Home

Gerechtshof Den Haag, 15-07-2021, ECLI:NL:GHDHA:2021:1404, BK-21/00086

Gerechtshof Den Haag, 15-07-2021, ECLI:NL:GHDHA:2021:1404, BK-21/00086

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Den Haag
Datum uitspraak
15 juli 2021
Datum publicatie
16 augustus 2021
ECLI
ECLI:NL:GHDHA:2021:1404
Formele relaties
Zaaknummer
BK-21/00086

Inhoudsindicatie

Naheffingsaanslag BPM geïmporteerde auto’s.

Noodzaak tot stellen van prejudiciële vragen. Unierechtelijk verdedigingsbeginsel. Schending hoorplicht. Bevoegdheid tot naheffen. Hoogte schadepercentage en milieubijdrage. Heffingsmodaliteiten. Bewijslast. Behandeling en hoogte immateriële schadevergoeding. Belemmerend effect van heffing griffierecht.

Uitspraak

Team Belastingrecht

meervoudige kamer

nummer BK-21/00086

in het geding tussen:

(gemachtigde: A.F.M.J. Verhoeven)

en

(vertegenwoordiger: […] )

op het hoger beroep van belanghebbende tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag (de Rechtbank) van 15 januari 2021, SGR 20/2744.

Procesverloop

1.1.

De Inspecteur heeft aan belanghebbende een naheffingsaanslag belasting van personenauto’s en motorrijwielen (BPM) voor de periode 30 december 2016 tot en met 26 januari 2017 opgelegd tot een bedrag van € 5.836.

1.2.

Belanghebbende heeft tegen de naheffingsaanslag bezwaar gemaakt. De Inspecteur heeft bij uitspraak op bezwaar de naheffingsaanslag gehandhaafd.

1.3.

Belanghebbende heeft beroep ingesteld bij de Rechtbank. Van belanghebbende is € 354 griffierecht geheven. De Rechtbank heeft als volgt beslist, waarbij belanghebbende is aangeduid als eiseres en de Inspecteur als verweerder:

“De rechtbank:

-

verklaart het beroep ongegrond;

-

veroordeelt verweerder tot vergoeding van de immateriële schade van € 1.000 vermeerderd met wettelijke rente vanaf 4 weken na de openbaarmaking van deze uitspraak tot aan de dag van de algehele voldoening;

-

veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 534 vermeerderd met wettelijke rente vanaf 4 weken na de openbaarmaking van deze uitspraak tot aan de dag van de algehele voldoening;

-

draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 354 aan eiseres te vergoeden vermeerderd met wettelijke rente vanaf 4 weken na de openbaarmaking van deze uitspraak tot aan de dag van de algehele voldoening.”

1.4.

Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld bij het Hof. Van belanghebbende is € 541 griffierecht geheven. De Inspecteur heeft een verweerschrift ingediend. De Inspecteur heeft in een apart geschrift incidenteel hoger beroep ingesteld. Belanghebbende heeft op 24 mei 2021 een pleitnota ingediend.

1.5.

De mondelinge behandeling van de zaak heeft plaatsgehad ter zitting van het Hof op 3 juni 2021, gehouden te Den Haag. Partijen zijn verschenen. De Inspecteur heeft ter zitting het incidentele hoger beroep ingetrokken. Ter zitting zijn tevens behandeld de hoger beroepen van [A] (BK-21/00087), [B] B.V. (BK-21/00088) en [C] B.V. (BK-21/00089). Van het verhandelde ter zitting is één proces-verbaal opgemaakt.

Feiten

2.1.

Belanghebbende heeft in de periode 30 december 2016 tot en met 26 januari 2017 met betrekking tot een viertal auto’s, te weten twee Hyundai’s 1X35, een Fiat Doblo en een Renault Captur (de auto’s) aangiften BPM gedaan waarbij de verschuldigde BPM is berekend op basis van taxatierapporten van [naam] (de taxatierapporten).

2.2.

De Inspecteur heeft een naheffingsaanslag ten bedrage van € 5.836 opgelegd omdat

- kort gezegd - volgens hem in de taxatierapporten de gecalculeerde schade naar een te hoog percentage (100%) in mindering is gebracht op de handelsinkoopwaarde van de auto’s in onbeschadigde staat en omdat in de taxatierapporten is uitgegaan van een te hoge milieubijdrage per arbeidseenheid (de milieubijdrage). De Inspecteur heeft bij het opleggen van de naheffingsaanslag voor de Renault Captur een aanvullende leeftijdskorting toegekend.

Oordeel van de Rechtbank

3. De Rechtbank heeft het volgende overwogen, waarbij belanghebbende is aangeduid als eiseres en de Inspecteur als verweerder:

Inbreukprocedure

6. De inbreukprocedure die volgens eiseres inmiddels door de Europese Commissie is

begonnen, geeft de rechtbank geen aanleiding om de zaak aan te houden.

Schending van de hoorplicht

7. Uit de gedingstukken blijkt dat eiseres is uitgenodigd voor een hoorgesprek op

4 november 2019 en dat ook onderhavige naheffingsaanslag daar besproken zou worden.

Uit het verslag van dit hoorgesprek blijkt dat niet alle dossiers behandeld konden worden en

dat de niet besproken dossiers zouden worden doorgeschoven naar het hoorgesprek van

12 november 2019. Zowel op 4 november 2019 als op 12 november 2019 is de gemachtigde

van eiseres verschenen en de gemachtigde heeft daar dan ook opmerkingen kunnen maken

over onderhavige naheffingsaanslag en de auto’s waarop deze betrekking heeft. Onder die

omstandigheden is geen sprake van een schending van de hoorplicht. Dat de

onderwerpelijke auto’s in de hoorverslagen niet expliciet worden genoemd, maakt dat niet

anders. Dat doet immers niet af aan het feit dat de hoorgesprekken hebben plaatsgevonden

en eiseres van het hoorrecht gebruik heeft kunnen maken. De rechtbank volgt de

gemachtigde niet in zijn opvatting dat door de veelheid van zaken die op een hoorzitting

wordt gepland het feitelijk niet goed mogelijk is om alle zaken te bespreken. De rechtbank

neemt daarbij in aanmerking dat in vrijwel alle zaken dezelfde meningsverschillen spelen.

Schending Europees verdedigingsbeginsel

8. Zo al gesteld kan worden dat het Europees verdedigingsbeginsel van toepassing is op een zuiver binnenlandse heffing2 [2 ECLI:NL:HR:2010:BL1950], heeft verweerder dat niet geschonden. Zoals uit het arrest van de Hoge Raad van 13 april 20183 [3 ECLI:NL:HR:2018:591] volgt, strekt het verdedigingsbeginsel niet verder dan dat de geadresseerde van een besluit zijn of haar opmerkingen kenbaar kan maken over het voordien kenbaar gemaakte voornemen van verweerder. Er is dan ook geen rechtsregel die verweerder verplicht de geadresseerde van het voorgenomen besluit expliciet voor een gesprek uit te nodigen. Eiseres is bij brief van 13 maart 2018 door verweerder op de hoogte gesteld van zijn voornemen om een naheffingsaanslag op te leggen. Zij is daarbij in de gelegenheid gesteld om op dat voornemen te reageren en heeft daarvan ook gebruik gemaakt. Onder die omstandigheden is geen sprake van schending van het Europeesrechtelijk verdedigingsbeginsel.

In aanmerking te nemen schade en milieubijdrage

9. Uit het arrest van de Hoge Raad van 12 juli 20194 [4 ECLI:NL:HR:2019:1084] volgt dat de bewijslast dat de waardevermindering als gevolg van schade meer is dan 72% op eiseres rust en dat de

desbetreffende regelgeving ook niet in strijd is met het Unierecht. Uit het arrest van de Hoge

Raad van 17 januari 20205 [5 ECL1:NL:HR:2020:63] volgt dat ook in de situatie dat verweerder na hertaxatie een lager schadebedrag in aanmerking neemt dan in het taxatierapport stond vermeld, de bewijslast voor een hoger schadebedrag op de belastingplichtige rust. Eiseres heeft niet aannemelijk

gemaakt dat er reden is een hoger schadebedrag in aanmerking te nemen. Uit de taxatierapporten blijkt niet op welke informatie de taxateur zich voor de milieubijdrage heeft gebaseerd. Eiseres heeft desgevraagd ter zitting slechts gesteld dat verweerder niet bevoegd is te oordelen over de juistheid van de milieubijdrage maar dat hij daarvoor een taxateur dient in te schakelen. Op verweerder rust echter niet de wettelijke verplichting om tegenover een door een belastingplichtige ingebracht taxatierapport een eigen taxatierapport te stellen.

Verweerder heeft ter zitting verklaard dat de door hem gehanteerde milieubijdrage volgt uit

door hem opgevraagde branchegegevens. Nu eiseres geen verklaring heeft gegeven voor de

door de taxateur gehanteerde bedragen, ziet de rechtbank geen aanleiding verweerder niet te

volgen.

Leeftijdskorting

10. In het voornemen voor de naheffingsaanslag en in de naheffingsaanslag heeft

verweerder de kentekengegevens en de leeftijd van de auto’s vermeld. Verweerder heeft op

grond van die gegevens voor 1 auto een aanvullende leeftijdskorting toegekend. Eiseres

heeft, gezien de gegevens in de naheffingsaanslag, niet aannemelijk gemaakt dat aldus te

weinig rekening is gehouden met het tijdsverloop tussen de aangifte en de registratie van de

auto’s.

Tarieftoepassing

11. Aangezien de naheffingsaanslag alleen betrekking heeft op Hyundai’s, een Fiat

Doblo en een Renault Captur, treft de stelling in de pleitnota dat er een vermindering van de

belasting moet plaatsvinden voor een BMW en een Chevrolet geen doel.

12. Gelet op wat hiervoor is overwogen, dient het beroep ongegrond te worden

verklaard.

Immateriële schade

13. Eiseres heeft verzocht om vergoeding van immateriële schade ontstaan door

termijnoverschrijding. Bij de beoordeling van de vraag of de redelijke termijn is

overschreden, moet worden aangesloten bij de uitgangspunten die zijn neergelegd in het

arrest van de Hoge Raad van 22 april 20056 [6 ECLI:NL:HR:2005:A09006]. Een periode van twee jaar voor de bezwaar- en beroepsfase wordt in dit verband als redelijk beschouwd. Hiervan komt een halfjaar toe aan de bezwaarfase. De in aanmerking te nemen termijn vangt in beginsel aan op het moment waarop de inspecteur het bezwaarschrift ontvangt.

14. Verweerder heeft het bezwaarschrift ontvangen op 31 mei 2018 zodat tot heden,

15 januari 2021, een periode van 2 jaar en ruim 7 maanden is verstreken. Dat betekent dat

sprake is van overschrijding van de redelijke termijn met ruim 7 maanden. Anders dan

verweerder bepleit, ziet de rechtbank geen aanleiding een deel van die termijnoverschrijding

toe te rekenen aan eiseres. Zoals volgt uit het arrest van de Hoge Raad van 19 februari 20167 [7 ECLI:NL:HR:2016:252] kan voor de verlenging van de redelijke termijn alleen aanleiding zijn indien zich een bijzondere omstandigheid voordoet. Niet gebleken is dat daarvan in deze zaak sprake is. Dat

de gemachtigde en verweerder enige tijd in gesprek zijn geweest over een eventueel te sluiten compromis noch het tijdsverloop bij het plannen van een hoorgesprek, is een dergelijke bijzondere omstandigheid. Aan eiseres komt daarom een schadevergoeding toe van € 1.000 (€ 500 per overschrijding van een halfjaar, naar boven afgerond).

Prejudiciële vragen

15. De rechtbank ziet in al hetgeen eiseres heeft aangevoerd geen reden om prejudiciële vragen aan het HvJ EU te stellen.”

Omschrijving geschil in hoger beroep en conclusies van partijen

Beoordeling van het hoger beroep

Proceskosten en griffierecht

Beslissing