Home

Gerechtshof Den Haag, 30-09-2015, ECLI:NL:GHDHA:2015:3918, 2200183815

Gerechtshof Den Haag, 30-09-2015, ECLI:NL:GHDHA:2015:3918, 2200183815

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Den Haag
Datum uitspraak
30 september 2015
Datum publicatie
6 april 2016
ECLI
ECLI:NL:GHDHA:2015:3918
Zaaknummer
2200183815

Inhoudsindicatie

Snelheidsovertreding.

Vrijspraak van het primair en subsidiair ten laste gelegde.

Houder van een motorvoertuig, als bedoeld in artikel 1, eerste lid onder o van de Wegenverkeerswet 1994?

De verdachte, huurder van de desbetreffende personenauto voor de duur van een etmaal, kan naar het oordeel van het hof niet worden aangemerkt als houder in de zin der wet, zodat hij van het hem primair tenlastegelegde dient te worden vrijgesproken.

Ook van het subsidiair tenlastegelegde wordt de verdachte vrijgesproken.

Uitspraak

Parketnummer: 10-114753-14

Gerechtshof Den Haag

enkelvoudige kamer voor strafzaken

Proces-verbaal

van de op 30 september 2015 in het openbaar gehouden terechtzitting van dit gerechtshof.

Tegenwoordig zijn:

mr. R.M. Bouritius, voorzitter, en

mr. K. Kiela, griffier.

Voorts is aanwezig mr. V.A.E. Lantain, advocaat-generaal.

De voorzitter begint het onderzoek door het doen uitroepen van de zaak tegen na te noemen verdachte.

De verdachte, genaamd:

naam: [naam],

voornamen: [voornaam],

geboren op [dag] 1991 te Rotterdam,

thans uit anderen hoofde gedetineerd in de PI Zuid West - De Dordtse Poorten te Dordrecht,

is niet ter terechtzitting aanwezig.

De voorzitter doet mededeling van een faxbericht, d.d. 30 september 2015, inhoudende de mededeling van de verdachte dat deze afstand doet van het recht bij de behandeling van de zaak in hoger beroep aanwezig te zijn.

Als raadsvrouw van de verdachte is ter terechtzitting aanwezig mr. O. Saki, advocaat te Rotterdam, die desgevraagd door de voorzitter mededeelt door de verdachte uitdrukkelijk te zijn gemachtigd de verdediging te voeren.

Alle verklaringen zijn zakelijk weergegeven, tenzij anders vermeld.

De advocaat-generaal draagt de zaak voor.

De raadsvrouw van de verdachte wordt onmiddellijk na het voordragen van de zaak in de gelegenheid gesteld de bezwaren van de verdachte tegen het vonnis op te geven.

De raadsvrouw geeft op dat de verdachte van oordeel is ten onrechte te zijn veroordeeld.

De voorzitter deelt mondeling mede de korte inhoud van:

- een uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 10 september 2015, betreffende de verdachte;

- de stukken van het voorbereidend onderzoek en alle overige stukken van onderzoek, voor zover van belang met het oog op enige door het hof te nemen beslissing.

Desgevraagd door de voorzitter deelt de raadsvrouw mee:

De verdachte zit uit anderen hoofde gedetineerd en hij heeft afstand gedaan van zijn aanwezigheidsrecht voor deze zitting. De verdachte is niet verschenen tijdens de zitting in eerste aanleg. De dagvaarding voor die zitting heeft de verdachte zelf opgehaald bij het postkantoor maar hij is de zitting vervolgens vergeten. Hij woonde toen bij zijn moeder.

De verdachte stelt niet de bestuurder van de auto te zijn geweest op het tijdstip waarop de tenlastegelegde overtreding zou zijn gepleegd. De verdachte heeft aangegeven wie wel met de betreffende auto gereden heeft. De verdachte had de auto gehuurd van een autoverhuurbedrijf. In het antwoordformulier van het CJIB, dat zich in het dossier bevindt, is de verdachte door het autoverhuurbedrijf als bestuurder opgegeven. De verdachte stelt nooit een brief te hebben ontvangen.

De verdachte had de auto uitgeleend aan zijn broer en die heeft de auto weer aan een ander persoon uitgeleend. Ik heb onderzoek verricht en informatie van zijn zus ontvangen waaruit blijkt dat de bestuurder van de auto is genaamd: [naam], geboren op [dag] 1994. Over een adres van deze persoon beschik ik niet. Nu de gegevens van de bestuurder bekend zijn, dient de verdachte van het primair en subsidiair tenlastegelegde te worden vrijgesproken. Subsidiair verzoek ik de behandeling van de zaak aan te houden om de bestuurder te horen.

De voorzitter vraagt de raadsvrouw of zij met de verdachte heeft besproken in hoeverre het bestuurd worden van de auto door een ander in overeenstemming is met de huurovereenkomst, aangezien de auto op naam van de verdachte was gehuurd en een andere bestuurder niet zou zijn verzekerd, zodat de conclusie getrokken zou kunnen worden dat de verdachte niet als een goed huisvader heeft zorggedragen voor de auto.

De voorzitter vraagt de raadsvrouw voorts hoe aannemelijk de door de raadsvrouw aangevoerde feiten naar haar oordeel zijn, nu de verdachte niet is verschenen.

De raadsvrouw deelt mede:

Dat het handelen van de verdachte in strijd is met de huurovereenkomst heb ik niet besproken met de verdachte, die kwestie is in deze zaak niet aan de orde.

Er is geen aanwezigheidsplicht voor de verdachte. We hebben een afweging gemaakt en ik heb de verdachte geadviseerd niet te komen. De feitelijke situatie is dat de verdachte stelt niet de bestuurder van de auto te zijn geweest op het moment dat de tenlastegelegde overtreding zou zijn gepleegd.

De advocaat-generaal voert hierna het woord en draagt de schriftelijke vordering voor.

De advocaat-generaal vordert vernietiging van het vonnis waarvan beroep en veroordeling van de verdachte ter zake van het primair ten laste gelegde tot een geldboete van € 1.850,-, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 28 dagen, alsmede tot ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van vier maanden.

De advocaat-generaal legt de schriftelijke vordering aan het gerechtshof over.

De raadsvrouw voert het woord tot verdediging en deelt mede:

De verdachte wist eerder nog niet wie de bestuurder van de auto was en stelt zelf niet de bestuurder te zijn geweest. Artikel 181 van de Wegenverkeerswet 1994 gaat niet op. De verdachte heeft wel tijdig kenbaar gemaakt wie de bestuurder was. Ik verzoek de verdachte vrij te spreken van het primair en subsidiair tenlastegelegde. Subsidiair verzoek ik de behandeling van de zaak aan te houden. Met betrekking tot de strafmaat merk ik op dat de verdachte zijn rijbewijs nodig heeft voor zijn werk. Na zijn detentie is hij als pakketbezorger aan het werk gegaan. De opgelegde ontzegging van de rijbevoegdheid vormt voor de verdachte een probleem en ik verzoek deze voorwaardelijk op te leggen. Ten aanzien van de geldboete refereer ik me aan het oordeel van het hof. Ik weet niet wat de verdachte verdient, wel meer dan € 1.000,- denk ik.

De advocaat-generaal en de raadsvrouw krijgen de gelegenheid tot respectievelijk repliek en dupliek.

De advocaat-generaal deelt mede:

Met betrekking tot het rijbewijs van de verdachte en de opgelegde ontzegging van de rijbevoegdheid ben ik van mening dat de verdachte beter had moeten weten. Uit de justitiële documentatie blijkt daarnaast dat op 14 augustus 2015 aan de verdachte een strafbeschikking is opgelegd ter zake van een snelheidsovertreding.

De voorzitter deelt mede dat het een snelheidsovertreding betreft met pleegdatum 27 juni 2014.

De raadsvrouw deelt mede:

Ik beschik over een uittreksel justitiële documentatie van maart 2015. Ik vroeg me af of de verdachte toen niet vast zat, maar dat is toch niet zo.

Aan de raadsvrouw wordt het recht gelaten het laatst te spreken.

Na sluiting van het onderzoek door de voorzitter doet het gerechtshof terstond uitspraak.

Aantekening mondeling arrest