Home

Gerechtshof Den Haag, 22-09-2020, ECLI:NL:GHDHA:2020:1766, BK-19/00398

Gerechtshof Den Haag, 22-09-2020, ECLI:NL:GHDHA:2020:1766, BK-19/00398

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Den Haag
Datum uitspraak
22 september 2020
Datum publicatie
28 september 2020
ECLI
ECLI:NL:GHDHA:2020:1766
Formele relaties
Zaaknummer
BK-19/00398

Inhoudsindicatie

Belanghebbende verricht in 2013 als zelfstandige onderhoudswerkzaamheden bij één opdrachtgever. In geschil is of zijn inkomsten dienen te worden aangemerkt als winst uit onderneming of als resultaat uit overige werkzaamheden.

Het Hof is met de Rechtbank van oordeel dat de werkzaamheden van belanghebbende niet kunnen worden aangemerkt als winst uit onderneming. Belanghebbende heeft niet aannemelijk gemaakt dat hij streeft naar het verkrijgen van verschillende opdrachten, dat hij voldoende zelfstandig is ten opzichte van zijn opdrachtgever en dat hij ondernemersrisico loopt. Belanghebbende geeft ook niet actief bekendheid aan zijn activiteiten.

Verder oordeelt het Hof dat het niet bevoegd is te oordelen over een beslaglegging door de ontvanger. Een dergelijk geschil dient bij de burgerlijke rechter aanhangig te worden gemaakt.

Uitspraak

Team Belastingrecht

meervoudige kamer

nummer BK-19/00398

in het geding tussen:

(gemachtigde: [A] )

en

(vertegenwoordigers: [B] en [C] )

op het hoger beroep van belanghebbende tegen de uitspraak van de Rechtbank Den Haag (de Rechtbank) van 16 mei 2019, nummer SGR 17/2188.

Procesverloop

1.1.

Aan belanghebbende is voor het jaar 2013 een aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (IB/PVV) naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 49.728 en een aanslag inkomensafhankelijke bijdrage Zorgverzekeringswet (Zvw) naar een bijdrage-inkomen van € 48.528 opgelegd. Bij gelijktijdig gegeven beschikkingen is aan belanghebbende respectievelijk € 613 en € 105 belastingrente in rekening gebracht.

1.2.

Bij uitspraak op bezwaar heeft de Inspecteur belanghebbendes bezwaar tegen de aanslagen en de beschikkingen belastingrente afgewezen.

1.3.

Belanghebbende heeft tegen de uitspraak op bezwaar beroep bij de Rechtbank ingesteld. Ter zake van dit beroep is een griffierecht geheven van € 46. De Rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard, het verzoek om vergoeding van immateriële schade wegens overschrijding van de redelijke termijn toegewezen, de Inspecteur veroordeeld tot vergoeding van de aan de bezwaarfase toerekenbare immateriële schade tot een bedrag van € 706, de Staat veroordeeld tot vergoeding van de aan de beroepsfase toerekenbare immateriële schade tot een bedrag van € 794, de Inspecteur veroordeeld in de proceskosten van belanghebbende tot een bedrag van € 256, de Staat veroordeeld in de proceskosten van belanghebbende tot een bedrag van € 256, de Inspecteur opgedragen de helft van het betaalde griffierecht van € 46, zijnde € 23 aan belanghebbende te vergoeden en de Staat opgedragen de helft van het betaalde griffierecht van € 46, zijnde € 23 aan belanghebbende te vergoeden.

1.4.

Belanghebbende is van de uitspraak van de Rechtbank in hoger beroep gekomen bij het Hof. In verband daarmee is een griffierecht geheven van € 128. De Inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.

1.5.

De mondelinge behandeling van de zaak heeft plaatsgehad ter zitting van 11 augustus 2020. De vertegenwoordigers van de Inspecteur zijn verschenen. Belanghebbende en zijn gemachtigde zijn niet verschenen. Belanghebbende is door de griffier bij aangetekende brief, verzonden op 22 juni 2020, onder vermelding van plaats, datum en tijdstip uitgenodigd om op de zitting te verschijnen. De gemachtigde van belanghebbende heeft kort voor de zitting telefonisch contact opgenomen en medegedeeld niet ter zitting aanwezig te zullen zijn en hij heeft daarbij opgemerkt dat hij op 9 juli 2020 een uitstelverzoek per aangetekende brief naar het Hof heeft verzonden. Het uitstelverzoek is niet door het Hof ontvangen. De griffier heeft de gemachtigde van belanghebbende bericht dat de zaak daarom ter zitting van 11 augustus 2020 zal worden behandeld en verzocht het verzendbewijs te verstrekken. Gemachtigde heeft naar aanleiding van het telefonische contact op 11 augustus 2020 een kopie van het uitstelverzoek gemaild en bij e-mail van 19 augustus 2020 een verzendbewijs verstrekt waaruit, hoewel deels onleesbaar, aan de hand van de QR-code blijkt dat de brief met dagtekening 6 juli 2020 niet door het Hof is ontvangen, en aan gemachtigde is geretourneerd. Het Hof was dus tot het telefoongesprek op de zittingsdag onbekend met het uitstelverzoek. Overigens merkt het Hof op dat het uitstelverzoek, ware het wel tijdig ontvangen, niet tot toewijzing had geleid wegens het ontbreken van een deugdelijke redengeving. Het Hof ziet dan ook geen reden een nieuwe datum voor een mondelinge behandeling te bepalen.

1.6.

Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt.

Vaststaande feiten

2.1.

Vanaf 9 juni 2008 worden door belanghebbende activiteiten verricht in de vorm van een eenmanszaak, die staat ingeschreven bij de Kamer van Koophandel (KvK). Volgens de gegevens van de KvK bestaan de ondernemingsactiviteiten uit interieurreiniging van gebouwen, kassenbouwbedrijf en verrichten van laad- en loswerkzaamheden.

2.2.

Belanghebbende was tot 2010 in loondienst bij [D] B.V. ( [E] ). Vanaf 2010 verricht belanghebbende als zelfstandige werkzaamheden voor [E] . Belanghebbende heeft een mondelinge overeenkomst gesloten met [E] . De feitelijke werkzaamheden van belanghebbende in 2013 voor [E] bestonden uit het onderhouden en repareren van machines. De Inspecteur heeft in het jaar 2015 een boekenonderzoek bij belanghebbende ingesteld. De controlerend ambtenaar heeft een controlerapport opgesteld. Uit het controlerapport blijkt dat belanghebbende in de periode 2010 tot en met 2013 de volgende bedragen aan winst uit onderneming in zijn aangiften IB/PVV heeft vermeld:

2010

2011

2012

2013

Omzet

€ 55.745

€ 57.554

€ 87.131

€ 107.453

Bedrijfskosten

€ 7.050

€6.964

€ 32.420

€ 58.925

Winst uit onderneming

€ 48.695

€ 50.590

€ 54.711

€ 48.528

FOR dotaties

€ 0

€ 6.071

€ 0

€ 0

Ondernemersaftrek

€ 9.332

€ 7.266

€ 7.280

€ 7.280

MKB-winstvrijstelling

€ 4.724

€ 4.471

€ 5.692

€ 5.775

Belastbare winst

€ 34.639

€ 32.782

€ 41.739

€ 35.473

De omzet is als volgt opgebouwd:

2010

2011

2012

2013

Laad- en loswerkzaam-

heden [E]

€ 55.745

€ 57.085

€ 85.886

€ 107.453

Schoonmaak

werkzaamheden

[F] B.V.

€ 300

€ 578

[G] B.V.

€ 169

[H] B.V.

€ 667

Omzet totaal

€ 55.745

€ 57.554

€ 87.131

€ 107.453

2.3.

Het controlerapport vermeldt voorts: “De omzet behaald uit de werkzaamheden voor [E] is in de jaren 2012 en 2013 toegenomen ten op zicht van de jaren daarvoor. Dit heeft te maken met de inschakeling van de broertje van [belanghebbende], de [broer]. Deze wordt door [E] ingezet wanneer er werk voor is. [Belanghebbende] is met [E]

overeengekomen dat de [broer] de gewerkte uren van (lees: aan, Hof) [belanghebbende] factureert. [Belanghebbende] factureert de uren op zijn beurt aan [E] .”

2.4.

De Inspecteur heeft belanghebbende ten behoeve van zijn werkzaamheden voor het jaar 2013 een Verklaring Arbeidsrelatie (VAR) winst uit onderneming gegeven. In de VAR-aanvraag heeft belanghebbende vermeld dat hij drie of meer opdrachtgevers heeft.

2.5.

Belanghebbende heeft met zijn werkzaamheden voor [E] in 2013 een positief resultaat behaald van € 48.528. Daarnaast heeft [E] een bonus van € 1.200 aan belanghebbende uitgekeerd, waarover € 600 aan loonheffingen is ingehouden.

2.6.

Belanghebbende heeft voor 2013 aangifte IB/PVV ingediend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 36.673, bestaande uit € 35.473 belastbare winst uit onderneming en € 1.200 loon.

2.7.

Naar aanleiding van een door de Inspecteur in het jaar 2015 ingesteld boekenonderzoek naar onder meer de aanvaardbaarheid van de aangifte IB/PVV over het jaar 2013 heeft de Inspecteur zich op het standpunt gesteld dat geen sprake is van winst uit onderneming, maar van resultaat uit overige werkzaamheden. Hierover is in het controlerapport, voor zover van belang, het volgende opgenomen:

“2.2 Bedrijfsactiviteiten

Volgens de inschrijving in de Kamer van Koophandel bestaan de ondernemingsactiviteiten uit interieurreiniging van gebouwen, kassenbouwbedrijf en het verrichten van laad- en loswerkzaamheden.

In het inleidend gesprek verklaarde [belanghebbende] in de afgelopen jaren voornamelijk werkzaam te zijn geweest voor één opdrachtgever. Dit is de vennootschap [D] B.V. (hierna [E] ) geweest.

[E] is een internationaal opererende dienstverlener op het gebied van opslag, handeling, expeditie, bevrachting en andere aanverwante logistieke diensten. Het bedrijf beschikt over een groot terrein in de haven van [I] . Daar kunnen schepen aan de kade gelost worden. Het terrein is beveiligd en kan alleen worden betreden middels een toegangspas.

De schepen komen hier aan volgeladen met containers. De containers zijn geladen met [handelswaren X] en af en toe weleens [handelswaren Y] . De [handelswaren X] zijn verpakt in grote jutezakken. Deze worden vanaf de kade middels een lopende band getransporteerd naar een loods. De lopende band mondt uit in een snijmachine. De snijmachine snijdt de jutezakken open waarna de [handelswaren X] in een grote verzamelbak vallen. Vanuit hier worden deze [handelswaren] middels een lopende band verder getransporteerd naar een silo. In de silo worden de [handelswaren] opgeslagen. Vanuit de silo worden de vrachtwagens volgeladen. Deze leveren de [handelswaren X] af bij klanten van [E] .

[Belanghebbende] verklaarde in het inleidend gesprek dat zijn taak in dit proces bestaat uit ervoor zorgen dat er geen opstoppingen plaatsvinden in dit proces. Zo moet hij ervoor zorgen dat bij het laden lossen dat de zakken op de lopende band goed liggen. De jute zakken moeten in de lengte liggen op de band. Daarnaast zorgt hij ervoor dat de snijmachine niet vast loopt. Ook het verhelpen van allerlei storingen behoort tot het takenpakket van [belanghebbende].

[Belanghebbende] heeft verklaard dat er tientallen werknemers rondlopen op de werkvloer. Er wordt gewerkt in een ploegendienst. De ploegen worden aangestuurd door een ploegenleider. [Belanghebbende] heeft verklaard dat de meerderheid van de werknemers op grond van een zzp overeenkomst werkzaam zijn. Deze wordt niet schriftelijk overeengekomen maar mondeling. De reden voor de mondelinge overeenkomst is het grote aantal zzp'ers die worden ingeschakeld door [E] . Dit heeft de boekhouder, de heer (…), te horen gekregen na contact met [E] voor een kopie van de schriftelijke overeenkomst.

[Belanghebbende] heeft verklaard dat er een streng regime heerst op de werkvloer. Wanneer de aanwijzingen van de leidinggevende niet wordt opgevolgd, of wanneer je het niet eens bent met de gehanteerde werkwijze binnen het bedrijf dan hoef je niet meer terug te keren. Ter illustratie heeft [belanghebbende] het voorbeeld gegeven waarbij iemand een foto nam op de werkvloer en deze vervolgens op sociale media heeft geplaatst. De persoon in kwestie is hiervoor weggestuurd.

[Belanghebbende] werkt gemiddeld genomen 40 uur per week. Het afgesproken uurtarief bedraagt € 29. [Belanghebbende] heeft aangegeven dat hij niet ruim van te voren door krijgt welke werkzaamheden wanneer dienen te worden uitgevoerd in verband met het inplannen van zijn werkzaamheden.

[Belanghebbende] dient op zijn werk te verschijnen. Vervolgens krijgt hij te horen welke werkzaamheden uitgevoerd dienen te worden. Ook komt het weleens voor dat er dagen zijn dat er geen werk is. [Belanghebbende] dient dan alsnog aanwezig te zijn. Deze dagen worden wel uitbetaald. Dit wordt weer gecompenseerd met de dagen dat er meer gewerkt wordt dan de overeengekomen uren. Deze meer uren worden niet uitbetaald aldus de verklaring van [belanghebbende].

[Belanghebbende] heeft aangegeven dat hij zich wel kan laten vervangen voor de uitvoering van zijn werkzaamheden. Dit is echter wel in tegenspraak met zijn verklaring dat hij toestemming heeft moeten vragen bij zijn leidinggevende om verlof op te nemen voor het gesprek.

In het tweede gesprek dat heeft plaatsgevonden is [belanghebbende] deels teruggekomen op de hierboven vermelde verklaring. [Belanghebbende] heeft aangegeven dat zijn rol in het productieproces beperkt is. [Belanghebbende] verklaarde dat hij voornamelijk zorg draagt voor de technische aspecten van dit productieproces. Hij zorgt ervoor dat wanneer het systeem hapert hij deze weer aan de praat krijgt. Daarnaast draagt hij zorg voor allerlei reparaties en onderhoudswerkzaamheden binnen het bedrijf. Deze werkzaamheden voert hij samen uit met een collega die in vaste dienst is bij het bedrijf. De uit te voeren werkzaamheden worden door de leidinggevende aangegeven waarna deze door [belanghebbende] en zijn collega worden uitgevoerd.

[Belanghebbende] heeft verklaard geen technische opleiding te hebben gevolgd. Echter heeft hij enige jaren werkervaring als automonteur die nu van pas komen bij de uitvoering van zijn huidige werkzaamheden.

Daarnaast heeft [belanghebbende] in het controlejaar 2012 een tweetal opdrachten verricht. Dit betrof schoonmaakwerkzaamheden aan kassen.

(…)

3.3.1

Laad- en loswerkzaamheden

De feitelijke situatie in de jaren 2010 tot en met 2013 is zo geweest dat [belanghebbende] nagenoeg uitsluitend werkzaam is geweest voor één opdrachtgever, namelijk [E] . Dit betrof de laad- en loswerkzaamheden en/of de onderhoudswerkzaamheden.

[Belanghebbende] is voor de uitvoering van zijn werkzaamheden afhankelijk van deze ene opdrachtgever. [Belanghebbende] heeft verklaard gemiddeld genomen 40 uur per week werkzaam te zijn voor deze opdrachtgever. Hierdoor is de mogelijkheid dat [belanghebbende] naast deze opdrachtgever werkzaam kan zijn voor een andere opdrachtgever aanzienlijk beperkt.

Dit wordt ook onderschreven doordat hij in de jaren 2010 tot heden alleen werkzaam is geweest en nog werkzaam is voor deze ene opdrachtgever. Dit zal tevens de reden geweest zijn waarom het aandeel in de omzet van schoonmaakwerkzaamheden beperkt zijn gebleven.

Daarnaast is niet gebleken dat [belanghebbende] als zelfstandige naar buiten toe treedt met deze activiteiten. Uit de administratie is gebleken dat [belanghebbende] reclamemateriaal heeft laten vervaardigen. Hiermee is geadverteerd voor de schoonmaakwerkzaamheden.

Tevens heeft [belanghebbende] verklaard dat er een streng regime heerst binnen het bedrijf. De werknemers dienen de aanwijzingen en de regels zoals opgelegd door het bedrijf op te volgen. Het niet opvolgen van deze aanwijzingen en/of het niet nakomen van de regels resulteert in dat je niet meer hoeft terug te komen aldus de verklaring van [belanghebbende]. Hieruit trek ik de conclusie dat [belanghebbende] gebonden is aan de werkwijze en richtlijnen van [E] .

[Belanghebbende] heeft verklaard dat hij van week tot week te horen krijgt welke werkzaamheden moeten worden uitgevoerd. [Belanghebbende] krijgt ook aanwijzingen over de uit te voeren werkzaamheden. De werkzaamheden moeten worden uitgevoerd op het terrein van de opdrachtgever.

[Belanghebbende] heeft verklaard de mogelijkheid te hebben zich te laten vervangen door een ander. Echter heeft [belanghebbende] aangegeven dat dit nog niet één keer zich heeft voor gedaan. De mogelijkheid zich te laten vervangen door een derde is niet aannemelijk. Te meer omdat [belanghebbende] heeft aangegeven toestemming te moeten vragen bij de opdrachtgever voor het opnemen van verlof.

Op grond van de hierboven vermelde feiten en omstandigheden blijkt dat [belanghebbende] onvoldoende zelfstandigheid bezit ten opzichte van zijn opdrachtgever en dat [belanghebbende] niet streeft naar continuïteit door het verkrijgen van verschillende opdrachten van verschillende opdrachtgevers. Derhalve kunnen de inkomsten uit deze activiteiten niet worden aangemerkt als winst uit onderneming maar eerder als loon uit dienstbetrekking gezien de sterke aanwijzingen van het bestaan van een zekere gezagsverhouding tussen [belanghebbende] en zijn opdrachtgever [E] .

Echter vanuit praktische overwegingen en specifieke omstandigheden in dit geval zullen de inkomsten uit deze activiteiten vanaf het kalenderjaar 2012 worden aangemerkt als resultaat uit een werkzaamheid.

Met ingang van het jaar 2016 zal de VAR regeling komen te vervallen. De feitelijke activiteiten zullen dan opnieuw beoordeeld worden overeenkomstige de geldende wetgeving. De inkomsten uit deze activiteiten zullen dan moeten worden aangegeven als winst uit onderneming, loon uit dienstbetrekking of resultaat uit een werkzaamheid.”

2.8.

Bij het opleggen van de aanslagen heeft de Inspecteur de in de aangifte vermelde zelfstandigenaftrek en de MKB-winstvrijstelling gecorrigeerd.

Oordeel van de Rechtbank

Omschrijving geschil in hoger beroep en conclusies van partijen

Beoordeling van het hoger beroep

Beslissing