Home

Gerechtshof Den Haag, 15-07-2020, ECLI:NL:GHDHA:2020:1488, BK-19/00388

Gerechtshof Den Haag, 15-07-2020, ECLI:NL:GHDHA:2020:1488, BK-19/00388

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Den Haag
Datum uitspraak
15 juli 2020
Datum publicatie
24 augustus 2020
ECLI
ECLI:NL:GHDHA:2020:1488
Zaaknummer
BK-19/00388

Inhoudsindicatie

Op de pensioenuitkering van belanghebbende is beslag gelegd, zodat een deel van de pensioenuitkering is uitbetaald aan de beslaglegger. Belanghebbende heeft in zijn aangifte enkel het deel van de pensioenuitkering aangegeven dat aan hem zelf is uitbetaald.

Voor de heffing van inkomstenbelasting wordt de volledige pensioenuitkering tot het belastbare inkomen gerekend. De omstandigheid dat beslag is gelegd op een deel van de pensioenuitkering, betekent niet dat het pensioen in zoverre niet door belanghebbende is genoten. De aanslag is dan ook op een juist bedrag vastgesteld.

Uitspraak

Team Belastingrecht

meervoudige kamer

nummer BK-19/00388

in het geding tussen:

en

(vertegenwoordiger: [A] )

op het hoger beroep van belanghebbende tegen de uitspraak van de Rechtbank Den Haag (de Rechtbank) van 7 mei 2019, nr. SGR 18/6766.

Procesverloop

1.1.

Aan belanghebbende is voor het jaar 2016 een aanslag in de inkomstenbelasting en de premie volksverzekeringen (de aanslag) opgelegd naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 54.647. Bij gelijktijdig gegeven beschikking is een bedrag van € 397 aan belastingrente in rekening gebracht.

1.2.

Bij uitspraak op bezwaar heeft de Inspecteur belanghebbendes bezwaar tegen de aanslag afgewezen.

1.3.

Belanghebbende heeft tegen de uitspraak op bezwaar beroep bij de Rechtbank ingesteld. De griffier van de Rechtbank heeft een griffierecht geheven van € 46. De Rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard en de Inspecteur opgedragen het betaalde griffierecht aan belanghebbende te vergoeden.

1.4.

Belanghebbende is van de uitspraak van de Rechtbank in hoger beroep gekomen bij het Hof. In verband daarmee is een griffierecht geheven van € 128. Een afschrift van het proces-verbaal van de zitting bij de Rechtbank is door de griffier van het Hof op 16 juli 2019 verzonden naar partijen. Bij brief van 27 november 2019, ingekomen bij het Hof op dezelfde datum, heeft de Inspecteur medegedeeld dat hij in hoger beroep afziet van het indienen van een verweerschrift omdat belanghebbende geen nieuwe of aanvullende standpunten heeft ingenomen en heeft hij verwezen naar zijn verweerschrift in eerste aanleg. Belanghebbende heeft nadien bij brief van 30 november 2019, ingekomen bij het Hof op 2 december 2019, een nader stuk met bijlagen ingediend. Voorafgaand aan de zitting heeft belanghebbende een pleitnota ingediend.

1.5.

De mondelinge behandeling van de zaken heeft plaatsgehad via een videoverbinding (Skype) op 7 juli 2020 te 11 uur. Partijen zijn verschenen, waarbij sprake was van een directe beeld- en geluidsverbinding met het Hof. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt.

Vaststaande feiten

2.1.

Belanghebbende heeft een aangifte inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen ingediend voor het jaar 2016. In de aangifte heeft belanghebbende een belastbaar inkomen uit werk en woning aangegeven van € 23.504, bestaande uit:

- pensioen van stichting pensioenfonds [B]

€ 7.500

- AOW-uitkering

€ 16.004

2.2.

De Inspecteur heeft in een brief aan belanghebbende vermeld voornemens te zijn af te wijken van de door belanghebbende ingediende aangifte naar aanleiding van de door de Stichting pensioenfonds [B] verstrekte loongegevens. De bij de brief gevoegde bijlage vermeldt de volgende loongegevens:

“WERKGEVER

LOONHEFFING

LOON

SOORT LOON

Stichting pensioenfonds [B] (…)

€ 8.038

€ 38.643

Vroegere arbeid

Sociale Verzekeringsbank

€ 650

€ 16.004

Vroegere arbeid”

2.3.

Belanghebbende heeft in reactie op de brief van de Inspecteur bankafschriften verzonden aan de Inspecteur. De reactie vermeldt voor zover van belang:

"IK ben het NIET eens met eventuele wijzigingen.

Op grond daarvan stuur ik U al mijn bankafschriften van elke maand in 2016 als ondersteuning voor mijn stellingname.

Door slopende ziekte heb ik mijn Inkomen over gedragen aan mijn zoon, U ziet dan vanaf september 2016 een ander soortig bankafschrift van de ING van mijn zoon (…)."

2.4.

Uit de door belanghebbende verstrekte bankafschriften volgt dat door hem van Stichting Pensioenfonds [B] in 2016 een bedrag van in totaal € 7.860,38 is ontvangen op zijn bankrekening.

2.5.

De stukken van het geding bevatten een brief van 11 september 2018 van Stichting Algemeen Pensioenfonds [C] aan de Inspecteur. Uit de brief volgt dat in 2016 in verband met een executoriaal derdenbeslag van de pensioenuitkering van belanghebbende een bedrag van € 20.619 is overgemaakt naar de schuldeiser. De brief vermeldt, voor zover van belang:

"Beslagvrije voet in 2016

Onderstaand treft u de beslagvrije voet die wij over 2016 hebben gehanteerd. De beslagvrije voet is aan [belanghebbende] (netto) uitgekeerd. Ook de vorderingen zijn over het nettobedrag verrekend.

Beslagvrije voet

Totale vorderingen in 2016:

Oordeel van de Rechtbank

Omschrijving geschil in hoger beroep en conclusies van partijen

Beoordeling van het hoger beroep

Proceskosten

Beslissing