Home

Gerechtshof Den Haag, 28-07-2020, ECLI:NL:GHDHA:2020:1684, BK-19/00643

Gerechtshof Den Haag, 28-07-2020, ECLI:NL:GHDHA:2020:1684, BK-19/00643

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Den Haag
Datum uitspraak
28 juli 2020
Datum publicatie
18 september 2020
ECLI
ECLI:NL:GHDHA:2020:1684
Zaaknummer
BK-19/00643

Inhoudsindicatie

Belanghebbende is enig aandeelhouder van een moedervennootschap, die alle aandelen in een dochtervennootschap houdt. In 2010 heeft belanghebbende een pand ingebracht in de dochtervennootschap, daarbij is een deel van de inbreng, een bedrag van € 528.000, aangemerkt als storting van informeel kapitaal (agio). In 2013 vindt, na besluit van de algemene vergadering van aandeelhouders van de moeder-vennootschap, verrekening plaats van de agioreserve van de dochtervennootschap met de rekening-courantverhouding tussen belanghebbende en de dochtervennoot-schap. Het hof oordeelt dat belanghebbende een regulier voordeel heeft genoten in de zin van art. 4.12 Wet IB 2001.

Uitspraak

Team Belastingrecht

meervoudige kamer

nummer BK-19/00643

in het geding tussen:

(gemachtigde: [A])

en

(vertegenwoordiger: [B])

op het hoger beroep van belanghebbende tegen de uitspraak van de Rechtbank Den Haag (de Rechtbank) van 12 september 2019, nummer SGR 19/1875, betreffende na te vermelden navorderingsaanslag en beschikking.

Procesverloop

1.1.

Aan belanghebbende is voor het jaar 2013 een aanslag in de inkomstenbelasting en de premie volksverzekeringen (IB/PVV) opgelegd naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 42.120. Vervolgens heeft de Inspecteur aan belanghebbende voor dat jaar een navorderingsaanslag opgelegd naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 42.120 en een belastbaar inkomen uit aanmerkelijk belang van € 264.000, derhalve naar een verzamelinkomen van € 306.120. Bij gelijktijdig gegeven beschikking is een bedrag van € 10.223 aan belastingrente in rekening gebracht.

1.2.

Bij uitspraak op bezwaar heeft de Inspecteur belanghebbendes bezwaar afgewezen.

Belanghebbende heeft tegen de uitspraak op bezwaar beroep bij de Rechtbank ingesteld. Ter zake is door de griffier een griffierecht geheven van € 47. De Rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard.

1.3.

Belanghebbende is van de uitspraak van de Rechtbank in hoger beroep gekomen bij het Hof. In verband daarmee is door de griffier een griffierecht geheven van € 128. De Inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.

1.4.

De mondelinge behandeling van de zaak heeft plaatsgehad ter zitting van 16 juni 2020, gehouden te Den Haag. Partijen zijn verschenen. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt.

1.5.

Ter zitting is tevens behandeld het hoger beroep van de echtgenote van belanghebbende met zaaknummer BK-19/00644. Al hetgeen in de ene zaak is aangevoerd geldt, voor zover van belang, als te zijn aangevoerd in de andere zaak.

Vaststaande feiten

2.1.

Belanghebbende en zijn echtgenote waren in 2013 fiscaal partners en het gehele jaar gehuwd.

2.2.

Belanghebbende is enig aandeelhouder van [B] Holding B.V. (de moedervennootschap), die alle aandelen in [Y] B.V. (de dochtervennootschap) en andere dochtervennootschappen hield. In 2013 maakten de moeder- en dochtervennootschappen deel uit van een fiscale eenheid voor de vennootschapsbelasting.

2.3.

In 2010 heeft belanghebbende een pand, [adres] 146 te [plaats] ingebracht in de dochtervennootschap. De akte van inbreng van [datum] 2010 (de akte) is ingeschreven in het Kadaster. De akte luidt (voor zover van belang):

“A. OVEREENKOMST-TITEL

De inbrenger en de vennootschap hebben een overeenkomst gesloten waarbij de inbrenger zonder tegenprestatie in de vennootschap inbrengt het hierna te omschrijven registergoed, welke inbreng zal plaatsvinden ten titel van informele kapitaalstorting. Deze storting vindt plaats op grond van artikel 3.99a lid 1 slot Wet inkomstenbelasting 2001.

B. WIJZE VAN STORTING

De informele kapitaalstorting vindt plaats door de hierna vermelde inbreng.

C. INBRENG

(…)

Hypotheekschuld

Het registergoed is bezwaard met een eerste hypothecaire inschrijving (…) in hoofdsom oorspronkelijk groot (…) (EUR 1.300.000,00) (…).

Overname (hypotheek)schuld

De inbrenger levert het registergoed aan de vennootschap onder de verplichting voor de vennootschap om voor haar rekening te nemen en als haar eigen schulden te voldoen:

alle passiva die volgens de overeenkomt voor rekening van de vennootschap komen.

Daartoe behoort het gedeelte van de hiervoor bedoelde hypothecaire schuld verbandhoudende met het ingebrachte registergoed.

De vennootschap neemt de hiervoor vermelde passiva voor haar rekening onder vrijwaring van de inbrenger voor alle aanspraken hierop.

Wat door de verkrijger is gestort, wordt aangemerkt als agio.”

2.4.

In de administratie over het jaar 2010 van de dochtervennootschap is ten aanzien van de inbreng van voornoemd pand, voor zover te dezen van belang, het volgende verantwoord:

(…)

Dagboek/grootboekrekening

Datum

Debet

Credit

Boekstuk(-regel)

(…)

Memoriaal

31-12-2010

Inbreng [pand]

[adres] 146

31-12-2010

€ 1.100.000,00

Inbreng [pand]

Hypotheek [pand]

31-12-2010

€ 572.000,00

Inbreng [pand]

AGIO

31-12-2010

€ 528.000,00

Inbreng [pand]

(…)

2.5.

Uit het verslag van de buitengewone algemene vergadering van aandeelhouders van de moedervennootschap, gehouden op 29 oktober 2013, is tijdens de vergadering, besloten dat de agioreserve van € 528.000 bij de dochtervennootschap vrij dient te vallen ten gunste van de rekening-courant van belanghebbende.

2.6.

Eind 2013 is voornoemd bedrag van € 528.000 aan agioreserve verrekend in de rekening-courantverhouding tussen de dochtervennootschap en belanghebbende. Op 1 mei 2015 is de dochtervennootschap opgeheven.

2.7.

Belanghebbende heeft aangifte IB/PVV 2013 gedaan naar een inkomen uit werk en woning van € 41.120 en een dienovereenkomstig verzamelinkomen. De Inspecteur heeft bij de aanslagregeling de aangifte gevolgd.

2.8.

Naar aanleiding van de behandeling van de aangifte vennootschapsbelasting voor het jaar 2013 van de moedervennootschap, heeft de Inspecteur belanghebbende medegedeeld de onder 2.6 bedoelde verrekening van de agioreserve met de rekening-courant van belanghebbende aan te merken als terugbetaling van agio die wordt aangemerkt als inkomen uit aanmerkelijk belang en dat hij voornemens is navorderingsaanslagen aan belanghebbende en zijn echtgenote op te leggen rekening houdend met een inkomen uit box 2 van € 264.000, met toepassing van artikel 2.17, derde en vijfde lid van de Wet inkomstenbelasting 2001 (Wet IB 2001) (ieder de helft van het inkomen uit aanmerkelijk belang). Nadat belanghebbende in de gelegenheid is gesteld hier schriftelijk op te reageren, is de onderhavige navorderingsaanslag opgelegd naar het hiervoor onder 1.1 vermelde bedrag.

Oordeel van de Rechtbank

Omschrijving geschil in hoger beroep, standpunten en conclusies van partijen

Beoordeling van het hoger beroep

Proceskosten

Beslissing