Home

Gerechtshof Den Haag, 12-06-2019, ECLI:NL:GHDHA:2019:2220, BK-18/00785 en BK-18/00786

Gerechtshof Den Haag, 12-06-2019, ECLI:NL:GHDHA:2019:2220, BK-18/00785 en BK-18/00786

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Den Haag
Datum uitspraak
12 juni 2019
Datum publicatie
21 augustus 2019
ECLI
ECLI:NL:GHDHA:2019:2220
Formele relaties
Zaaknummer
BK-18/00785 en BK-18/00786

Inhoudsindicatie

Belanghebbende bezit participaties ter zake van plantages met teakbomen in Brazilië en Costa Rica. Deze participaties heeft belanghebbende in de periode 2001-2005 gekocht van C BV en Stichting D. In oktober 2011 zijn de door D uitgegeven participaties omgevormd tot deelnemingsrechten in het beleggingsfonds E. In hoger beroep is in geschil of de waarde van de participaties C en deelnemingsrechten E tot een te hoog bedrag in aanmerking is genomen in box 3 en of de box 3-heffing in strijd is met artikel 1 Eerste Protocol EVRM (art. 1 EP EVRM). Het Hof oordeelt dat niet van belang is dat de oorspronkelijke participaties tegen belanghebbendes wil zijn omgezet in deelnemingsrechten E. Voor de belastingheffing gaat het erom dat belanghebbende deelnemingsrechten in E heeft verkregen. Voorts heeft de Inspecteur de door hem in aanmerking genomen waarde van de deelnemingsrechten E en participaties C aannemelijk gemaakt. Het Hof verwerpt de stelling van belanghebbende dat de box 3-heffing in strijd is met art. 1 EP EVRM vanwege een gebrek aan onderbouwing.

Uitspraak

Team Belastingrecht

meervoudige kamer

nummers BK-18/00785 en BK-18/00786

in het geding tussen:

en

(vertegenwoordigers: [A] en [B] )

op het hoger beroep van belanghebbende tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag (de Rechtbank) van 6 juni 2018, nummers SGR 17/7981 en SGR 17/7982.

Procesverloop

1.1.1.

Aan belanghebbende is voor het jaar 2013 een navorderingsaanslag in de inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (IB/PVV) opgelegd naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 12.721 en een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van € 20.127. Bij gelijktijdig gegeven beschikking is aan belanghebbende een bedrag van € 717 aan belastingrente in rekening gebracht.

1.1.2.

Aan belanghebbende is voor het jaar 2014 een navorderingsaanslag in de IB/PVV opgelegd naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 17.673 en een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van € 19.270. Bij gelijktijdig gegeven beschikking is aan belanghebbende een bedrag van € 525 aan belastingrente in rekening gebracht.

1.2.

Bij uitspraken op bezwaar heeft de Inspecteur belanghebbendes bezwaar tegen voormelde navorderingsaanslagen en beschikkingen afgewezen.

1.3.

Belanghebbende heeft tegen de uitspraken op bezwaar beroep ingesteld bij de Rechtbank. De Rechtbank heeft eenmaal een griffierecht van € 46 geheven. De Rechtbank heeft de beroepen ongegrond verklaard.

1.4.

Belanghebbende is van de uitspraak van de Rechtbank in hoger beroep gekomen bij het Hof. In verband daarmee is eenmaal een griffierecht geheven van € 126. De Inspecteur heeft een verweerschrift ingediend. Nadien heeft belanghebbende zijn hoger beroep nog aangevuld met 24 nadere stukken.

1.5.

De mondelinge behandeling van de zaken heeft plaatsgehad ter zitting van het Hof van 22 mei 2019. Partijen zijn verschenen. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt.

Vaststaande feiten

2.1.

Belanghebbende bezit participaties ter zake van plantages met teakbomen in Brazilië en Costa Rica (de participaties). Deze participaties heeft belanghebbende in de periode 2001-2005 gekocht van [C] B.V. ( [C] ) en Stichting [D] ( [D] ).

2.2.

In oktober 2011 zijn de door [D] uitgegeven participaties ingetrokken, en zijn alle aan de participaties verbonden rechten en verplichtingen ingebracht in het beleggingsfonds [E] ( [E] ). Alle houders van door [D] uitgegeven participaties zijn hierdoor houders van deelnemingsrechten in [E] geworden. Bij brief van 23 december 2011 heeft [E] belanghebbende het volgende medegedeeld inzake de omvorming van de door [D] uitgegeven participaties in deelnemingsrechten in [E] :

"Stichting [D] heeft u meermaals geïnformeerd inzake haar plannen om de door haar uitgegeven participaties in [D] om te vormen tot deelnemingsrechten in een beleggingsfonds. Zoals u inmiddels zal hebben vernomen, heeft op 14 oktober 2011 de omvorming naar [E] ( [E] ) plaatsgevonden.

U heeft op een eerder moment aan Stichting [D] kenbaar gemaakt vooralsnog bezwaren te hebben tegen voornoemde omvorming. Niettemin heeft Stichting [D] in het belang van alle andere [D] participanten, maar ook in uw belang, moeten besluiten om ook uw participaties in [D] om te vormen naar deelnemingsrechten in [E] . Bijgaand treft u een brief met bijlagen inzake de aan u toegekende deelnemingsrechten in [E] ."

2.3.

De door [C] aan belanghebbende uitgegeven participaties hebben in de eerste plaats betrekking op de opbrengsten van twee percelen (perceelnummer 21 en 22), gelegen op [F] in de deelstaat [G] (Brazilië). De percelen zijn in het plantseizoen 1995/1996 beplant met teakbomen. Daarnaast heeft belanghebbende recht op de opbrengst van het hout van teakbomen, aangeplant in de jaren 2000 en 2002 op diverse andere percelen die zijn gelegen in [H] en [I] .

2.4.

Tot de gedingstukken behoort een "Nieuwsbrief voor participanten" van [D] van 19 oktober 2010. De nieuwsbrief bevat de volgende inhoud:

"(…)

Toekomstplannen [D]

Zoals u in de vorige nieuwsbrief hebt kunnen lezen is door Stichting [D] de afgelopen anderhalf jaar zeer kritisch gekeken naar de huidige structuur, de kosten daarvan, de afzetmarkt en de toekomst van [D] . Er zijn veel opties onderzocht. Het belang van de participant heeft altijd voorop gestaan bij het maken van een uiteindelijke keuze. Uit de diverse scenario's is gebleken dat omvorming tot een beleggingsfonds de meeste reële en binnen afzienbare tijd haalbare op lossing is.

Het doel is een proces in te zetten waarbij een speciaal beleggingsfonds voor Teakhoutbeleggingen wordt geïntroduceerd. Dit fonds zal een bundeling zijn van alle opbrengstrechten die nu door de circa 3.300 [D] participanten worden gehouden. Het bundelen van de huidige participaties heeft een groot aantal voordelen:

Betere spreiding opbrengsten & risico's: de opbrengsten en de risico's worden verdeeld over alle aandeelhouders in het bosbouwbeleggingsfonds vanaf het moment van omvorming. Concreet zal het risico voor iedere participant verkleinen. Immers iedere participant die aandeelhouder wordt, deelt zijn of haar risico met alle andere aandeelhouders. Momenteel is dat niet het geval. Dat zelfde geldt voor de opbrengsten uit tussen- of eindkap,

Opbrengsten eerder ontvangen: de opbrengsten uit tussen- en eindkap worden vanaf de start van het beleggingsfonds ieder jaar verdeeld over alle aandeelhouders op basis van de aandelen in ieders bezit. Concreet worden uitkeringen in de tijd naar voren gehaald. Het moment van tussen- en of eindkap per individuele plot (investering of participatie) is dan niet meer relevant,

(…)"

2.5.

Belanghebbende heeft voor de onderhavige jaren aangifte gedaan naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 12.721 (2013) en € 17.673 (2014) en een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van nihil (beide jaren). Belanghebbende heeft de participaties [C] en de deelnemingsrechten [E] niet in zijn aangifte opgenomen. De aanslagen IB/PVV voor de jaren 2013 en 2014 zijn conform de door belanghebbende ingediende aangiften vastgesteld.

2.6.

Bij het opleggen van de onderhavige navorderingsaanslagen heeft de Inspecteur het belastbaar inkomen uit sparen en beleggen gecorrigeerd en daarbij de waarde van de deelnemingsrechten [E] vastgesteld op € 507.636 (2013) respectievelijk € 507.457 (2014), en de waarde van de participaties [C] op € 31.024 (2013) respectievelijk € 40.450 (2014).

Omschrijving geschil in hoger beroep en conclusies van partijen

Oordeel van de Rechtbank

Beoordeling van het hoger beroep

Proceskosten en griffierecht

Beslissing