Home

Gerechtshof Den Haag, 09-12-2020, ECLI:NL:GHDHA:2020:2412, BK-19/00624 en BK-19/00625

Gerechtshof Den Haag, 09-12-2020, ECLI:NL:GHDHA:2020:2412, BK-19/00624 en BK-19/00625

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Den Haag
Datum uitspraak
9 december 2020
Datum publicatie
2 februari 2021
ECLI
ECLI:NL:GHDHA:2020:2412
Formele relaties
Zaaknummer
BK-19/00624 en BK-19/00625

Inhoudsindicatie

De Inspecteur is bevoegd naheffingsaanslagen op te leggen aangezien belanghebbende de voor zijn belastingadviesdiensten in rekening gebrachte omzetbelasting niet heeft voldaan. Het Hof vernietigt de boetebeschikkingen omdat niet aannemelijk is geworden dat belanghebbende (voorwaardelijk) opzet had op het ontgaan van belastingheffing.

Uitspraak

Team Belastingrecht

meervoudige kamer

nummers BK-19/00624 en BK-19/00625

in het geding tussen:

en

(vertegenwoordigers: […] , […] , […] en […] )

op het hoger beroep van belanghebbende tegen de uitspraak van de Rechtbank Den Haag (de Rechtbank) van 29 augustus 2019, nrs. SGR 18/44 en SGR 18/45.

Procesverloop

1.1.1.

Aan belanghebbende is over het tijdvak 1 januari 2010 tot en met 31 december 2011 een naheffingsaanslag omzetbelasting opgelegd ten bedrage van € 25.416. Bij gelijktijdig gegeven beschikkingen is € 3.490 heffingsrente in rekening gebracht en is een vergrijpboete opgelegd van € 12.708.

1.1.2.

Aan belanghebbende is over het tijdvak 1 januari 2012 tot en met 31 december 2014 een naheffingsaanslag omzetbelasting opgelegd ten bedrage van € 20.354. Bij gelijktijdig gegeven beschikkingen is € 1.458 belastingrente in rekening gebracht en is een vergrijpboete van € 10.177 opgelegd.

1.2.

Bij uitspraak op bezwaar heeft de Inspecteur belanghebbendes bezwaren tegen de naheffingsaanslagen en beschikkingen afgewezen.

1.3.

Belanghebbende heeft tegen de uitspraak op bezwaar beroep bij de Rechtbank ingesteld. De beslissing van de Rechtbank luidt:

"De rechtbank:

- verklaart de beroepen gegrond;

- vernietigt de uitspraken op bezwaar;

- vermindert de naheffingsaanslag voor het tijdvak 1 januari 2010 tot en met 31 december 2011 tot € 22.643 en de naheffingsaanslag voor het tijdvak 1 januari 2012 tot en met 31 december 2014 tot € 4.653 en vermindert de rentebeschikkingen dienovereenkomstig;

- vermindert de boetebeschikking voor het tijdvak 1 januari 2010 tot en met 31 december 2011 tot € 9.623 en de boetebeschikking voor het tijdvak 1 januari 2012 tot en met 31 december 2014 tot € 1.977;

- draagt [de Inspecteur] op het betaalde griffierecht van € 170 aan [belanghebbende] te vergoeden."

1.4.

Belanghebbende is tegen de uitspraak van de Rechtbank in hoger beroep gekomen. In verband daarmee is een griffierecht geheven van € 259. Bij brief van 2 oktober 2019, ingekomen bij het Hof op 4 oktober 2019, heeft belanghebbende zijn hoger beroepschrift gemotiveerd. Een afschrift van het proces-verbaal van de zitting bij de Rechtbank is door de griffier van het Hof op 14 oktober 2019 verzonden naar partijen. De Inspecteur heeft een verweerschrift ingediend, ingekomen bij het Hof op 7 november 2019. Bij brief van 7 februari 2020, ingekomen bij het Hof op diezelfde dag, heeft belanghebbende zijn hoger beroep aangevuld.

1.5.

De mondelinge behandeling van de zaken heeft plaatsgehad ter zitting van het Hof van 18 augustus 2020. Partijen zijn verschenen. Belanghebbende heeft ter zitting een pleitnota overgelegd. De zaken zijn gelijktijdig behandeld met de (incidenteel) hoger beroepen van belanghebbende en de Inspecteur in de zaken BK‑19/00617 tot en met BK-19/00620, BK-19/00640 en BK-19/00641 en BK-20/00462. Voor zover in die zaken door partijen stukken zijn overgelegd, worden die stukken geacht ook in de onderhavige procedure te zijn overgelegd. Tevens wordt hetgeen door partijen in die zaken is aangevoerd, aangemerkt als te zijn aangevoerd in de onderhavige zaken. Van het verhandelde ter zitting is één proces-verbaal opgemaakt.

Vaststaande feiten

2.1.

Belanghebbende was in de onderhavige jaren, evenals de daaraan voorafgaande jaren, werkzaam als belastingadviseur en kwalificeerde als zodanig als ondernemer voor de omzetbelasting.

2.2.

Op 22 oktober 2008 heeft belanghebbende bij de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens van de gemeente Den Haag aangifte gedaan van zijn vertrek naar het buitenland. Vanaf 23 oktober 2008 staat belanghebbende achtereenvolgens op verschillende adressen in Thailand ingeschreven.

2.3.

Tot voormelde aangifte van vertrek stond belanghebbende geregistreerd als ondernemer voor de omzetbelasting bij de Belastingdienst en deed hij als zodanig aangiften.

Naar aanleiding van zijn aangifte tot vertrek uit Nederland is belanghebbende door de Belastingdienst uitgeschreven als ondernemer voor de omzetbelasting en heeft de Belastingdienst geen verzoeken tot het doen van aangiften voor de omzetbelasting meer uitgereikt aan belanghebbende. Belanghebbende heeft in de onderhavige jaren geen aangiften omzetbelasting ingediend.

2.4.1.

Bij brief van 15 januari 2009 heeft belanghebbende de Belastingdienst geïnformeerd dat hij geen aangifte omzetbelasting kon doen over het vierde kwartaal van 2008 via de voor hem bestemde login-pagina op de website van de Belastingdienst en dat hij evenmin de gebruikelijke herinneringsbrief voor die aangifte met aangehechte acceptgirokaart had ontvangen. Belanghebbende heeft de Belastingdienst in die brief voorts verzocht zorg te dragen dat hij via de website alsnog op de gebruikelijke wijze aangifte kan doen en hem tevens een acceptgirokaart toe te zenden zodat hij het verschuldigde bedrag kan voldoen.

2.4.2.

Bij brief van 3 april 2009 verzoekt belanghebbende de Belastingdienst, onder verwijzing naar zijn brief van 15 januari 2009, ervoor zorg te dragen dat hij via de website van de Belastingdienst zijn aangifte omzetbelasting over het eerste kwartaal van 2009 kan indienen.

2.4.3.

Op 22 september 2010 heeft belanghebbende een aangetekende brief verzonden naar de Belastingdienst. De brief vermeldt, voor zover van belang:

"Onder verwijzing naar mijn brieven van 15 januari en 3 april 2009 verzoek ik u hierbij nogmaals (deze keer bij aangetekend schrijven) ervoor zorg te dragen dat door mij aangiften

omzetbelasting over 2009 kunnen worden ingediend."

2.5.1.

Bij brief van 15 juli 2011 heeft de afdeling Centrale Verwerking Uitstelregeling van de Belastingdienst een brief verzonden naar belanghebbende betreffende "Vervallen beconnummer". De brief vermeldt, voor zover van belang:

"Aangezien u bij de Belastingdienst niet meer economisch actief bent is het beconnummer dat u nodig heeft voor het aanvragen van beconuitstel komen te vervallen. Door deze maatregel kunt u geen gebruik meer maken van de ‘Uitstelregeling belastingconsulenten 2010 en het beconnummer. Als u toch uitstel wilt aanvragen voor uw cliënten moet u individueel uitstel aanvragen zonder vermelding van het beconnummer."

2.5.2.

Met dagtekening 28 februari 2014 heeft de afdeling Centrale Verwerking Uitstelregeling van de Belastingdienst een zelfde brief als vermeld onder 2.5.1 verzonden naar belanghebbende betreffende het jaar 2013.

2.6.1.

Uit een intern onderzoek bij de Belastingdienst is gebleken dat belanghebbende in de jaren 2010 tot en met 2013 met gebruikmaking van zijn beconnummer en vanaf computers met een Nederlands IP-adres aangiften inkomstenbelasting en vennootschapsbelasting heeft ingediend voor zijn cliënten. Vervolgens heeft de Inspecteur bij brief van 7 februari 2014 diverse vragen aan belanghebbende gesteld betreffende zijn mogelijke belastingplicht voor de inkomstenbelasting in Nederland en de eventuele omvang daarvan.

2.6.2.

Voorts heeft de Inspecteur medio 2014 de bankgegevens van belanghebbende opgevraagd over de jaren 2009 tot en met (medio) 2014. Aan de hand van belanghebbendes beconnummer en zijn bankgegevens is onderzocht in hoeverre belanghebbende belastingplichtig was voor de omzetbelasting.

2.7.1.

Bij brief van 18 november 2015 heeft de Inspecteur te kennen gegeven dat hij voornemens is naheffingsaanslagen omzetbelasting over de jaren 2010 tot en met 2014 en vergrijpboetes op te leggen aan belanghebbende. De brief vermeldt, voor zover van belang:

"De Belastingdienst beschikt over informatie waaruit blijkt dat u in de jaren 2010 tot en met 2014 werkzaamheden heeft verricht waaruit u omzet heeft gegenereerd. De (ons bekende) totaal ontvangen omzet over de jaren zijn de onderstaande bedragen:

Omzet incl. OB

Verschuldigde OB

Jaar 2010

€ 57.845,70

€ 9.235,87

Jaar 2011

€ 101.336,51

€ 16.179,78

Jaar 2012

€ 53.839,67

€ 8.783,21

Jaar 2013

€ 22.575,27

€ 3.918,02

Jaar 2014

€ 44.096,66

€ 7.653,14

Uit de systemen van de Belastingdienst blijkt dat u niet bekend bent als ondernemer voor de omzetbelasting, dit terwijl u wel omzet heeft gegenereerd en omzetbelasting verschuldigd bent en dient af te dragen.

Daarom zal ik voor bovenvermelde bedragen naheffingsaanslagen gaan opleggen.

Boete Omzetbelasting

(…)

Ik ben voornemens om over de naheffingsaanslagen omzetbelasting een vergrijpboete op te leggen van 50%, wegens het verwijtbaar gedeeltelijk dan wel niet betalen van omzetbelasting. Dit voornemen is als volgt tot stand gekomen. Op grond van artikel 67f, eerste lid, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen en paragraaf 25, derde lid, en paragraaf 28 van het Besluit Bestuurlijke Boeten Belastingdienst 1998 (hierna BBBB 1998) wordt een boete opgelegd van 50%, wanneer er sprake is van (voorwaardelijke) opzet. Naar mijn mening is er sprake van opzet omdat:

Uit de informatie waar de Belastingdienst over beschikt is naar voren gekomen dat u in ieder geval voor de periode 1 januari 2010 tot en met 31 december 2014 als ondernemer activiteiten heeft ontplooid. U heeft echter hierover in de betreffende periode nooit omzetbelasting afgedragen en heeft u in deze periode geen aangifte omzetbelasting ingediend. Ook heeft u niet verzocht om als ondernemer voor de omzetbelasting aangemerkt te worden.

U bent echter werkzaam in de advies/administratieve-branche en in deze branche is het gebruikelijk dat over de behaalde omzet, omzetbelasting betaald dient te worden. U als ondernemer in deze branche moet dus zeker op de hoogte zijn van het feit dat u omzetbelasting dient te betalen over de door u behaalde omzet en dat u aangiften omzetbelasting moet indienen.

Door het niet indienen van aangiften omzetbelasting en het niet verzoeken om als ondernemer voor de omzetbelasting aangemerkt te worden, terwijl u wel omzet heeft gegenereerd, heeft u dus bewust het risico aanvaard dat te weinig omzetbelasting zou (kunnen) worden betaald.

Gezien het voorafgaande is het aan uw (voorwaardelijke) opzet te wijten dat de belasting die op aangifte moet worden voldaan niet (geheel) (of) niet tijdig is betaald."

2.7.2.

Eveneens met dagtekening 18 november 2015 heeft de Inspecteur de naheffingsaanslagen omzetbelasting, de boetebeschikkingen en belastingrentebeschikkingen opgelegd. De Inspecteur heeft daarbij geen rekening gehouden met belasting die op grond van artikel 15 van de Wet op de omzetbelasting 1968 (Wet OB) voor aftrek in aanmerking komt (voorbelasting).

2.7.3.

De naheffingsaanslagen zijn als volgt samengesteld:

tijdvak

2010-2011

2012-2014

omzetbelasting 2010

€ 9.236

omzetbelasting 2011

€ 16.180

omzetbelasting 2012

€ 8.783

omzetbelasting 2013

€ 3.918

omzetbelasting 2014

€ 7.653

totaal belasting

€ 25.416

€ 20.354

boete

€ 12.708

€ 10.177

rente

€ 3.490

€ 1.458

totaal

€ 41.614

€ 31.989

2.8.

Tijdens de bezwaarfase heeft de Inspecteur een boekenonderzoek laten uitvoeren. Van dit onderzoek is met dagtekening 19 april 2017 een (definitief) controlerapport opgesteld. Het controlerapport vermeldt, voor zover van belang:

"(…)

Tijdens het vooroverleg (…) gaf [belanghebbende] aan dat zijn werkzaamheden (…) plaatsvinden in Nederland. (…)

In de brief van 15 december 2016 van [belanghebbende] geeft [belanghebbende] het volgende aan:

"U meldt (…) dat mijn economische activiteiten "uitsluitend" in Nederland zouden plaatsvinden; dat moet zijn hoofdzakelijk. Ik ben zeker ook in Thailand werkzaam voor cliënten die aldaar wonen.(…)"

(…)

3.1.

Bedrijfsactiviteiten

[Belanghebbende] werkt als belastingadviseur. In het jaar 2011 heeft hij het grootste

gedeelte van zijn klantenpakket van zijn belastingadviespraktijk overgebracht naar

[A] (…). Na deze overname ontving [belanghebbende] 3 jaar lang via de bank een gedeelte van de omzet van de betreffende klanten. Deze

omzet heeft [belanghebbende] niet in zijn omzetoverzichten (…) aangegeven.

(…)

3.4.

Administratieplicht (artikel 52 Algemene wet inzake rijksbelastingen)

(…)

1. Geen inzicht in rechten en verplichtingen

Belastingplichtige heeft aangegeven dat hij geen jaarstukken heeft opgemaakt.

(…)

De jaarrekening c.q. opgave van bezittingen/schulden en resultatenrekening (hierna

te noemen jaarrekening) is het jaarlijkse sluitstuk van een deugdelijke administratie

en is derhalve essentieel. (…) Dat een jaarrekening ook bij [belanghebbende] essentieel is, blijkt bijvoorbeeld alleen al uit het feit dat er kennelijk facturen zijn uitgeschreven die volgens [belanghebbende] niet tot zijn omzet hoeven toegerekend te worden.

Als voorbeeld noemen wij de cliënt [B] . Voor deze cliënt is voor ongeveer € 40.000 gefactureerd in de jaren 2011 en 2012. Deze facturen bevinden

zich niet in het omzetoverzicht, niet in de overgelegde kopie-administratie en niet in

de overgelegde urenregistraties omdat deze facturen, volgens [belanghebbende],

conform gerechtelijke uitspraak terugbetaald moesten worden.

(…)

De door [belanghebbende] aangegeven resultatenrekening betreft slechts een

opsomming van kosten en een opsomming van ontvangsten. Deze opsommingen zijn niet te toetsen aan bijvoorbeeld een vermogenstoestand per 1 januari en per 31 december van de onderneming. (…).

2. Ontbrekende aansluitingen

In de brief van 26 september 2016 heeft (…) aangegeven dat een grootboekadministratie noodzakelijk is. Als voorbeeld noemt zij het feit dat de ontvangsten van debiteuren op de diverse bankrekeningen niet aansluiten met de

overgelegde declaraties/omzet. Omdat een grootboekadministratie c.q. aansluitingsoverzichten (hierna te noemen grootboekadministratie) ontbreekt c.q. ontbreken, kan er geen verklaring en/of aansluiting gevonden worden.

In de brief van 15 december 2016 geeft [belanghebbende] hierover het volgende aan:

"Ik deel niet uw mening dat een grootboekadministratie noodzakelijk is. (…).

Mijn administratie is gebaseerd op de urenlijsten van mijn werkzaamheden, waarop exact staat vermeld wanneer er door mij een declaratie is verstuurd, en op mijn cliëntenlijst, waarbij de uitgereikte declaraties keurig alfabetisch en per cliënt chronologisch worden gearchiveerd."

Wij hebben de op 17 juni 2016 ontvangen facturen in Excel ingevoerd. Hieruit bleek

dat er ontbrekende factuurnummers zijn, maar ook factuurnummers die meerdere keren gebruikt zijn, het factuurnummer 1796 is bijvoorbeeld 7x gebruikt.

(…)

Daarnaast bleek tijdens ons bezoek op 8 december 2016 aan [belanghebbende], dat er een aantal facturen zijn uitgeschreven die niet op de cliëntenlijst staan en ook niet in de facturenmap zaten. Deze facturen stonden ook niet op zijn omzetoverzicht vermeld. Het betreft de werkzaamheden als executeur testamentair voor de nalatenschap van de heer [C] . De declaraties zouden volgens mededeling van de heer [belanghebbende] ongeveer € 40.000 bedragen. (…) Doordat geen grootboekadministratie is gevoerd, is onbekend hoeveel van dergelijke facturen zijn uitgeschreven en niet in de omzetberekening zijn meegenomen.

Wij hebben de op 17 juni 2016 ontvangen facturen in Excel ingevoerd. Hieruit bleek dat er ontbrekende factuurnummers zijn, maar ook factuurnummers die meerdere keren gebruikt zijn, het factuurnummer 1796 is bijvoorbeeld 7x gebruikt. (…)

(…)

[Belanghebbende] bewaart zijn facturen niet op factuurnummervolgorde. Maar op

alfabet (van de betreffende debiteur). Hierdoor vallen de ontbrekende facturen en

de dubbel gebruikte facturen niet op. Door deze methode te hanteren, is het dan

ook juist extra van belang om een gedegen grootboekadministratie te voeren zodat

te alle tijden de facturen In de administratie terug te vinden zijn. (…)

heeft dit op 8 december 2016 aan [belanghebbende] uitgelegd. Als voorbeeld vroeg ze ad random een factuurnummer aan [belanghebbende] met het verzoek om deze uit de administratie te halen. Dit lukte niet doordat [belanghebbende] op alfabet opbergt en geen grootboek heeft. De facturen zijn niet binnen redelijke termijn te vinden.

Kortom door het ontbreken van een grootboekadministratie is het niet mogelijk om

de verschillen tussen het omzetoverzicht en de ontvangsten op de bankafschriften te verklaren. Hierdoor is geen sluitend verband te maken tussen de geld/vorderingenbeweging.

Daarnaast is door het ontbreken van een grootboekadministratie niet duidelijk welke

factuurnummers wel als omzet zijn verantwoord en welke factuurnummers buiten de administratie zijn gehouden omdat ze volgens [belanghebbende] niet betaald zouden zijn.

(…)

3. Uitgeschreven facturen zijn niet in de administratie verwerkt

Zoals onder punt 2 van deze paragraaf reeds aangegeven, heeft [belanghebbende] facturen (…) buiten de omzet gehouden. Dit heeft hij, (…) gedaan omdat hij deze volgens gerechtelijke uitspraak terug moest betalen. Onbekend is bij hoeveel andere cliënten, facturen buiten de administratie zijn gehouden. Door de wijze van administratie voeren (feitelijk wordt het kasstelsel gevoerd in plaats van het factuurstelsel) en het ontbreken van een grootboek/verkoopboek, zal dit onduidlijk blijven. (…)

4. Ontbrekende factuurnummers

Uit de overgelegde kopie-administratie hebben wij de volgende ontbrekende

factuurnummers vastgesteld:

2009: 1780 en 1800,

2010: 1908, 1913,1931 en 1934,

2011: 1960,1973, 1984,1993 en 2007,

2012: 2009, 2010, 2013, 2015, 2028 en 2041,

2013: 2052, 2053,

2014: 2081, 2082, 2083, 2087 en 2089.

Bij het globaal doorbladeren van de originele administratie, kwamen wij bij toeval

factuurnummer 2015 tegen. Deze factuur is volgens [belanghebbende] in eerste

instantie niet overgelegd omdat deze volgens [belanghebbende] niet betaald is.

(…)

In zijn brief van 15 december 2016 heeft [belanghebbende] de facturen alsnog overgelegd. Het betreft de nummers 2007, 2011, 2012 en 2028. Van de nummers 2007 en 2028 hebben wij inderdaad geconstateerd dat deze ontbraken in

de overgelegde administratie. De nummers 2011 en 2012 zijn ook voor andere

cliënten gebruikt (…).

5. Dubbele factuurnummering

Uit de overgelegde kopie-administratie hebben wij van diverse factuurnummers

vastgesteld dat deze 2 of meerdere keren gebruikt zijn. (…)

Onduidelijk blijft hoeveel keren een factuurnummer daadwerkelijk gebruikt is.

Ook maakt [belanghebbende] bijvoorbeeld gebruik van factuurnummers met

daarachter de toevoeging A en B.

Het is voor ons niet vast te stellen tot hoever het alfabet is toegepast achter het

factuurnummer. We hebben immers al vastgesteld dat [belanghebbende] op 19 juni

en 8 december 2016 niet alle facturen heeft overgelegd, (facturen zaten tussen

processtukken en zijn daarom niet overgelegd en facturen die niet betaald zijn, zijn

niet overgelegd).

(…)

4.1

Omzet

Bij het vaststellen van de omzet zijn we uitgegaan van de ontvangsten op de

bankafschriften. Dit hebben wij gedaan omdat wij ten tijde van het opleggen van de

aanslagen niet de beschikking hadden over de administratie.

(…)

2010

Dubbele factuurnummers

Uit de overgelegde declaraties en de bankafschriften blijkt het veelvuldig gebruik van ‘dubbele' factuurnummers; een factuurnummer wordt voor verschillende facturen gebruikt.

(…)

Ontbrekende factuurnummers

Uit de overgelegde declaraties en de bankafschriften blijkt dat regelmatig factuurnummers ontbreken

Verschil omzet declaraties v.s bankafschriften

Bij het vaststellen van de navorderingsaanslag is uitgegaan van een omzet van € 48.610 exclusief € 9.235 omzetbelasting. Dit is € 57.845 inclusief omzetbelasting.

Dit bedrag is gelijk aan de ontvangsten (minus de omzetbelasting) die we uit de bankrekeningen [bankrekening 1] , [bankrekening 2] , [bankrekening 3] en [bankrekening 4] hebben geteld.

Op de door de heer [belanghebbende] overgelegde papieren specificatie van de ontvangsten

(op 16 december 2015), vermeldt hij een totaal ontvangst in het jaar 2010 van € 51.095 (inclusief omzetbelasting).

Uit de door hem overgelegde declaraties, tellen we een omzet van € 52.780

exclusief € 9.201 omzetbelasting. Dit is € 61.981 inclusief omzetbelasting.

Omdat geen gedegen grootboekadministratie aanwezig is, kunnen wij geen aansluiting maken tussen de ontvangsten op de bankafschriften, de overgelegde specificatie en de overgelegde declaraties.

2011

Dubbele factuurnummers

Uit de overgelegde declaraties en de bankafschriften blijkt het veelvuldig gebruik

van 'dubbele' factuurnummers; een factuurnummer wordt voor verschillende facturen gebruikt. (…)

Ontbrekende factuurnummers

Uit de overgelegde declaraties en de bankafschriften blijkt dat regelmatig

factuurnummers ontbreken.

Verschil omzet declaraties v.s bankafschriften

Bij het vaststellen van de navorderingsaanslag is uitgegaan van een omzet van € 85.157 exclusief € 16.179 omzetbelasting. Dit is € 101.336 inclusief

omzetbelasting. Dit bedrag is gelijk aan de ontvangsten (minus de omzetbelasting)

die we uit de bankrekeningen [bankrekening 1] , [bankrekening 2] , [bankrekening 3] en [bankrekening 4] hebben geteld.

Op de door [belanghebbende] overgelegde papieren specificatie van de ontvangsten

(op 16 december 2015), vermeldt hij een totaal ontvangst in het jaar 2011 van € 37.972,70 (inclusief omzetbelasting).

Uit de door hem overgelegde declaraties, tellen we een omzet van € 36.140

exclusief € 6.241 omzetbelasting. Dit is € 42.381 inclusief omzetbelasting.

Omdat geen gedegen grootboekadministratie aanwezig is, kunnen wij geen aansluiting maken tussen de ontvangsten op de bankafschriften, de overgelegde specificatie en de overgelegde declaraties.

2012

Dubbele factuurnummers

Uit de overgelegde declaraties en de bankafschriften blijkt het veelvuldig gebruik van ‘dubbele' factuurnummers; een factuurnummer wordt voor verschillende facturen gebruikt. (…)

Ontbrekende factuurnummers

Uit de overgelegde declaraties en de bankafschriften blijkt dat regelmatig factuurnummers ontbreken. (…)

Omzet praktijkoverdracht [A] c.s.

De ontvangsten vanuit de praktijkoverdracht aan [A] c.s. zijn in de jaren 2012, 2013 en 2014 niet in het omzetoverzicht verantwoord.

In 2012 is een bedrag van € 3.507,36 overgemaakt op ABN-AMRO [bankrekening 2] op 5 april 2012

Verschil omzet declaraties v.s bankafschriften

Bij het vaststellen van de navorderingsaanslag Is uitgegaan van een omzet van € 45.056 exclusief € 8.783 omzetbelasting is € 53.839 inclusief omzetbelasting.

Dit bedrag is gelijk aan de ontvangsten (minus de omzetbelasting) die we uit de bankrekeningen [bankrekening 1] , [bankrekening 2] , [bankrekening 3] en [bankrekening 4] hebben geteld.

Op de door [belanghebbende] overgelegde papieren specificatie van de ontvangsten

(op 16 december 2015), vermeldt hij een totaal ontvangst in het jaar 2012 van € 31.409,50 (inclusief omzetbelasting).

Uit de door hem overgelegde declaraties, tellen we een omzet van € 22.730

exclusief € 4.041 omzetbelasting. Dit is € 26.771 inclusief omzetbelasting.

Omdat geen gedegen grootboekadministratie aanwezig is, kunnen wij geen aansluiting maken tussen de ontvangsten op de bankafschriften, de overgelegde specificatie en de overgelegde declaraties.

2013

Dubbele factuurnummers

Uit de overgelegde declaraties en de bankafschriften blijkt het veelvuldig gebruik van ‘dubbele' factuurnummers; een factuurnummer wordt voor verschillende facturen gebruikt. (…)

Ontbrekende factuurnummers

Uit de overgelegde declaraties en de bankafschriften blijkt dat regelmatig factuurnummers ontbreken. (…)

Omzet praktijkoverdracht [A] c.s.

De ontvangsten vanuit de praktijkoverdracht aan [A] c.s. zijn in de jaren 2012, 2013 en 2014 niet in het omzetoverzicht verantwoord.

In 2013 is een bedrag van € 5.354,67 overgemaakt op ING [bankrekening 4] op 30 maart 2013

Verschil omzet declaraties v.s bankafschriften

Bij het vaststellen van de navorderingsaanslag is uitgegaan van een omzet van € 18.657 exclusief € 3.918 omzetbelasting is € 22.575 inclusief omzetbelasting.

Dit bedrag is gelijk aan de ontvangsten (minus de omzetbelasting) die we uit de bankrekeningen [bankrekening 1] , [bankrekening 2] , [bankrekening 3] en [bankrekening 4] hebben geteld.

Op de door [belanghebbende] overgelegde papieren specificatie van de ontvangsten

(op 16 december 2015), vermeldt hij een totaal ontvangst in het jaar 2013 van € 17.080,60 (inclusief omzetbelasting).

Uit de door hem overgelegde declaraties, tellen we een omzet van € 15.407

exclusief € 1.196 omzetbelasting. Dit is € 16.910 inclusief omzetbelasting.

Omdat geen gedegen grootboekadministratie aanwezig is, kunnen wij geen aansluiting maken tussen de ontvangsten op de bankafschriften, de overgelegde specificatie en de overgelegde declaraties.

2014

Ontbrekende factuurnummers

Uit de overgelegde declaraties en de bankafschriften blijkt dat regelmatig

factuurnummers ontbreken. (…)

Omzet praktijkoverdracht [A]

De ontvangsten vanuit de praktijkoverdracht aan [A] zijn in de jaren 2012, 2013

en 2014 niet in het omzetoverzicht verantwoord.

(…)

In 2014 is een bedrag van €4.198,33 overgemaakt op ABN-AMRO [bankrekening 1] op

4 april 2014

Omzet [D]

Op 16 mei 2014 heeft de heer [belanghebbende] de aangifte inkomstenbelasting van het jaar

2013 ingediend voor wijlen de heer [D] . (F-biljet). (…) Ook in de declaraties komen wij geen factuur met betrekking tot deze werkzaamheden tegen. Wel zien wij omzet in het overgelegde omzetoverzicht voor het jaar 2014 (resp. €320 en € 1.120 inclusief omzetbelasting). Er is derhalve geen aansluiting tussen de kopie-facturen, urenregistraties en het omzetoverzicht.

Verschil omzet declaraties v.s bankafschriften

Bij het vaststellen van de navorderingsaanslag Is uitgegaan van een omzet van € 36.444 exclusief € 7.653 omzetbelasting is € 44.097 inclusief omzetbelasting.

Dit bedrag is destijds geschat (ontvangsten eerste half jaar x 2) omdat we destijds alleen de beschikking hadden over de bankafschriften van het eerste half jaar van 2014.

Uit de opgevraagde bankafschriften van het hele jaar 2014 hebben we € 22.314 ontvangsten geteld. Dit is exclusief omzetbelasting.

In de door [belanghebbende] overgelegde papieren specificatie van de ontvangsten (op 16 december 2015, bijlage A), vermeldt hij een totaal ontvangst in het jaar 2014 van € 16.422.

Uit de door hem overgelegde declaraties (op 17 juni 2016), tellen we een omzet van € 14.335. Op de declaraties wordt geen btw vermeld.

Omdat geen gedegen grootboekadministratie aanwezig is, kunnen wij geen aansluiting maken tussen de ontvangsten op de bankafschriften, de overgelegde specificatie en de overgelegde declaraties.

(…)

7 Omzetbelasting

(…)

7.2

Stelsel

Belastingplichtige dient het factuurstelsel toe te passen. Belastingplichtige heeft

facturen die niet betaald zijn, niet meegenomen in zijn omzetoverzicht. Dit is

onjuist. De naheffingsaanslagen zijn gebaseerd op de bankontvangsten

(…)

7.5

Verschuldigde belasting

De verschuldigde omzetbelasting is aan de hand van de door de Belastingdienst

opgevraagde bankafschriften als volgt op d.d. 18 november 2015 vastgesteld:

Omzet incl. OB

Verschuldigde OB

Jaar 2010

€ 57.845,70

€ 9.235,87

Jaar 2011

€ 101.336,51

€ 16.179,78

Jaar 2012

€ 53.839,67

€ 8.783,21

Jaar 2013

€ 22.575,27

€ 3.918,02

Jaar 2014

€ 44.096,66

€ 7.653,14

Het 2e halfjaar 2014 betrof een schatting wegens het ontbreken van de afschriften

over deze periode. Na ontvangst van deze afschriften, blijkt de verschuldigdheid

vanuit de bankafschriften als volgt te zijn:

Omzet incl. OB

Verschuldigde OB

(…)

(…)

(…)

Jaar 2014

€ 27.000,40

€ 4.686,02

(…)

(…)

(…)

7.6

Voorbelasting

Bij het opleggen van de naheffingsaanslagen op 18 november 2015 is geen rekening

gehouden met voorbelasting.

(…)"

2.9.

In hoger beroep heeft belanghebbende een stuk geduid "Aansluiting omzetverschillen [belanghebbende] en Belastingdienst Den Haag m.b.t. de jaren 2009 t/m 2014" overgelegd. Het stuk vermeldt, voor zover in hoger beroep van belang:

"Jaar 2010

Omzet volgens [controle]-rapport

57845

mw. [E] , incasso in 2011

9163

[F] , restitutie teveel betaald

-53,2

[G] , restitutie dubbel betaald

-190,4

[H] , restitutie dubbel betaald

-261,8

Mw [I] , restitutie vanwege afspraak "no cure-no pay"

-6188

Mw. [J]

59,5

[K]

214,2

afrondingsverschil

3

totaal

60591,3

Jaar 2011

Omzet volgens [controle]-rapport

101336

Mw [E] , incasso 2011

2356,2

[L] adv, incasso [E]

-31271,36

[L] , creditnota advocaat

-1195,45

[B] , Rechtbankvonnis terugbetaling

-6231,6

[B] , Rechtbankvonnis terugbetaling

-3000

[B] , Rechtbankvonnis terugbetaling

-5000

[B] , Rechtbankvonnis terugbetaling

-10000

[B] , restitutie kosten, geen omzet

-178,5

[B] , restitutie kosten, geen omzet

-165

Totaal

46650,3

Jaar 2012

Omzet volgens [controle]-rapport

53839

[B] , Rechtbankvonnis terugbetaling

-5234,8

[B] , Rechtbankvonnis terugbetaling

-4640

[B] , Rechtbankvonnis terugbetaling

-1738

[B] , Rechtbankvonnis terugbetaling

-8000

[A] , geen omzet, maar goodwill (overname cliëntenportefeuille)

-3507,4

[M] , geen omzet, maar betaling griffierecht

-112

Mw. [N] , omzet 2010

-71,4

Mw. [N] , restitutie

-100

[B] , restitutie diverse kosten

-1054,4

[B] , restitutie griffierecht

-276

Onverklaarbaar verschil met [controle-rapport]

-829,7

Totaal

28230,3

Jaar 2013

Omzet volgens [controle]-rapport

22575

[O] , geen omzet, maar griffierecht

-220

[A] , geen omzet, maar goodwill

-5354,7

afrondingsverschil

0,3

totaal

17000,6

Jaar 2014

Omzet volgens [controle]-rapport

27000

[P] , restitutie voorschot

-120

[O] , geen omzet, maar griffierecht

-270

[Q] , griffierecht en kosten

-172

[Q] , griffierecht

-45

[R] , reiskosten Cambodja

-403

[A] , geen omzet, maar goodwill

-4198,3

Onverklaarbaar verschil [controle-rapport]

-5369,7

totaal

16422"

2.10.

Belanghebbende heeft een "Overeenkomst tot praktijkoverdracht" van 18 november 2010 overgelegd. De overeenkomst vermeldt, voor zover van belang:

"Belastingadviesbureau [belanghebbende], ten deze rechtsgeldig vertegenwoordigd door

[belanghebbende], (…) verder te noemen [belanghebbende];

en

de maatschap naar burgerlijk recht [A] c.s. Belastingadviseurs, (…), verder te noemen [A] ;

1. [Belanghebbende] zal overdragen aan [A] , welke overdracht door [A] wordt aanvaard, het bij partijen bekende en nader omschreven deel van het cliëntenbestand, een en ander zoals blijkt uit de door partijen geparafeerde cliëntenlijst, welke aan deze overeenkomst is gehecht en daarvan onverbrekelijk deel uitmaakt en waarvan de cliënten hebben blijk gegeven tegen die overdracht geen bezwaar te hebben.

2. De streefdatum van de overdracht is 1 januari 2011, in de staat waarin de portefeuille zich op dat moment bevindt. [Belanghebbende] zal aan [A] alle dossiers ter hand te stellen van de cliënten die overgaan naar [A] .

3. Na overdracht zal [belanghebbende] zich onthouden van het verrichten van werkzaamheden ten behoeve van de desbetreffende cliënten. Desgewenst zal [belanghebbende] wel [A] behulpzaam zijn bij de uitvoering van werkzaamheden.

4. Als tegenprestatie (koopsom) voor de overname zal [A] aan [belanghebbende] gedurende driejaren over elk jaar eenderde deel van de met de overgenomen cliënten in dat jaar behaalde (en daadwerkelijk geïnde) netto-omzet (dat is de omzet excl. BTW en excl. verschotten en na aftrek van eventuele noodzakelijke credit-nota’s) afdragen.

(…)

5. De koopsom zal telkens uiterlijk aan het eind van het eerste kwartaal volgend op de

drie jaren waarover afdracht moet plaatsvinden door [A] worden voldaan.

(…)

8. Indien mocht blijken dat er in de periode voorafgaand aan de overname door [belanghebbende] beroepsfouten zijn gemaakt, dan zullen die voor zover mogelijk in eerste aanleg door [belanghebbende] zelf worden hersteld. (…)

9. [Belanghebbende] is (uiteraard) verantwoordelijk voor de door hem verrichte werkzaamheden, gelijk [A] verantwoordelijk is voor de door hen verrichte werkzaamheden."

2.11.1.

De stukken van het geding bevatten een "CERTIFICATE OF RESIDENCE" van de Nederlandse ambassade in Thailand, gedagtekend 20 januari 2010, waarin is vermeld dat [S] e/v [T] op dat moment woonachtig is in Thailand ("currently residing in Thailand").

2.11.2.

De stukken van het geding bevatten een brief namens de manager van het [naam] te Thailand, gedagtekend 6 januari 2016, waarin wordt verklaard dat [U] en [V] een appartement bezitten in het [naam] te Thailand en daar sinds oktober 2011 "full time" wonen.

2.11.3.

De stukken van het geding bevatten een "Verklaring woonplaats" van de ambassadeur van het Koninkrijk der Nederlanden te Bangkok, gedagtekend 30 januari 2017, waarin wordt verklaard dat [W] zijn "Gewone verblijfplaats heeft" te Thailand. Daarbij zit een brief, gedagtekend 24 augustus 2010, waarin "The Thai Immigration Office" verklaard dat [W] woont op een adres in Thailand.

2.11.4.

De stukken van het geding bevatten een verklaring van het "Prachuap Khiri Khan Immigration Office", gedagtekend 4 april 2014 waarin is vermeld dat [Y] om een woonplaats verklaring heeft verzocht ("having requested Certificate of Residence in the Kingdom").

2.11.5.

De stukken van het geding bevatten een verklaring van een Thais notariskantoor, gedagtekend 18 november 2008, waarin wordt verklaard dat [Z] woonachtig is in Thailand sinds januari 2000. Daarbij zit een verklaring uit de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens van de gemeente Blaricum, gedagtekend 19 november 2008 waarin is vermeld dat [Z] niet meer als ingezetene staat ingeschreven wegens emigratie naar Thailand op 22 mei 2000.

2.11.6.

De stukken van het geding bevatten een verklaring van een Thais notariskantoor, gedagtekend 1 februari 2011, waarin wordt verklaard dat [AA] op dat moment woonachtig is in Thailand. Daarbij zit een afschrift uit de basisadministratie persoonsgegevens van de gemeente Amsterdam, gedagtekend 14 augustus 1995, waarin is vermeld dat [AA] op 31 augustus 1994 is vertrokken naar Thailand.

2.12.

In hoger beroep heeft belanghebbende een verklaring, gedagtekend 30 september 2019, van [R] , overgelegd. De verklaring vermeldt, voor zover van belang:

"Ondergetekende, [R] , (…) verklaart hierbij dat zijn betaling d.d. 27 maart 2014 van een bedrag van 403 euro (zie bijlage) aan [belanghebbende] de terugbetaling betrof van door [belanghebbende] voorgeschoten kosten van een gezamenlijk driedaags uitstapje naar Angkor Wat in Cambodja, dat plaats vond tussen 27 en 30 januari 2014."

2.13.1.

De stukken van het geding bevatten een deel van een deurwaardersexploot met dagtekening 26 april 2011 gericht aan [E] . Het exploot vermeldt voor zover van belang:

"ten verzoeke van [belanghebbende] , wonende te [woonplaats] (…)

(…)

dat mijn rekwirant uit hoofde van de hierna vermelde feiten en omstandigheden, in het bijzonder het verrichten van (belastingadvtes}werkzaamheden in opdracht en voor rekening

van gerekwireerde, opeisbaar van gerekwireerde te vorderen heeft gekregen de somma van € 27.656,-;

(…)

het de Rechtbank Amsterdam moge behagen bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad,:

I. Gedaagde te veroordelen tot betaling aan eiser de somma van € 29.462,79, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 21 april 2011 tot de dag der algehele voldoening;

(…)"

2.13.2.

De stukken bevatten een renteberekening. De berekening vermeldt voor zover van belang:

"Totalen dossier

Originele bedragen dossier

Totaal aan originele hoofdsommen € 27.656,00

Totaal aan berekende rente tot en met 20-4-2011 € 1.806,79

(…)

Vorderingen (datum + vervaldatum)

Bedrag

(…)

1. 15-10-2007 + 30 = 14-11-2007

2. 4-1-2008 + 30 = 3-2-2008

3. 14-5-2008 + 30 = 13-6-2008

4. 11-10-2008 + 30 = 10-11-2008

5. 12-1-2009 + 30 = 11-2-2009

6. 27-1-2010 + 30 = 26-2-2010

7. 14-4-2010 + 30 = 14-5-2010

8. 7-9-2010 + 30 = 7-10-2010

9. 3-2-2011 + 30 = 5-3-2011

€ 3.748,50 € 5.854,80 € 4.153,50 € 1.713,60

€ 666,40

€ 4.974,20 € 2.927,40 € 1.261,40 € 2.356,20 € 27.656,00"

2.14.

Aan belanghebbende is met dagtekening 16 februari 2016 een brief verzonden door de Belastingdienst betreffende "Vaststelling belastingplicht". Uit de brief volgt dat de Belastingdienst belanghebbende heeft geregistreerd in de administratie als belastingplichtige voor de omzetbelasting. Bij de brief is een "Aangifte omzetbelasting Startende ondernemers Voor tijdvakken vanaf 1 januari 2010" gevoegd. De aangifte heeft betrekking op het aangiftetijdvak 1 januari 2015 tot en met 31 december 2015.

Oordeel van de Rechtbank

Omschrijving geschil in hoger beroep en conclusies van partijen

Beoordeling van het hoger beroep

Proceskosten en griffierecht

Beslissing