheden heeft verricht op de wijze als bewezen verklaard waarbij het slachtoffer in een uitbuitingssituatie verkeerde waarin zij het door haar verdiende geld diende af te geven. Bij het verrichten van de prostitutiewerkzaamheden heeft het slachtoffer onder meer vaginale en anale seks moeten hebben zonder condoom. Door aldus te handelen heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan een ernstig strafbaar feit waarbij hij, met miskenning van de lichamelijke en geestelijke integriteit van het jonge slachtoffer, zijn eigen belangen op de voorgrond gesteld. De ervaring leert dat slachtoffers van dergelijke feiten daar nog gedurende lange tijd psychische en emotionele schade van kunnen ondervinden.

Het hof heeft acht geslagen op een de verdachte betreffend uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 24 februari 2015, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder onherroepelijk is veroordeeld voor het plegen van strafbare feiten.

Voor wat betreft de persoon van de verdachte heeft het hof acht geslagen op de inhoud van het tot het persoonsdossier van de verdachte behorende rapport van Reclassering Nederland d.d. 2 januari 2014 en het e-mailbericht in het kader van de vroeghulp bij de voorgeleiding voor de rechter-commissaris d.d. 12 november 2013.

Bij het bepalen van de op te leggen straf heeft het hof voorts rekening gehouden met de bewezen verklaarde periode die korter is dan de in de tenlastelegging opgenomen periode, zijn geringe aandeel in het geheel vergeleken met dat van zijn mededaders [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] en zijn persoonlijke omstandigheden zoals naar voren gebracht ter terechtzitting in hoger beroep.

Het hof is - alles overwegende en mede gelet op de generale en speciale preventie - van oordeel dat een geheel onvoorwaardelijke taakstraf van na te melden duur in combinatie met een deels voorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur een passende en geboden reactie vormen.

Vordering tot schadevergoeding van [persoon 1]

In het onderhavige strafproces heeft [persoon 1]zich als benadeelde partij gevoegd en een vordering ingediend tot vergoeding van geleden materiële schade en immateriële schade als gevolg van het aan de verdachte ten laste gelegde, tot een bedrag van € 7.840,-- (waarvan

€ 1.840,-- materieel en € 6.000,-- immaterieel), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf het moment van het ontstaan van de schade.

In hoger beroep is deze vordering aan de orde tot het in eerste aanleg gevorderde en in hoger beroep gehandhaafde bedrag van € 7.840,--, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf het moment van het ontstaan van de schade.

De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vordering van de benadeelde partij tot een bedrag van € 3.840,-- en niet-ontvankelijkverklaring voor het overige, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.

De vordering van de benadeelde partij is door en namens de verdachte betwist.

Naar het oordeel van het hof heeft de benadeelde partij evenwel aangetoond dat tot een bedrag van € 1.610,-- materiële schade is geleden. Deze schade is een rechtstreeks gevolg van het bewezenverklaarde. Op basis van de stukken is aantoonbaar dat de verdachte en/of zijn mededaders dat bedrag in de bewezenverklaarde periode heeft/hebben genoten uit het door de benadeelde partij verrichte seksuele handelingen. De vordering van de benadeelde partij zal derhalve tot dat bedrag hoofdelijk worden toegewezen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente over dit bedrag vanaf 9 december 2012 tot aan de dag der algehele voldoening.

Het hof is voorts van oordeel dat aannemelijk is geworden dat er immateriële schade is geleden en dat deze schade het rechtstreekse gevolg is van het bewezenverklaarde. De vordering leent zich - naar maatstaven van billijkheid - voor hoofdelijke toewijzing tot een bedrag van

€ 2.000,--, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente over dit bedrag vanaf 9 december 2009 tot aan de dag der algehele voldoening.

Voor het overige levert behandeling van de vordering van de benadeelde partij naar het oordeel van het hof een onevenredige belasting van het strafgeding op.

Het hof zal dan ook bepalen dat de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk is in de vordering tot vergoeding van de geleden schade. Deze kan in zoverre bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.

Dit brengt mee dat de verdachte dient te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, welke kosten het hof vooralsnog begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.

Betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer [persoon 1]

Nu vaststaat dat de verdachte tot een bedrag van

€ 3.610,-- aansprakelijk is voor de schade die door het bewezenverklaarde is toegebracht, zal het hof aan de verdachte de hoofdelijke verplichting opleggen dat bedrag aan de Staat te betalen ten behoeve van het slachtoffer [persoon 1], vermeerderd met de wettelijke rente vanaf het moment van het ontstaan van de schade.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

Het hof heeft gelet op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 36f en 273f van het Wetboek van Strafrecht, zoals zij rechtens gelden dan wel golden.

BESLISSING

Vordering van de benadeelde partij [persoon 1]: