Home

Gerechtshof Den Haag, 15-01-2019, ECLI:NL:GHDHA:2019:1755, BK-18/00519

Gerechtshof Den Haag, 15-01-2019, ECLI:NL:GHDHA:2019:1755, BK-18/00519

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Den Haag
Datum uitspraak
15 januari 2019
Datum publicatie
4 juli 2019
ECLI
ECLI:NL:GHDHA:2019:1755
Zaaknummer
BK-18/00519

Inhoudsindicatie

Belanghebbende heeft een intoetsfout gemaakt bij het voldoen van de parkeerbelasting voor het parkeren op 17 mei 2017 van een door hem gebruikt voertuig. Aan de kentekenhouder is een naheffingsaanslag verzonden, die vervolgens is doorgezonden naar de verhuurmaatschappij, die de naheffingsaanslag heeft betaald. De verhuurmaatschappij heeft vervolgens op 20 juli 2017 een factuur aan belanghebbende gezonden. Belanghebbende heeft vervolgens bezwaar aangetekend. Dit bezwaar is niet-ontvankelijk verklaard onder vernietiging van de naheffingsaanslag vanwege de intoetsfout en met toekenning van een proceskostenvergoeding. De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard. In hoger beroep is in geschil of de heffingsambtenaar moet worden veroordeeld in de proceskosten en of de heffingsambtenaar moet worden veroordeeld tot vergoeding van schade ad € 15 ter zake van door de verhuurmaatschappij aan belanghebbende in rekening gebracht administratiekosten. De rechtbank heeft belanghebbende een vooraankondiging van de zitting gestuurd waarin de datum, maar niet het tijdstip van de zitting is medegedeeld. De uitnodiging voor de zitting is per gewone post aan belanghebbende gezonden. Het Hof oordeelt dat de vooraankondiging niet kan worden aangemerkt als een uitnodiging als bedoeld in artikel 8:56 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Indien een partij niet ter zitting van de Rechtbank is verschenen dient de uitspraak van de Rechtbank de feiten in te houden waaruit blijkt dat de aan deze partij gerichte uitnodiging voor die zitting tijdig en op regelmatige wijze op het betrokken adres is aangeboden. Nu in de uitspraak van de Rechtbank de feiten ontbreken waaruit blijkt dat (de gemachtigde van) belanghebbende tijdig en op regelmatige wijze is uitgenodigd voor de zitting, dient de uitspraak van de Rechtbank volgens vaste rechtspraak van de Hoge Raad in beginsel te worden vernietigd. Het Hof ziet echter in dit geval geen reden de uitspraak van de Rechtbank te vernietigen en de zaak terug te wijzen naar de Rechtbank, omdat in dit geval de gehele naheffingsaanslag is vernietigd en aan belanghebbende een proceskostenvergoeding is toegekend waar gelet op het arrest van de Hoge Raad van 22 december 2017 (nr. 17/03020, ECLI:NL:HR:2017:3226, BNB 2018/59) geen recht op bestaat omdat het herroepen van de naheffingsaanslag niet aan de heffingsambtenaar is te wijten. Belanghebbende kan in bezwaar of beroep niet in een betere positie komen met betrekking tot het bestreden besluit en eventuele bijkomende (rechterlijke) beslissingen. Reeds om die reden is het bezwaar terecht niet-ontvankelijk verklaard. Evenmin bestaat recht op een hogere proceskostenvergoeding dan reeds is toegekend.

Uitspraak

Team Belastingrecht

meervoudige kamer

nummer BK-18/00519

in het geding tussen:

(gemachtigde: [A] )

en

(vertegenwoordiger: [B] )

op het hoger beroep van belanghebbende tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam (de Rechtbank) van 20 maart 2018, nummer ROT 17/5155.

Procesverloop

1.1.

Ter zake van het parkeren van een voertuig met het kenteken […] zonder voldoening van parkeerbelasting op een parkeerplaats aan de [Y] te [Z] is de kentekenhouder een naheffingsaanslag in de parkeerbelastingen opgelegd.

1.2.

Naar aanleiding van de door belanghebbende tegen de naheffingsaanslag gerichte bezwaar heeft de heffingsambtenaar uitspraak op bezwaar gedaan en heeft hij het bezwaar wegens te late indiening daarvan niet-ontvankelijk verklaard doch de naheffingsaanslag (ambtshalve) vernietigd omdat het voertuig per abuis was aangemeld onder een verkeerd kenteken. Tevens is een proceskostenvergoeding toegekend.

1.3.

Belanghebbende heeft tegen de uitspraak op bezwaar beroep bij de Rechtbank ingesteld. Er is € 46 aan griffierecht geheven. De Rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard.

1.4.

Belanghebbende is van de uitspraak van de Rechtbank in hoger beroep gekomen. In verband daarmee is door de griffier een griffierecht geheven van € 126. De heffingsambtenaar heeft een verweerschrift ingediend.

1.5.

De mondelinge behandeling van de zaak heeft plaatsgehad ter zitting van 2 oktober 2018, gehouden te Den Haag. Partijen zijn verschenen. In verband met een wraking is de mondelinge behandeling geschorst. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt. Een afschrift hiervan is op 10 oktober 2018 aan partijen gezonden.

1.6.

De mondelinge behandeling in gewijzigde samenstelling heeft plaatsgevonden op

4 december 2018. De heffingsambtenaar is verschenen. Van de zijde van belanghebbende is evenwel niemand verschenen. Belanghebbende is door de griffier bij aangetekende brief, verzonden op 10 oktober 2018 aan de gemachtigde van belanghebbende op het adres [C] te [D] , onder vermelding van plaats, datum en tijdstip uitgenodigd om op de zitting te verschijnen. Blijkens bij PostNL ingewonnen informatie is de vorenbedoelde brief op 12 oktober 2018 aan de gemachtigde op het voormelde adres uitgereikt. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt.

Vaststaande feiten

2. In hoger beroep wordt van het volgende uitgegaan:

2.1.

Op 17 mei 2017 heeft belanghebbende een voertuig van het merk Opel met kenteken […] geparkeerd te Rotterdam. De kentekenhouder van het desbetreffende voertuig is [E] N.V..

2.2.

Ter zake van het parkeren heeft belanghebbende parkeerbelasting voldaan. Bij het intoetsen van het kenteken heeft hij een fout gemaakt door het kenteken […] in te toetsen.

2.3.

Aan de kentekenhouder is een naheffingsaanslag parkeerbelasting opgelegd voor voormelde parkeerhandeling, omdat het voertuig op voormelde datum om 20:50 uur geparkeerd stond zonder dat voor het kenteken […] parkeerbelasting was voldaan.

2.4.

De naheffingsaanslag is met dagtekening 22 mei 2017 aan de kentekenhouder verzonden, die deze vervolgens heeft doorgezonden aan de verhuurmaatschappij [F] (hierna: [F] ). [F] heeft de naheffingsaanslag betaald.

2.5.

Belanghebbende is door een aan hem gerichte factuur, gedateerd 20 juli 2017, van [F] op de hoogte gebracht van de naheffingsaanslag.

2.6.

Op 24 juli 2017 heeft de gemachtigde van belanghebbende een bezwaarschrift ingediend tegen de opgelegde naheffingsaanslag. Tevens is een machtiging bijgevoegd van belanghebbende aan gemachtigde met dagtekening 24 juli 2017.

2.7.

Met dagtekening 5 september 2017 is uitspraak op bezwaar gedaan, waarbij het bezwaar wegens termijnoverschrijding niet-ontvankelijk is verklaard en de naheffingsaanslag is vernietigd omdat het voertuig per abuis was aangemeld onder een verkeerd kenteken. Tevens is een proceskostenvergoeding toegekend van € 61,50 (€ 246 x wegingsfactor 0,25).

2.8.

Bij brief van 17 november 2017 heeft de griffier van de Rechtbank aan belanghebbende een vooraankondiging van de zitting gestuurd. Deze houdt kort gezegd in dat de datum, maar niet het tijdstip van de zitting aan belanghebbende is meegedeeld. Belanghebbende heeft deze brief ontvangen. De Rechtbank verstuurt daarna gewoonlijk de uitnodigingen, met daarin datum, tijdstip en plaats van de zitting, per gewone post. De heffingsambtenaar heeft de uitnodiging voor de zitting, gedateerd 21 december 2017, voorzien van datum, tijdstip en plaats van de zitting, ontvangen. Het onderzoek ter zitting van de Rechtbank heeft op 20 februari 2018 plaatsgevonden buiten aanwezigheid van belanghebbende en diens gemachtigde.

Omschrijving geschil in hoger beroep en conclusies van partijen

3.1.

In geschil is of de heffingsambtenaar moet worden veroordeeld in de proceskosten en of de heffingsambtenaar moet worden veroordeeld tot vergoeding van schade ad € 15 ter zake van door [F] aan belanghebbende in rekening gebracht administratiekosten. Belanghebbende beantwoordt de vragen bevestigend, de heffingsambtenaar ontkennend.

3.2.

Belanghebbende concludeert tot vernietiging van de uitspraak op bezwaar, ontvankelijk verklaring van het bezwaarschrift, tot vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank, tot toekenning van een hogere proceskostenvergoeding en tot vergoeding van € 15 wegens hem in rekening gebrachte administratiekosten.

3.3.

De heffingsambtenaar concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de Rechtbank.

Oordeel van de Rechtbank

Beoordeling van het hoger beroep

Proceskosten en griffierecht

Beslissing