Home

Gerechtshof Den Haag, 29-03-2019, ECLI:NL:GHDHA:2019:700, BK-18/00672

Gerechtshof Den Haag, 29-03-2019, ECLI:NL:GHDHA:2019:700, BK-18/00672

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Den Haag
Datum uitspraak
29 maart 2019
Datum publicatie
8 mei 2019
ECLI
ECLI:NL:GHDHA:2019:700
Zaaknummer
BK-18/00672

Inhoudsindicatie

In hoger beroep zijn, net als voor de Rechtbank, de naheffing en de boete in geschil. Belanghebbende] heeft aangevoerd dat hij een op 20 mei 2010 gedateerde vrijstellingsbeschikking heeft waarin staat vermeld dat hij vanaf 5 augustus 2010 geen motorrijtuigenbelasting hoeft te betalen omdat de auto gelet op de gegevens van het kentekenregister op die dag 25 jaar geleden in gebruik werd genomen. [Belanghebbende] is daarom van mening dat hij geen motorrijtuigenbelasting is verschuldigd.

Uitspraak

Team Belastingrecht

meervoudige kamer

nummer BK-18/00672

in het geding tussen:

en

de inspecteur van de Belastingdienst/Centrale administratieve processen, kantoor Apeldoorn, de Inspecteur,

op het hoger beroep van belanghebbende tegen de uitspraak van de Rechtbank Den Haag van 18 mei 2018, nr. SGR 18/1214.

Procesverloop

1.1.

Belanghebbende zijn over het tijdvak van 5 augustus 2016 tot en met 4 augustus 2017 een naheffingsaanslag in de motorrijtuigenbelasting van € 810 en bij beschikking een boete van € 810 opgelegd.

1.2.

Bij gezamenlijke uitspraak op bezwaar heeft de Inspecteur de naheffingsaanslag en de boetebeschikking gehandhaafd.

1.3.

Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Inspecteur beroep bij de Rechtbank ingesteld. Een griffierecht is geheven van € 46.

1.4.

De Rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard.

1.5.

Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld. Een griffierecht is geheven van € 126. De Inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.

1.6.

De mondelinge behandeling van het hoger beroep heeft plaatsgehad in Den Haag ter zitting van het Hof van 15 maart 2019. Partijen zijn verschenen.

Feiten

2.1.

Belanghebbende is vanaf 9 december 1996 in het kentekenregister opgenomen als houder van de auto, een Nissan met het kenteken […] . De datum van het kentekenbewijs I is 5 augustus 1985.

2.2.

In het zicht van het bij wetswijziging komen te vervallen van de vrijstelling voor de motorrijtuigenbelasting per 1 januari 2014 voor motorrijtuigen van ouder dan vijfentwintig jaar heeft belanghebbende al met ingang van 30 november 2013 de tenaamstelling in het kentekenregister laten schorsen. De schorsing heeft hij telkens verlengd. Zo heeft de schorsing met betrekking tot de auto ook gegolden voor de periode van 12 november 2016 tot en met 27 oktober 2017.

2.3.

De Inspecteur heeft geconstateerd dat op 24 juli 2017 om 16.25 uur de auto op de openbare weg staat, te weten aan de [A] in [Z] .

2.4.

Naar aanleiding van deze constatering zijn de naheffingsaanslag en de boete opgelegd.

De Rechtbank

3. De Rechtbank heeft overwogen:

"(…)

7. In geschil is of naheffingsaanslag en de verzuimboete terecht zijn opgelegd.

8. [ Belanghebbende] heeft aangevoerd dat hij een op 20 mei 2010 gedateerde vrijstellingsbeschikking heeft waarin staat vermeld dat hij vanaf 5 augustus 2010 geen motorrijtuigenbelasting hoeft te betalen omdat de auto gelet op de gegevens van het kentekenregister op die dag 25 jaar geleden in gebruik werd genomen. [Belanghebbende] is daarom van mening dat hij geen motorrijtuigenbelasting is verschuldigd. Voorts voert [belanghebbende] aan dat [de Inspecteur] in de vooraankondigingsbrief van de naheffingsaanslag van 19 oktober 2017 ten onrechte vermeldt dat de auto stond geparkeerd in de [A] te [Z] ; de auto staat altijd met parkeervergunning geparkeerd voor de deur van zijn woning in de [Y] te [Z] . Tevens voert [belanghebbende] aan dat hij geen gebruik maakt van de weg met zijn auto omdat hij vanaf 1 juni 1980 altijd met zijn fiets naar het werk gaat en ook boodschappen doet. Voorts benadrukt hij dat hij fietst voor goede doelen. Om die redenen vraagt hij om met terugwerkende kracht vanaf 1 juni 1980 de door hem betaalde motorrijtuigenbelasting en wegenbelasting te restitueren.

9. [ De Inspecteur] heeft het standpunt ingenomen dat de naheffingsaanslag en de verzuimboete terecht zijn opgelegd.

Naheffingsaanslag

10. De rechtbank stelt voorop dat de stelling van [belanghebbende] dat hij geen motorrijtuigenbelasting hoeft te betalen omdat hij op 20 mei 2010 een vrijstellingsbeschikking heeft gekregen faalt. De vrijstelling die aan [belanghebbende] is afgegeven verhindert niet dat een latere wetswijziging deze vrijstelling kan laten vervallen. Vanaf 1 januari 2014 is een wetswijziging doorgevoerd inhoudende dat de vrijstelling van motorrijtuigenbelasting alleen nog geldt voor auto’s die op dat moment een eerste inschrijving van minimaal 40 jaar geleden hebben. [De Inspecteur] heeft, en dat is niet dan wel onvoldoende weersproken door [belanghebbende], gesteld dat in november 2013 alle houders van een oldtimer een brief hebben gekregen omtrent die op handen zijnde wetswijzing. Gelet op de datum van het kentekenbewijs I voldoet de auto niet aan het criterium van 40 jaar.

11. Op grond van artikel 35 van de Wet motorrijtuigenbelasting (hierna: de Wet MRB) kan bij constatering van gebruik van de weg met een voor dat motorrijtuig geldende schorsing als bedoeld in hoofdstuk IV, paragraaf 6, van de Wegenverkeerswet 1994 de belasting worden nageheven en kan op grond van artikel 37 van de Wet tevens een verzuimboete worden opgelegd.

12. [ De Inspecteur] heeft een Controleformulier overgelegd. Uit de daarbij gevoegde foto’s van de auto blijkt dat de auto geparkeerd stond op de openbare weg. Daarmee is sprake van het gebruik van de weg. Dat naar [belanghebbende] heeft gesteld niet met de auto wordt gereden en dat de auto met parkeervergunning staat geparkeerd voor zijn woning kan daaraan niet afdoen, aangezien het parkeren langs de straat op grond van artikel 35 van de Wet MRB wordt aangemerkt als het gebruik maken van de weg. Nu voorts sprake is van het gebruik van de weg gedurende de tijd dat het kenteken van de auto was geschorst, is de naheffingsaanslag terecht aan [belanghebbende] opgelegd. Daaraan doet niet af dat [belanghebbende] veelvuldig gebruik maakt van zijn fiets en dat hij, zoals hij ter zitting heeft verklaard, het niet eens is met de onder 10 genoemde wetswijziging.

Boete

13. Op grond van artikel 37 van de Wet MBR in samenhang met artikel 67c van de Algemene wet inzake rijksbelastingen en het bepaalde in paragraaf 34 van het Besluit Bestuurlijke Boeten Belastingdienst kan [de Inspecteur] in geval van gebruik van de weg met een motorrijtuig tijdens een voor dat motorrijtuig geldende schorsing een verzuimboete opleggen van ten hoogste 100 procent van het bedrag aan belasting dat niet of gedeeltelijk niet is betaald met een maximum van € 5.278. Bij het opleggen van verzuimboeten wordt geen onderscheid gemaakt in de mate van schuld of nalatigheid, met dien verstande dat bij afwezigheid van alle schuld (avas) het opleggen ervan achterwege behoort te blijven. Naar het oordeel van de rechtbank is echter van avas niet gebleken. [Belanghebbende] behoorde immers te weten dat hij gedurende de schorsing van de auto geen gebruik mag maken van de weg. De omstandigheid dat hij kennelijk meende dat parkeren langs de weg voor zijn woonhuis toegestaan was gedurende een schorsing dient voor zijn rekening te komen. De verzuimboete is mitsdien terecht opgelegd. De rechtbank acht de boete passend en geboden.

14. Gelet op wat hiervoor is overwogen is het beroep ongegrond verklaard.

15. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding."

Geschil en standpunten

Beoordeling

Proceskosten

Beslissing