Home

Gerechtshof Den Haag, 09-07-2019, ECLI:NL:GHDHA:2019:2020, BK-18/01003

Gerechtshof Den Haag, 09-07-2019, ECLI:NL:GHDHA:2019:2020, BK-18/01003

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Den Haag
Datum uitspraak
9 juli 2019
Datum publicatie
6 augustus 2019
ECLI
ECLI:NL:GHDHA:2019:2020
Zaaknummer
BK-18/01003

Inhoudsindicatie

Aan belanghebbende is een naheffingsaanslag parkeerbelasting opgelegd. Gelijk de rechtbank heeft overwogen ligt de bewijslast voor het terecht opleggen van de naheffingsaanslag bij de heffingsambtenaar en ligt het, nu belanghebbende in bezwaar en beroep heeft aangevoerd dat rond de parkeerplaats geen bebording en/of parkeerapparatuur aanwezig is waaruit het ter plaatse geldende parkeerregime blijkt, op de weg van de heffingsambtenaar om het tegendeel aannemelijk te maken. De heffingsambtenaar heeft in het hoger beroepschrift de verschuldigdheid van parkeerbelasting, anders dan bij de rechtbank, inzichtelijk gemaakt met gegevens en achterliggende stukken. Het Hof acht de verschuldigdheid van parkeerbelasting ter plaatse voldoende kenbaar. Van een parkeerder mag worden verwacht dat hij zich, alvorens zijn voertuig te parkeren, vergewist van de verschuldigdheid van parkeerbelasting ter plaatse. Dit geldt eens te meer nu duidelijk is geworden dat belanghebbende bij het inrijden van de straat bebording met daarop de vermelding van de verschuldigdheid van parkeerbelasting moet zijn gepasseerd en dat aan de overzijde van de straat waar belanghebbende heeft geparkeerd een parkeerautomaat aanwezig is. Het had op zijn weg gelegen onderzoek te doen naar de verschuldigdheid van parkeerbelasting ter plaatse. Belanghebbende heeft overigens ter zitting verklaard dat het mogelijk is dat hij de bebording en de parkeerautomaat over het hoofd heeft gezien. Het hof oordeelt dat de heffingsambtenaar aan de bewijslast heeft voldaan en dat de naheffingsaanslag terecht aan belanghebbende is opgelegd.

Uitspraak

Team Belastingrecht

meervoudige kamer

nummer BK-18/01003

in het geding tussen:

en

(vertegenwoordiger: [C] )

op het hoger beroep van de heffingsambtenaar tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag (de Rechtbank) van 28 augustus 2018, nummer SGR 18/3985.

Procesverloop

1.1.

Aan belanghebbende is op 19 april 2018 een naheffingsaanslag in de parkeerbelastingen van de gemeente Delft ten bedrage van € 90,50 opgelegd. De nageheven parkeerbelasting bedraagt € 29,50 en de kosten ter zake van het opleggen van de naheffingsaanslag bedragen € 61.

1.2.

Bij uitspraak op bezwaar heeft de heffingsambtenaar belanghebbendes bezwaar afgewezen.

1.3.

Belanghebbende heeft tegen de uitspraak op bezwaar beroep bij de Rechtbank ingesteld. Ter zake is een griffierecht van € 46 geheven. De Rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard, de uitspraak op bezwaar vernietigd, de naheffingsaanslag vernietigd, de heffingsambtenaar veroordeeld in de proceskosten van belanghebbende tot een bedrag van € 74 en de heffingsambtenaar opgedragen het betaalde griffierecht van € 46 aan belanghebbende te vergoeden.

1.4.

De heffingsambtenaar is van de uitspraak van de Rechtbank in hoger beroep gekomen bij het Hof. Belanghebbende heeft, hoewel daartoe door het Hof in de gelegenheid gesteld, geen verweerschrift ingediend.

1.5.

De mondelinge behandeling van de zaak heeft plaatsgehad ter zitting van het Hof van 5 maart 2019, gehouden te Den Haag. Partijen zijn verschenen. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt.

Vaststaande feiten

2.1.

Belanghebbende heeft op 19 april 2018 zijn auto met het kenteken […] (de auto) geparkeerd aan het [A] te [B] . Deze locatie valt in zone B en is door burgemeester en wethouders van de gemeente [B] aangewezen als een parkeerplaats waar slechts met een vergunning of met een dagvergunning, aan te kopen bij een parkeerautomaat ter plaatse, mag worden geparkeerd. Ingevolge bijlage I behorend bij het Aanwijzingsbesluit betaald parkeren 2013 van de gemeente [B] behoort het [A] tot tariefcode 1.2 in zone B. Volgens de Tarieventabel Verordening parkeerregulering en parkeerbelasting [B] 2018 is het tarief voor tariefcode 1.2 vastgesteld op € 29,50 per 60 minuten en is het maximum 24-uurstarief (dagvergunning) € 29,50.

2.2.

Op 19 april 2018 omstreeks 20.33 uur hebben parkeercontroleurs geconstateerd dat de auto van belanghebbende aldaar stond geparkeerd zonder dat er een vergunning of een dagvergunning was verkregen.

Geschil in hoger beroep, standpunten en conclusies van partijen

3.1.

In geschil is of de naheffingsaanslag terecht aan belanghebbende is opgelegd. Belanghebbende beantwoordt deze vraag ontkennend, de heffingsambtenaar bevestigend.

3.2.

Voor de standpunten van partijen en de gronden waarop zij deze doen steunen, verwijst het Hof naar de gedingstukken.

3.3.

Het hoger beroep van de heffingsambtenaar strekt tot vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank.

3.4.

Belanghebbende concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de Rechtbank.

Oordeel van de Rechtbank

Beoordeling van het hoger beroep

Proceskosten en griffierecht

Beslissing