Home

Gerechtshof Den Haag, 15-10-2019, ECLI:NL:GHDHA:2019:2749, BK-19/00060 tm BK-19/00063

Gerechtshof Den Haag, 15-10-2019, ECLI:NL:GHDHA:2019:2749, BK-19/00060 tm BK-19/00063

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Den Haag
Datum uitspraak
15 oktober 2019
Datum publicatie
30 oktober 2019
ECLI
ECLI:NL:GHDHA:2019:2749
Formele relaties
Zaaknummer
BK-19/00060 tm BK-19/00063

Inhoudsindicatie

Begrip gebruikelijk loon. Afroommethode vindt geen toepassing. X, belanghebbende is door zijn holding ter beschikking gesteld aan de werkmaatschappij, een koeriersbedrijf, waar X de dagelijkse administratie zoals facturering, debiteurenbeheer, contractadministratie, contacten met klanten, planning in te huren rijders alsmede ad hoc koeriersdiensten en postservicediensten verricht. Binnen de holding verricht X werkzaamheden ten behoeve van een luchtbrug voor in het buitenland uit te voeren medische behandelingen. De Inspecteur heeft het gebruikelijk loon voor 2010 tot en met 2013 vastgesteld op het in art. 12a Wet LB 1964 genoemde bedrag. Niet aannemelijk is dat bij soortgelijke dienstbetrekkingen waarbij een aanmerkelijk belang geen rol speelt, in het economische verkeer een lager loon gebruikelijk is. De werkzaamheden kunnen niet worden vergeleken met die van een managementassistent vanwege onder meer de grotere verantwoordelijkheid. Omdat het resultaat van de werkmaatschappij in niet onbetekenende mate afhankelijk is van de bijdrage van B die voltijds via zijn Holding postservice- en koerierswerkzaamheden verricht, kan de afroommethode niet worden toegepast. De bijtelling privégebruik auto is terecht toegepast. Belanghebbende heeft niet doen blijken dat niet meer dan 500 kilometer in privé is gereden. Voor het jaar 2010 heeft X door geen loon van de holding aan te geven niet de vereiste aangifte gedaan. X heeft niet doen blijken dat het loon te hoog is vastgesteld. Voor wat betreft de boete geldt dat belanghebbende grove schuld kan worden verweten omdat hij de bijtelling privégebruik auto niet heeft toegepast in de jaren 2010 en 2011. Op het incidenteel hoger beroep van de Inspecteur oordeelt het Hof dat de Rechtbank er ten onrechte van is uitgegaan dat X voor 2011 wel het privégebruik had aangegeven. De Rechtbank heeft de boete ten onrechte vernietigd.

Uitspraak

Team Belastingrecht

meervoudige kamer

nummers BK-19/00060 tot en met BK-19/00063

in het geding tussen:

(gemachtigde: [A] )

en

(vertegenwoordigers: [B] [C] en [D] )

op het hoger beroep van belanghebbende tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag (de Rechtbank) van 22 november 2018, nummers SGR 18/2506, SGR 18/2509, SGR 18/2513 en SGR 18/2514 en het incidenteel hoger beroep van de Inspecteur tegen de uitspraak van de Rechtbank van 22 november 2018, nummer SGR 18/2509.

Procesverloop

BK-19/00060

1.1.

De Inspecteur heeft aan belanghebbende voor het jaar 2010 een aanslag in de inkomstenbelasting en de premie volksverzekeringen opgelegd naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 30.439 en bij beschikking heffingsrente in rekening gebracht van € 44. Vervolgens heeft de Inspecteur op 5 december 2015 belanghebbende voor het jaar 2010 een navorderingsaanslag in de inkomstenbelasting en de premie volksverzekeringen opgelegd naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 73.439 en bij beschikking een vergrijpboete van € 1.342 opgelegd en bij beschikking € 2.945 heffingsrente in rekening gebracht.

BK-19/00061

1.2.

Voor het jaar 2011 heeft de Inspecteur belanghebbende een aanslag in de inkomstenbelasting en de premie volksverzekeringen opgelegd naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 54.449. Verder is aan belanghebbende bij beschikking € 285 heffingsrente in rekening gebracht. Vervolgens heeft de Inspecteur op 5 december 2015 aan belanghebbende voor het jaar 2011 een navorderingsaanslag inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen opgelegd naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 73.253 en bij beschikking een vergrijpboete van € 1.414 opgelegd en bij beschikking € 1.123 heffingsrente in rekening gebracht.

BK-19/00062

1.3.

Voor het jaar 2012 heeft de Inspecteur belanghebbende op 18 december 2015 een aanslag in de inkomstenbelasting en de premie volksverzekeringen opgelegd naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 79.227. Verder is belanghebbende bij beschikking € 914 belastingrente in rekening gebracht.

BK-19/00063

1.4.

Voor het jaar 2013 heeft de Inspecteur belanghebbende op 23 december 2015 een aanslag in de inkomstenbelasting en de premie volksverzekeringen opgelegd naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 94.955 en een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van € 1.792. Verder is aan belanghebbende bij beschikking € 65 belastingrente in rekening gebracht.

Alle zaken

1.5.

De Inspecteur heeft de tegen de aanslagen inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen, beschikkingen heffings- en belastingrente en boetebeschikkingen gemaakte bezwaren ongegrond verklaard.

1.6.

Belanghebbende heeft tegen de uitspraken op bezwaar beroep bij de Rechtbank ingesteld. Ter zake van dit beroep is eenmaal een griffierecht geheven van € 46.

1.7.

De Rechtbank heeft:

- de beroepen gegrond verklaard;

- de uitspraken op bezwaar vernietigd;

- de navorderingsaanslag inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen voor het jaar 2010 verminderd tot een naar belastbaar inkomen uit werk en woning van € 71.439 met dienovereenkomstige vermindering van de beschikking heffingsrente en de boetebeschikking voor het jaar 2010 gehandhaafd;

- de navorderingsaanslag inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen voor het jaar 2011 verminderd tot een naar belastbaar inkomen uit werk en woning van € 70.253 met dienovereenkomstige vermindering van de beschikking heffingsrente en de boetebeschikking voor het jaar 2011 vernietigd;

- de aanslag inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen voor het jaar 2012 verminderd tot een naar belastbaar inkomen uit werk en woning van € 77.227 met dienovereenkomstige vermindering van de beschikking belastingrente;

- de aanslag inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen voor het jaar 2013 verminderd tot een naar belastbaar inkomen uit werk en woning van € 93.955 en een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van € 1.792 met dienovereenkomstige vermindering van de beschikking belastingrente;

- aan belanghebbende een proceskostenvergoeding toegekend voor de beroepsfase van € 1.503 en

- de teruggave gelast van € 46 griffierecht aan belanghebbende.

1.8.

Belanghebbende is van de uitspraken van de Rechtbank in hoger beroep gekomen bij het Hof. Ter zake daarvan is eenmaal een griffierecht geheven van € 128. De Inspecteur heeft een verweerschrift ingediend. De Inspecteur heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank voor het jaar 2011 incidenteel hoger beroep ingediend.

1.9.

De mondelinge behandeling van de zaken heeft plaatsgehad ter zitting van het Hof van 3 september 2019, gehouden te Den Haag. Partijen zijn verschenen. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt.

1.10.

Het hoger beroep en incidenteel hoger beroep zijn gezamenlijk behandeld met de hoger beroepen BK-18/00953 en BK-18/00954 betreffende de aan [E] B.V. opgelegde naheffingsaanslagen loonheffing voor de jaren 2014 en 2015 en beschikkingen belastingrente. Hetgeen ter zitting wordt aangevoerd in een van de zaken wordt geacht te zijn aangevoerd in alle zaken tenzij dat niet op de desbetreffende zaak betrekking heeft.

Vaststaande feiten

2.1.

Belanghebbende is bestuurder, enig aandeelhouder en enig werknemer van [E] B.V. (de BV), opgericht op 1 januari 1981. De BV is bestuurder en voor 50 percent aandeelhoudster van de besloten vennootschap [F] B.V. (de werkmaatschappij). De BV is sinds 2 juli 2011 bestuurder van de werkmaatschappij.

2.2.

De overige 50 percent van de aandelen in de werkmaatschappij worden gehouden door [G] B.V., de holding van [H] . [G] B.V. is sinds 28 november 2011 bestuurder van de werkmaatschappij.

2.3.

De BV heeft van de werkmaatschappij voor de werkzaamheden van belanghebbende de volgende managementfees ontvangen:

2010 € 53.000

2011 € 54.000

2012 € 54.000

2013 € 54.000.

2.4.

Belanghebbende heeft in de jaren 2010 tot en met 2013 van de BV het volgende loon ontvangen:

2010 € 27.168

2011 € 25.437

2012 € 25.263

2013 € 25.437.

2.5.

De omzet, loonkosten en winst van de BV bedroegen in:

Jaar omzet loonkosten fiscale winst

2010 € 53.000 € 27.248 € 47.374

2011 € 54.000 € 24.000 € 74.420 -/-

2012 € 54.000 € 24.000 € 21.213

2013 € 54.000 € 22.800 € 19.836.

2.6.

De activiteiten van de werkmaatschappij bestaan uit een postbusservice alsmede het verrichten van koeriersdiensten in de omgeving van [Z] . De Inspecteur heeft bij de werkmaatschappij een boekenonderzoek ingesteld betreffende de aangiften vennootschapsbelasting en omzetbelasting voor het jaar 2012. In het naar aanleiding van dat onderzoek opgemaakt rapport van 16 november 2015 is over de activiteiten van de werkmaatschappij het volgende vermeld:

Om gebruik te kunnen maken van een postbus-service moet er eerst een abonnement afgesloten worden. Deze abonnementen zijn maandelijks opzegbaar. Daarnaast wordt er ook machtiging verleend voor het ophalen van de aangetekende post. Er wordt per kwartaal gefactureerd en betaald. Alle betalingen verlopen via de bank.

Postbus-service werkzaamheden worden door de heer [X] en de heer [H] verricht. Bij calamiteiten wordt er iemand anders ingeschakeld. De heer [X] werkt 2 á 3 uren per dag en daarnaast verzorgt hij de dagelijkse administratie. De heer [H] werkt 6 á 8 uren per dag. Vroeg in de ochtend filteren zij zelf de post van hun klanten in de bakken van PostNL. Deze post wordt verzameld en bij de klanten bezorgd. 's Avonds wordt de post ook opgehaald als het nodig is. Zij streven ernaar om de post altijd op tijd te bezorgen. Hiervoor worden bedrijfsauto's gebruikt.

Koeriersdiensten worden aan de hand van de ritopdrachten verricht. Deze ritopdrachten worden telefonisch of per e-mail geplaatst. Voor de ontvangst wordt er altijd getekend door de klant. Wekelijks wordt er een factuur van alle ritten samengesteld en verstuurd naar de klant. Deze betalingen verlopen altijd via de bank. De rijders zijn niet in loondienst bij [F] B.V. en zij zijn ook geen zzp'ers. Met deze rijders wordt een contract afgesloten. Koeriers rijden meestal met eigen auto's. Zij ontvangen een vergoeding van € 0,35 per kilometer, waarvan € 0,19 vergoeding voor de autokosten en de resterende € 0,16 vergoeding voor de verrichte werkzaamheden. De meeste rijders zijn gepensioneerd en doen het werk meer voor de sociale contacten dan voor het geld. Er is een lijst samengesteld met koeriers die gebeld kunnen worden voor bezorging. Verder wordt er geen planning gemaakt, want het zijn vaak incidentele opdrachten en rijders werken dus vaak op afroep. De klant betaalt veelal € 0,60 per kilometer. Het aantal afgelegde kilometers wordt altijd op de ritopdracht vastgelegd. Deze opdracht wordt naar de klant verstuurd en de kopie ervan wordt in de administratie bewaard. Voor de koeriersdiensten is [F] B.V. in principe 24/7 voor de klanten bereikbaar. Zij streven ernaar om binnen 15-20 minuten bij de klant voor de deur te staan om het pakketje op te halen.

2.7.

Belanghebbende verricht voor de werkmaatschappij de volgende werkzaamheden: het voeren van de dagelijkse administratie van de werkmaatschappij zoals facturering, debiteurenbeheer, contractadministratie, contacten met klanten, planning in te huren rijders alsmede ad hoc het zelf verrichten van koeriers- en postservicediensten. Binnen de BV verricht belanghebbende werkzaamheden ten behoeve van een luchtbrug voor in Hongarije uit te voeren medische behandelingen. [H] verricht in de werkmaatschappij voltijds postservice- en koerierswerkzaamheden. Er zijn buiten [X] en [H] geen (fictieve) werknemers in dienst van de werkmaatschappij.

2.8.

Uit het boekenonderzoek is naar voren gekomen dat de werkmaatschappij aan belanghebbende en [H] in de jaren 2010 tot en met 2013 ieder een bestelbus ter beschikking heeft gesteld die zij ook privé mochten gebruiken. Tijdens het onderzoek was geen kilometeradministratie van deze auto’s beschikbaar. De vervolgens bij de Inspecteur ingeleverde administratie bevat data en kilometerstanden. Niet zijn vermeld: de begin- en eindkilometerstanden, de bezochte adressen en of er zakelijke of persoonlijke ritten gemaakt zijn.

Verder heeft de Inspecteur de volgende bijzonderheden opgemerkt:

- In een aantal periodes is steeds hetzelfde aantal kilometers gereden.

- Er is een dag waarop 1.055 km is gereden op een route van [Z] – [I] – [Z] - [J] – [Z] - [K] - [Z] .

- De kilometerstanden lopen terug en sluiten niet aan met de kilometerstanden volgens de Nationale Auto Pas.

- Er zijn autokosten van een reis naar Hongarije geboekt.

[X] heeft in zijn aangiften inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen geen bijtelling privégebruik auto opgenomen.

2.9.

Naar aanleiding van de uitkomsten van het hiervoor vermelde boekenonderzoek heeft de Inspecteur aan belanghebbende over de jaren 2010 tot en met 2013 de in 1.1 tot en met 1.4 vermelde (navorderings)aanslagen inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen opgelegd waarbij hij correcties heeft aangebracht inzake het gebruikelijk loon en het privégebruik auto ten bedrage van 25% van de catalogusprijs van € 49.026, ia € 12.256, omdat niet is gebleken dat met de auto in die jaren minder dan 500 km per jaar in privé is gereden.

2.10.

De Inspecteur heeft het gebruikelijk loon voor het jaar 2010 als volgt vastgesteld:

Managementfee € 53.000

Kosten € 2.500

Privégebruik auto € 12.256

€ 62.756.

Gebruikelijk loon afgerond 70% van € 62.756 is € 43.000.

Voor de jaren 2011 tot en met 2013 heeft de Inspecteur het gebruikelijk loon vastgesteld op € 44.000 per jaar:

Management fee: € 54.000

Kosten € 2.500

Privégebruik auto € 12.256

€ 63.756.

Gebruikelijk loon afgerond 70% van € 63.756 is € 44.000.

2.11.

De Inspecteur heeft zich in beroep nader op het standpunt gesteld dat het gebruikelijk loon in de jaren 2010 tot en met 2013 niet hoger is dan het in artikel 12a, lid 1, van de Wet op de loonbelasting 1964 (Wet LB 1964) voor het betreffende jaar genoemde bedrag.

De wettelijke norm voor gebruikelijk loon ex art. 12a van de Wet LB 1964 bedroeg voor:

2010 en 2011 € 41.000

2012 € 42.000

2013 € 43.000.

De Rechtbank heeft in verband daarmee de correctie bijtelling gebruikelijk loon en de belastbare inkomens uit werk en woning bij de bestreden uitspraak verminderd.

2.12.

Aan belanghebbende zijn door de Inspecteur aan de BV voor de jaren 2014 en 2015 correctieverplichtingen loonheffing opgelegd die zijn voldaan waarna de Inspecteur naheffingsaanslagen in de loonheffing heeft opgelegd waarbij het door belanghebbende genoten loon voor beide jaren is vastgesteld op € 44.000 (€ 54.000 managementfee minus kosten plus bijtelling privégebruik auto). De in 1.10 genoemde procedures betreffen de hoger beroepen met betrekking tot deze naheffingsaanslagen.

Geschil in hoger beroep en conclusies van partijen

3.1.

In hoger beroep is in geschil of het gebruikelijk loon van de BV zoals de Rechtbank in beroep heeft geoordeeld voor de jaren 2010 en 2011 op € 41.000, voor 2012 op € 42.000 en voor het jaar 2013 op € 43.000 moet worden vastgesteld. Belanghebbende beantwoordt die vraag ontkennend. Belanghebbende stelt voorts dat geen correctie privégebruik auto had mogen worden aangebracht.

3.2.

Het hoger beroep van belanghebbende strekt tot vernietiging van de uitspraken van de Rechtbank, tot vernietiging van de uitspraken op bezwaar en tot vermindering van de (navorderings)aanslagen inkomstenbelasting/premieheffing volksverzekeringen waarbij als gebruikelijk loon in aanmerking wordt genomen (70% van de hiervoor vermelde bedragen € 41.000, € 42.000 en € 43.000): € 28.700 voor 2010, en 2011 en € 29.400 voor 2012 en € 30.100 voor 2013, waarin de eventuele correctie inzake privégebruik auto is meegenomen.

3.3.

De Inspecteur concludeert tot bevestiging van de uitspraken van de Rechtbank voor de jaren 2010, 2012 en 2013 en in incidenteel hoger beroep tot vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank voor het jaar 2011 voor zover deze betrekking heeft op de boete en tot bevestiging van de uitspraak op bezwaar waarbij de boete wordt gehandhaafd.

Beoordeling van het hoger beroep

Proceskosten en griffierecht

Beslissing