Home

Gerechtshof Den Haag, 17-06-2021, ECLI:NL:GHDHA:2021:1257, BK-21/00077 tot en met 21/00079

Gerechtshof Den Haag, 17-06-2021, ECLI:NL:GHDHA:2021:1257, BK-21/00077 tot en met 21/00079

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Den Haag
Datum uitspraak
17 juni 2021
Datum publicatie
22 juli 2021
ECLI
ECLI:NL:GHDHA:2021:1257
Zaaknummer
BK-21/00077 tot en met 21/00079

Inhoudsindicatie

Parkeerbelasting. onderzoeksplicht parkeerder.

Uitspraak

Team Belastingrecht

meervoudige kamer

nummers BK-21/00077 tot en met 21/00079

in het geding tussen:

en

(vertegenwoordiger: […] )

op het hoger beroep van belanghebbende tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag (de Rechtbank) van 5 januari 2021, SGR 20/4141 tot en met 20/4143.

Procesverloop

1.1.

De Heffingsambtenaar heeft aan belanghebbende drie naheffingsaanslagen in de parkeerbelastingen van de gemeente Den Haag opgelegd, elk bestaande uit € 2,40 parkeerbelasting en € 64,50 aan kosten.

1.2.

De Heffingsambtenaar heeft bij uitspraak op bezwaar de bezwaren ongegrond verklaard.

1.3.

Belanghebbende heeft tegen de uitspraak op bezwaar beroep ingesteld bij de Rechtbank. Van belanghebbende is € 48 griffierecht geheven. De Rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard.

1.4.

Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld bij het Hof. Van belanghebbende is € 134 griffierecht geheven. De Heffingsambtenaar heeft een verweerschrift ingediend.

1.5.

Het hoger beroep is ter zitting behandeld op 6 mei 2021. De Heffingsambtenaar is verschenen. Belanghebbende is niet verschenen. Belanghebbende is bij aangetekend verzonden brief van 6 april 2021 uitgenodigd de mondelinge behandeling bij te wonen. De brief is niet afgehaald en op 23 april 2021 bij het Hof retour ontvangen. Na controle van het adres van belanghebbende in de Basis Registratie Personen is de uitnodiging per gewone post op 23 april 2021 opnieuw aan belanghebbende verzonden. De brief is niet onbestelbaar retour gekomen. Het Hof gaat ervan uit dat belanghebbende op correcte wijze is uitgenodigd om ter zitting te verschijnen. De mondelinge behandeling heeft daarom doorgang gevonden. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt.

Feiten

2. De auto van belanghebbende stond op 21, 22 en 23 maart 2020 geparkeerd op een parkeerplaats ter hoogte van de [straat 1] [huisnummer] in [woonplaats] , waar uitsluitend tegen betaling van parkeerbelasting mag worden geparkeerd. Belanghebbende heeft geen parkeerbelasting voldaan.

Oordeel van de Rechtbank

3. De Rechtbank heeft als volgt geoordeeld, waarbij belanghebbende is aangeduid als eiseres en de Heffingsambtenaar als verweerder:

“3. De verplichting om parkeerbelasting te betalen voor het op een bepaalde plaats en een bepaalde tijd parkeren van een voertuig, dient zodanig kenbaar te zijn gemaakt dat redelijkerwijs geen misverstand kan bestaan omtrent de verschuldigdheid daarvan. Daar staat tegenover dat een parkeerder een onderzoeksplicht heeft in die zin dat hij zich, voordat hij parkeert, op de hoogte moet stellen van de verschuldigdheid van parkeerbelasting ter plaatse. Het zich niet voldoende op de hoogte stellen en het (als gevolg daarvan) niet naleven van die voorschriften komt naar vaste jurisprudentie' voor rekening en risico van de parkeerder.

4. Eiseres stelt dat het bord waarop is vermeld dat ter plaatse betaald parkeren geldt ten tijde van het parkeren van de auto aan het zicht was onttrokken door een bouwcontainer en zij heeft daarvan een foto overgelegd. Verweerder heeft foto’s en een plattegrond overgelegd waaruit blijkt dat bij het inrijden van de [straat 1] een zonebord dan wel een herhalingsbord betaald parkeren wordt gepasseerd en dat in de straat zelf parkeerautomaten en herhalingsborden staan zodat voldoende duidelijk is dat in dat deel van de [straat 1] betaald parkeren geldt.

5. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder, met de bij het verweerschrift overgelegde plattegrond en foto’s en de hierop ter zitting gegeven toelichting, aannemelijk gemaakt dat voor eiseres voldoende duidelijk had moeten zijn dat op het betreffende gedeelte van de [straat 1] betaald parkeren gold. In de [straat 1] is, direct na het zeer beperkte straatgedeelte waar vrij mag worden geparkeerd (te weten het straatgedeelte vóór perceelnummer […] ), een zonebord geplaatst waaruit volgt dat sprake is van betaald parkeren. De omstandigheid dat het zonebord ten tijde van het parkeren door een container aan het zicht was onttrokken, maakt, anders dan eiseres meent, niet dat onvoldoende kenbaar was dat voor het parkeren op die locatie parkeerbelasting verschuldigd was. In de [straat 1] zijn immers diverse andere aanwijzingen te vinden waaruit eiseres had moeten afleiden dat ter plaatse betaald parkeren gold. Zo staan op verschillende plaatsen parkeerautomaten en herhalingsborden waaruit dat duidelijk blijkt.

6. Eiseres heeft voorts niet voldaan aan de op haar rustende onderzoeksplicht. Bij onderzoek naar het ter plaatse geldende parkeerregime zou eiseres ervan op de hoogte zijn geraakt dat de [straat 1] (met uitzondering van een zeer beperkt deel daarvan) is aangewezen als locatie waar parkeerbelasting is verschuldigd. Eiseres kon niet zonder meer afgaan op de mededeling van haar kennis dat in het gedeelte van de [straat 1] waar zij haar auto geparkeerd had geen parkeerbelasting verschuldigd was. De naheffingsaanslagen zijn dan ook terecht opgelegd.

7. Gelet op wat hiervoor is overwogen, zijn de beroepen ongegrond verklaard.”

Omschrijving geschil in hoger beroep en conclusies van partijen

Beoordeling van het hoger beroep

Proceskosten en griffierecht

Beslissing