Gerechtshof Den Haag, 15-07-2020, ECLI:NL:GHDHA:2020:1280, 2200474418
Gerechtshof Den Haag, 15-07-2020, ECLI:NL:GHDHA:2020:1280, 2200474418
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Den Haag
- Datum uitspraak
- 15 juli 2020
- Datum publicatie
- 15 juli 2020
- ECLI
- ECLI:NL:GHDHA:2020:1280
- Zaaknummer
- 2200474418
Inhoudsindicatie
Veroordeling tot 14 jaar gevangenisstraf wegens moord. Uitvoerige bewijsoverwegingen met betrekking tot daderschap, opzet en voorbedachte raad.
Vorderingen benadeelde partijen niet-ontvankelijk verklaard voor zover die betrekking hebben op shockschade. Beoordeling van de vraag of in casu sprake is van dergelijke schade vergt nader onderzoek dat een onevenredige belasting van het strafproces oplevert.
Uitspraak
Rolnummer: 22-004744-18
Parketnummer: 10-660088-18
Datum uitspraak: 15 juli 2020
TEGENSPRAAK
Gerechtshof Den Haag
meervoudige kamer voor strafzaken
Arrest
gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Rotterdam van 23 november 2018 in de strafzaak tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1971,
adres: [adres],
thans gedetineerd in [adres].
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van dit hof op 20 augustus 2019 en 1 juli 2020.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte ter zake van het onder 1 impliciet primair tenlastegelegde vrijgesproken en ter zake van het onder 1 impliciet subsidiair en 2 tenlastegelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 10 jaren met aftrek van voorarrest. Voorts zijn er beslissingen genomen omtrent de vorderingen van de benadeelde partijen zoals nader omschreven in het vonnis waarvan beroep.
Namens de verdachte is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is - na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting in eerste aanleg en hoger beroep - tenlastegelegd dat:
1.
hij in of omstreeks de periode van 14 februari 2018 tot en met 16 februari 2018 te Rotterdam opzettelijk en met voorbedachten rade, althans opzettelijk een persoon genaamd [slachtoffer 1] van het leven heeft beroofd, immers heeft verdachte opzettelijk (met kracht) (meermalen) met een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, gestoken/gesneden in het rechter bovenbeen en/of het linker bovenbeen en/of de (boven)buik, althans (telkens) in het lichaam van [slachtoffer 1], ten gevolge waarvan voornoemde [slachtoffer 1] op 16 februari 2018 is overleden;
subsidiair:
hij op of omstreeks 14 februari 2018 te Rotterdam, aan een persoon genaamd [slachtoffer 1], opzettelijk en al dan niet met voorbedachten rade zwaar lichamelijk letsel (te weten een steekwond (met een steekkanaal van ong. 20 cm) in het (rechter) bovenbeen), heeft toegebracht, door deze opzettelijk met een mes te steken in het (rechter)bovenbeen (waardoor beide grote bloedvaten (ader en slagader) gekliefd zijn met (groot) bloedverlies tot gevolg), terwijl dat feit de dood van die [slachtoffer 1] (op 16 februari 2018) ten gevolge heeft gehad;
meer subsidiair:
hij op of omstreeks 14 februari 2018 te Rotterdam, opzettelijk en al dan niet met voorbedachten rade, mishandelend een persoon genaamd [slachtoffer 1], met een mes in het (rechter)bovenbeen heeft gestoken (waardoor een steekkanaal van ong. 20 cm is ontstaan en beide grote bloedvaten (ader en slagader) gekliefd zijn met (groot) bloedverlies tot gevolg), terwijl dat feit de dood van die [slachtoffer 1] (op 16 februari 2018) ten gevolge heeft gehad;
2.
hij op of omstreeks 3 september 2017, in elk geval in of omstreeks de maand september in 2017 te Capelle aan den IJssel zijn echtgenoot/echtgenote, [slachtoffer 2] , heeft mishandeld door deze meermalen, althans eenmaal, op/tegen het hoofd en/of het lichaam te slaan, stompen en/of schoppen;
Vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft – overeenkomstig het door hem overgelegde en in het procesdossier gevoegde requisitoir – gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd en voorts primair dat de verdachte ter zake van het onder 1 impliciet subsidiair en 2 ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 10 jaren met aftrek van voorarrest, en subsidiair dat de verdachte ter zake van het onder 1 impliciet primair en 2 ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 14 jaren met aftrek van voorarrest.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Vrijspraak ten aanzien van het onder 2 tenlastegelegde
Door de dochter van de verdachte, [getuige 1] (hierna: [getuige 1]), is aangifte gedaan van mishandeling van het slachtoffer, haar moeder. Hoewel het slachtoffer daarbij aanwezig was en volgens de verhorende verbalisant bevestigde wat haar dochter verklaarde, heeft zij nadien, op 4 oktober 2018 bij verhoor door de rechter-commissaris, stellig ontkend door de verdachte te zijn mishandeld. De in hoger beroep gehoorde [getuige 2] heeft op 20 november 2019 tegenover de raadsheer-commissaris verklaard dat zij zelf nooit iets van een mishandeling heeft gezien, geen blauwe plekken bij het slachtoffer heeft gezien, het slachtoffer haar ook nooit iets heeft verteld daarover en dat zij ook van [getuige 1] nooit heeft gehoord dat de verdachte het slachtoffer zou mishandelen. Wel zou er veel bekvechten zijn geweest.
Naar het oordeel van het hof is op grond van het voorgaande niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan de verdachte onder 2 is tenlastegelegd, zodat de verdachte daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Bewijsoverwegingen ten aanzien van het onder 1 tenlastegelegde