Home

Gerechtshof Den Haag, 17-03-2020, ECLI:NL:GHDHA:2020:712, 2200040618

Gerechtshof Den Haag, 17-03-2020, ECLI:NL:GHDHA:2020:712, 2200040618

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Den Haag
Datum uitspraak
17 maart 2020
Datum publicatie
1 april 2020
ECLI
ECLI:NL:GHDHA:2020:712
Zaaknummer
2200040618

Inhoudsindicatie

Afwijzing TUL jeugdige met verlenging proeftijd

Uitspraak

Rolnummer 22-000406-18

Datum uitspraak 17 maart 2020

GERECHTSHOF DEN HAAG

meervoudige kamer

BESLISSING

gegeven op de vordering van het Openbaar Ministerie op grond van artikel 6:6:21, eerste lid, onder a (oud: artikel 77dd Wetboek van Strafrecht), van het Wetboek van Strafvordering in de zaak tegen de veroordeelde, genaamd:

[naam],

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 2003,

[verblijfplaats].

Procesgang

De veroordeelde is bij onherroepelijk arrest van dit gerechtshof van 30 april 2019 met bovengemeld rolnummer - voor zover hier van belang - veroordeeld tot een voorwaardelijke taakstraf voor de duur van 60 uren met een proeftijd van

2 jaren, onder de bijzondere voorwaarden dat de veroordeelde:

-

verplicht is zich gedurende de volledige proeftijd op nader te bepalen dagen/tijdstippen te melden bij het Leger des Heils Jeugdbescherming & Reclassering, indien en voor zover de jeugdreclassering dit noodzakelijk acht;

-

zich gedurende de proeftijd onder behandeling zal stellen van een door de jeugdreclassering aan te wijzen deskundige/instelling, indien en voor zover de jeugdreclassering dit noodzakelijk acht en op de tijden en plaatsen als door of namens die deskundige/instelling vast te stellen teneinde een behandeling voor agressieregulatie te volgen;

-

onderwijs zal volgen en/of een zinvolle dagbesteding heeft in de vorm van werk gedurende volledige proeftijd.

Door het Openbaar Ministerie is op 15 november 2019 een schriftelijke vordering ingediend. Deze houdt in dat het hof de tenuitvoerlegging van die voorwaardelijk opgelegde taakstraf zal gelasten, aangezien de veroordeelde zich niet aan de gestelde bijzondere voorwaarden heeft gehouden.

Het hof heeft deze vordering (na aanhouding van de behandeling wegens verhindering van de raadsvrouw op 13 december 2019) behandeld ter terechtzitting achter gesloten deuren van

3 maart 2020. Daar zijn gehoord de veroordeelde, zijn raadsvrouw mr. D.G. Nagel, advocate te Almere, en de advocaat-generaal mr. H.H.J. Knol. Als deskundige is gehoord de jeugdreclasseringswerker [naam jeugdreclasseringswerker]. Tevens is gehoord de voogd van de veroordeelde, [naam voogd], werkzaam bij het Leger des Heils Jeugdbescherming & Reclassering.

De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vordering.

De raadsvrouw heeft afwijzing van de vordering en verlenging van de proeftijd bepleit.

Motivering van de beslissing

Volgens de Rapportage negatieve terugmelding Jeugdreclassering d.d. 4 november 2019, heeft de veroordeelde de bij voormeld arrest opgelegde bijzondere voorwaarden niet nageleefd.

Het is blijkens de inhoud van deze rapportage geheel aan de veroordeelde te wijten dat de bijzondere voorwaarden niet zijn nageleefd. Het geven van een last tot tenuitvoerlegging van de voorwaardelijk opgelegde taakstraf is daarom in beginsel gerechtvaardigd.

Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de veroordeelde zeer recent (met ingang van 28 februari 2020) met een rechterlijke machtiging uithuisplaatsing voor een periode van 3 maanden in een instelling voor gesloten jeugdhulp is geplaatst. Gelet op deze omstandigheid acht het hof het raadzaam de tenuitvoerlegging van de voorwaardelijk opgelegde straf thans niet te gelasten, om dit ingezette traject niet te verstoren. Het hof zal de vordering van het Openbaar Ministerie dan ook afwijzen.

Het hof acht evenwel – gelet op het voortzetten van de voor de veroordeelde vereiste begeleiding in zoveel mogelijk kaders - termen aanwezig om de proeftijd éénmaal te verlengen met

1. jaar.

Beslissing

Het hof:

Wijst de vordering van het Openbaar Ministerie af.

Verlengt de proeftijd als vermeld in het arrest van dit gerechtshof van 30 april 2019 met een termijn van 1 (één) jaar.

Deze beslissing is gegeven door

mrs. C.H.M. Royakkers, H.P.Ch. van Dijk en H.C. Grootveld,

in bijzijn van de griffier mr. J.C.A. Verhoef, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 17 maart 2020.

Mr. Grootveld is buiten staat deze beslissing te ondertekenen.