Home

Gerechtshof Den Haag, 07-05-2019, ECLI:NL:GHDHA:2019:1729, BK-18/00613 en BK-18/00614

Gerechtshof Den Haag, 07-05-2019, ECLI:NL:GHDHA:2019:1729, BK-18/00613 en BK-18/00614

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Den Haag
Datum uitspraak
7 mei 2019
Datum publicatie
4 juli 2019
ECLI
ECLI:NL:GHDHA:2019:1729
Formele relaties
Zaaknummer
BK-18/00613 en BK-18/00614

Inhoudsindicatie

Aan belanghebbende is na een strafrechtelijk onderzoek en nadat hij op een (herhaald) schriftelijk verzoek van de Belastingdienst geen administratie heeft overgelegd, een informatiebeschikking opgelegd waarin hem nogmaals is gevraagd de administratie te overleggen. Belanghebbende is tegen de informatiebeschikking in bezwaar en (hoger) beroep gekomen en heeft zich onder meer op het standpunt gesteld dat hij niet administratieplichtig is. Het Hof oordeelt onder meer, nadat op verzoek van het Hof van de zijde van de Inspecteur nog diverse op de zaak betrekking hebbende stukken zijn ingediend, dat de Inspecteur aannemelijk heeft gemaakt dat belanghebbende administratieplichtig was in de zin van artikel 52 van de AWR, dat de Inspecteur de administratie van belanghebbende nodig heeft om de rechten en verplichtingen alsmede de voor de heffing van belasting overigens van belang zijnde gegevens ten aanzien van belanghebbende vast te stellen en dat belanghebbende de in de informatiebeschikking gevraagde gegevens dient te overleggen.

Uitspraak

Team Belastingrecht

meervoudige kamer

nummers BK-18/00613 en BK-18/00614

in het geding tussen:

(gemachtigde: [A] )

en

(vertegenwoordiger: [B] )

inzake het hoger beroep van beide partijen tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag (de Rechtbank) van 15 maart 2018, nummer SGR 17/7460.

Procesverloop

1.1.

De Inspecteur heeft op 27 juni 2017 op de voet van artikel 52a van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (AWR), met betrekking tot de voor de jaren 2011 tot en met 2014 aan belanghebbende op te leggen (navorderings)aanslagen in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen, voor de jaren 2012 en 2013 op te leggen (navorderings)aanslagen Zorgverzekeringswet en voor de jaren 2011 tot en met 2014 op te leggen naheffingsaanslagen omzetbelasting, een informatiebeschikking gegeven (de beschikking).

1.2.

Belanghebbende heeft tegen de beschikking bezwaar gemaakt. Bij uitspraak op bezwaar van 27 oktober 2017 heeft de Inspecteur de beschikking gehandhaafd.

1.3.

Belanghebbende heeft tegen de uitspraak op bezwaar beroep bij de Rechtbank ingesteld. Ter zake is een griffierecht van € 46 geheven. De Rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard voor zover de informatiebeschikking ziet op de op te leggen belastingaanslagen over de jaren 2011 en 2012, de informatiebeschikking gewijzigd in die zin dat deze ziet op de op te leggen belastingaanslagen over de jaren 2013 en 2014, het beroep voor het overige ongegrond verklaard, belanghebbende in de gelegenheid gesteld binnen een termijn van zes weken, gerekend vanaf de dag waarop de uitspraak van de Rechtbank is verzonden, alsnog aan de Inspecteur de in de informatiebeschikking gevraagde informatie te verstrekken en de vergoeding van proceskosten en griffierecht gelast.

1.4.

Belanghebbende (BK-18/00613) en de Inspecteur (BK-18/00614) hebben tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld. Van belanghebbende is in hoger beroep een griffierecht geheven van € 126. In het hoger beroep van belanghebbende heeft de Inspecteur geen gebruik gemaakt van de mogelijkheid tot het indienen van een verweerschrift. In het hoger beroep van de Inspecteur is een verweerschrift door belanghebbende, een conclusie van repliek door de Inspecteur en een conclusie van dupliek door belanghebbende ingediend.

1.5.

De eerste mondelinge behandeling van de zaken heeft plaatsgehad ter zitting van het Hof van 16 oktober 2018, gehouden te Den Haag. Aldaar zijn beide partijen verschenen. Van het verhandelde ter zitting is door de griffier proces-verbaal opgemaakt.

1.6.

Naar aanleiding van het verhandelde ter zitting heeft het Hof het onderzoek ter zitting geschorst en heeft vervolgens tussen het Hof en partijen een briefwisseling plaatsgevonden. In een afzonderlijk proces-verbaal is vastgelegd het verzoek van het Hof aan de Inspecteur de op de zaken betrekking hebbende stukken als bedoeld in artikel 8:42 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) te overleggen, waartoe in ieder geval de volgende in de bezwaarfase ter inzage verstrekte stukken behoren (vgl. brief van de Inspecteur van 17 januari 2017):

-

Rapportage onderzoek [X] (toelichting op de blauwdrukken IB en OB);

-

De blauwdrukken IB en OB inclusief indieningstijdstippen;

-

Brief dhr. [X] d.d. 5 juni 2015 aan Belastingdienst Rotterdam;

-

Zes (beantwoorde) vragenlijsten actualiteitsbezoeken 6 en 21 juni 2016;

-

(blanco) antwoordformulier CA belastingdienst (kenmerk B/CA­UPB/14/176 1043/MD);

-

Ingevuld antwoordformulier aangifte IB 2011 [C] d.d. 29 maart 2016;

-

Ingevuld antwoordformulier aangifte IB 2011 [D] ;

-

Elf verslagen feitenonderzoek bij dertien particulieren;

-

Bericht UPC d.d. 3 oktober 2014 over tenaamstelling IP-adres […] ;

-

Toestemming OM d.d. 23 maart 2016 tot verstrekken van gegevens uit het proces-verbaal ten behoeve van de heffing en inning van belastingheffing;

-

Processen-verbaal van de zes, door de FIOD Belastingdienst, afgenomen verhoren van dhr. [X] ;

-

Proces-verbaal FIOD Zaaksdossier zaak [E] Belastingfraude.

1.7.

De reactie van de Inspecteur op dit verzoek is op 13 november 2018, aangevuld op

18 december 2018, bij het Hof ingekomen. Een afschrift hiervan is aan belanghebbende gezonden. Op 3 december 2018 is van de zijde van belanghebbende een nader stuk ingekomen, waarin van de zijde van belanghebbende wordt gevraagd naar de stand van zaken omtrent de onder 1.6 genoemde, door de Inspecteur te overleggen stukken.

1.8.

Belanghebbende heeft op 17 januari 2019 op de door de Inspecteur ingezonden stukken gereageerd. Een afschrift van deze reactie is aan de Inspecteur gezonden. De Inspecteur heeft op 21 maart 2019 in reactie hierop een nader stuk, met drie bijlagen, ingezonden en dit stuk tevens aan belanghebbende gezonden.

1.9.

Een nadere mondelinge behandeling van de zaak heeft plaatsgehad ter zitting van het Gerechtshof van 26 maart 2019, gehouden te Den Haag. Aldaar zijn beide partijen verschenen. Van het verhandelde ter zitting is door de griffier een proces-verbaal opgemaakt.

Vaststaande feiten

2.1.

Belanghebbende was in de jaren 2011 tot en met 2014 fulltime werkzaam in dienstbetrekking. Met ingang van 24 april 2013 staat hij als ondernemer ingeschreven bij de Kamer van Koophandel als eenmanszaak “ [F] ”. De activiteiten bestaan uit het verrichten van licht administratieve werkzaamheden voor particulieren.

2.2.

Belanghebbende is onderwerp geweest van een strafrechtelijk onderzoek. In dat onderzoek is geconcludeerd dat belanghebbende gedurende de jaren 2011 tot en met 2014 aangiften IB/PVV en omzetbelasting heeft verzorgd en ingediend via eigen IP-adressen en IP-adressen op naam van anderen. Tot de stukken van het geding behoort, als bijlage A bij het hoger beroepschrift van de Inspecteur, een rapportage met de volgende inhoud:

“Rapportage casus [X]

Eind 2014 heeft de Belastingdienst gezien dat van het IP-adres […] aangiften inkomensheffing werden ontvangen waarbij naar verhouding tot het landelijk beeld veel persoonsgebonden aftrek werd geclaimd. Dit IP-adres bleek op naam te staan van de echtgenote van de heer [X] .

Begin 2015 is een blauwdruk aangevraagd om na te gaan hoeveel aangiften er vanaf het IP-adres […] zijn gekomen en om te controleren of de in deze aangiften opgegeven aftrekposten klopten. Uit de blauwdruk blijkt dat vanaf dit IP-adres over de belastingjaren 2010 tot en met 2013 in totaal 3659 aangiften zijn binnengekomen.

BELASTINGJAAR

AANTAL VAN IP […]

2010

33

2011

52

2012

197

2013

3.377

Totaal

3.659

Uit deze groep zijn 13 belastingplichtigen bezocht, die onafhankelijk van elkaar in woorden van gelijke strekking het volgende verklaarden:

De aangifte wordt al jaren ingevuld door een man waarvan ik de naam niet (precies) weet/ken.

Hij woont in [Z] . Ik ga naar hem toe voor het invullen en hij rekent daar € 25 (echtpaar € 40/€ 50) voor. Sommigen wisten daarnaast bijvoorbeeld ook nog een deel van zijn naam (" […] " of " […] ") te noemen en anderen wisten zijn adres, [G] of zijn telefoonnummer te noemen.

Alle belastingplichtigen die zijn gevonden via IP-adres […] hebben, als zij meer

dan € 750 persoonsgebonden aftrek hadden, een vragenbrief gekregen voor de belastingjaren

2010 tot en met 2013. Hierbij werd ook de vraag gesteld of men hulp kreeg bij het invullen van de aangifte en zo ja van wie. Uit de verkregen antwoorden bleek nadrukkelijk dat de heer [X] namens hen ook over andere jaren de aangifte verzorgde. Uit alle teruggekregen antwoordformulieren hebben we twee willekeurige antwoordformulieren getrokken. Op basis van deze antwoordformulieren kwamen drie "nieuwe" IP-adressen tevoorschijn: [H] , [I] en [J] .

Van deze nieuwe IP-adressen is een query gemaakt. De uitkomst voor de jaren 2011, 2012 en 2013 is als volgt:

BELASTINGJAAR

AANTAL VAN IP [H]

AANTAL VAN IP [I]

AANTAL VAN IP [J]

2011

2.080

694

122

2012

37

245

4.143

2013

580

67

4

Het totaal aantal aangiften per jaar van alle vier IP-adressen is vastgesteld op:

2011

2012

2013

Totaal

2.948

4.622

4.028

11.598

Uit nader onderzoek bleek dat via de drie (nieuwe) IP-adressen ook aangiften omzetbelasting zijn ingediend.

INGEDIEND IN JAAR

AANTAL VAN IP-ADRES

[H]

AANTAL VAN IP-ADRES

[I]

AANTAL VAN IP-ADRES

[J]

2011

2012

40

144

2013

91

88

Ook deze aangiften zijn toegerekend aan de heer [X] .

De correctie voor de omzetbelasting is een logisch gevolg van de correctie voor de inkomstenbelasting; Voor de correctie omzetbelasting 2014, die is geschat, geldt het volgende:

het totaal aantal ingediende btw-aangiften 2012 is 184 (40 +144)

het totaal aantal ingediende btw-aangiften 2013 is 179 (91 + 88)

Dus het totaal geschatte ingediende aangiften omzetbelasting is 181((184+179)/ 2).”

2.3.

Voorts behoren tot de stukken van het geding van de zijde van de Inspecteur verstrekte overzichten van de namen van belastingplichtigen en sofinummers/jaren (inclusief belastingjaren en aangiftedata) waarvoor via de in de rapportage vermelde IP-adressen, alsmede het na het opmaken van de onder 2.2 aangehaalde rapportage nog naar voren gekomen IP-adres [K] , welk IP-adres volgens een bericht van UPC van 22 januari 2016 op dat moment op naam van [Y] (echtgenote van belanghebbende) was geregistreerd, aangiften zijn ingezonden en aanslagen zijn opgelegd.

2.4.

Aan belanghebbende zijn (navorderings)aanslagen inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen en Zorgverzekeringswet, alsmede naheffingsaanslagen omzetbelasting opgelegd over de belastingjaren 2011 tot en met 2014. Belanghebbende heeft daartegen bezwaar gemaakt bij bezwaarschrift van 1 september 2016.

2.5.

Op 16 januari 2017 heeft de gemachtigde van belanghebbende het dossier ingezien. Bij brief van 15 februari 2017 heeft de Inspecteur verzocht aan belanghebbende de administratie over de jaren 2011 tot en met 2015 over te leggen. Vervolgens is daarop tussen de gemachtigde en de Inspecteur correspondentie gevolgd waarbij per brieven van 9 maart 2017 en 29 maart 2017 door de Inspecteur opnieuw om overlegging van de administratie is verzocht. Aan het verzoek is geen gevolg gegeven waarna op 27 juni 2017 de volgende informatiebeschikking is gegeven:

“In het kader van de behandeling van uw bezwaarschriften tegen de (navorderings)aanslagen inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen en Zorgverzekeringswet alsmede de naheffingsaanslagen omzetbelasting over de jaren 2011 tot en met 2014 heb ik u in mijn brief van

9 maart 2017 verzocht uw administratie over de jaren 2011 tot en met 2015 te overleggen.

Bij brief van 10 maart 2017, door mij ontvangen op 24 maart 2017, geeft u aan dat u geen administratie bezit en dat u geprobeerd heeft een aansluitende administratie te maken. Bij brief van 28 maart 2017 heb ik u nogmaals in de gelegenheid gesteld een administratie in te dienen. Hierbij heb ik u ook de tijd gegeven deze administratie ‘op orde te brengen’.

Op 19 april 2017 heeft u aangegeven dat er nog steeds geen 'sluitende' administratie is. En tot op heden heb ik nog steeds geen administratie van u mogen ontvangen.

Gevolgen achterstand administratie

Regelgeving

Informatiebeschikking

Omschrijving geschil in hoger beroep, standpunten en conclusies van partijen

Oordeel van de rechtbank

Beoordeling van het hoger beroep

Proceskosten en griffierecht

Beslissing