Home

Gerechtshof Den Haag, 07-12-2021, ECLI:NL:GHDHA:2021:2434, BK-20/00758 tot en met BK-20/760

Gerechtshof Den Haag, 07-12-2021, ECLI:NL:GHDHA:2021:2434, BK-20/00758 tot en met BK-20/760

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Den Haag
Datum uitspraak
7 december 2021
Datum publicatie
21 december 2021
ECLI
ECLI:NL:GHDHA:2021:2434
Formele relaties
Zaaknummer
BK-20/00758 tot en met BK-20/760

Inhoudsindicatie

Artikel 16, lid 2, aanhef en onderdeel c, AWR; de Inspecteur heeft niet aan zijn bewijslast voldaan dat sprake is van een kenbare fout. Navordering is daarom niet mogelijk. De navorderingsaanslag IB/PVV 2016 wordt vernietigd.

Artikel 27e AWR; belanghebbende heeft niet de vereiste aangiften gedaan. Omkering en verzwaring van de bewijslast. Redelijke schatting. De aanslag IB/PVV 2015 wordt verminderd overeenkomstig de in hoger beroep gewijzigde redelijke schatting. De aanslag IB/PVV 2016 blijft in stand. De verzuimboetes zijn terecht opgelegd.

Uitspraak

GERECHTSHOF DEN HAAG

Team Belastingrecht

meervoudige kamer

nummers BK-20/00758 tot en met BK-20/00760

Uitspraak van 7 december 2021

in het geding tussen:

[X] te [Z] , belanghebbende,

(gemachtigde: J. van Leeuwaarden)

en

de inspecteur van de Belastingdienst, de Inspecteur,

(vertegenwoordiger: […] )

op het hoger beroep van belanghebbende tegen de uitspraak van de Rechtbank Den Haag (de Rechtbank) van 7 oktober 2020, nummers SGR 19/7283, SGR 19/7284 en SGR 19/7286.

Procesverloop

2015

1.1.1. Aan belanghebbende is voor het jaar 2015 een aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (IB/PVV) opgelegd, berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 66.102 en een aanslag in de inkomensafhankelijke bijdrage Zorgverzekeringswet (Zvw) naar een bijdrage-inkomen van € 51.976. Bij gelijktijdig gegeven beschikkingen is een bedrag van € 2.283 respectievelijk € 223 aan belastingrente in rekening gebracht, alsmede een verzuimboete opgelegd van € 369.

2016

1.1.2. Aan belanghebbende is voor het jaar 2016 een aanslag IB/PVV opgelegd, berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 35.000 en een aanslag Zvw naar een bijdrage-inkomen van € 35.000. Bij gelijktijdig gegeven beschikkingen is een bedrag van € 463 respectievelijk € 101 aan belastingrente in rekening gebracht, alsmede een verzuimboete opgelegd van € 369.

1.1.3. Aan belanghebbende is over het jaar 2016 een navorderingsaanslag IB/PVV opgelegd, berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 132.246 en een navorderingsaanslag Zvw naar een bijdrage-inkomen van € 52.763. Bij gelijktijdig gegeven beschikkingen is een bedrag van € 2.744 respectievelijk € 51 belastingrente in rekening gebracht.

Beide jaren

1.2. De Inspecteur heeft bij uitspraken op bezwaar de aanslagen, de navorderingsaanslagen en de daarbij gegeven beschikkingen gehandhaafd.

1.3. Belanghebbende heeft tegen de uitspraken op bezwaar beroep bij de Rechtbank ingesteld. Ter zake van deze beroepen is éénmaal griffierecht geheven van € 47. De Rechtbank heeft de beroepen ongegrond verklaard.

1.4. Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld bij het Hof. Ter zake van het hoger beroep is een griffierecht geheven van € 131. De Inspecteur heeft een verweerschrift ingediend. Voorts heeft het Hof voorafgaand aan de zitting op 23 april 2021 van belanghebbende een pleitnota ontvangen.

1.5. De mondelinge behandeling van de zaken heeft plaatsgehad ter zitting van het Hof van 11 mei 2021. Partijen zijn verschenen. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt.

1.6. Naar aanleiding van het verhandelde ter zitting heeft het Hof het onderzoek ter zitting geschorst teneinde partijen in de gelegenheid te stellen om overeenstemming te bereiken.

1.7. De Inspecteur heeft op 24 juni 2021 een nader stuk ingediend.

1.8. Belanghebbende heeft bij faxbericht van 27 juli 2021 gereageerd op het hiervoor onder 1.7 vermelde stuk van de Inspecteur. De Inspecteur heeft vervolgens bij brief met dagtekening 25 augustus 2021 gereageerd op het faxbericht van belanghebbende.

1.9. Nadat partijen hebben laten weten dat zij geen gebruik willen maken van hun recht wederom ter zitting te worden gehoord, heeft het Hof het onderzoek gesloten.

Feiten

Algemeen

2.1. Belanghebbende exploiteerde in 2015 en 2016 een eetcafé in de vorm van een eenmanszaak, onder de naam [naam] in [plaats] .

2.2. Bij brief van 28 juli 2015 heeft de Inspecteur aangekondigd bij belanghebbende een boekenonderzoek in te stellen naar de aanvaardbaarheid van de aangiften omzetbelasting over het tijdvak 1 januari 2014 tot en met 30 juni 2015. Naar aanleiding van zijn eerste bevindingen heeft de Inspecteur het boekenonderzoek uitgebreid naar de jaren 2013 tot en met 2016 van de IB/PVV en het tijdvak 1 januari 2013 tot en met 31 december 2016 van de omzetbelasting.

2.3. Tijdens het boekenonderzoek heeft de Inspecteur, op grond van artikel 52a van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (AWR), belanghebbende een informatiebeschikking gegeven als gevolg van het niet (volledig) verstrekken van de op grond van artikel 47 AWR gevraagde informatie. Belanghebbende heeft tegen de informatiebeschikking geen rechtsmiddelen aangewend.

2.4. Van het boekenonderzoek is een controlerapport opgemaakt. In dit rapport zijn, voor zover van belang, de volgende passages opgenomen:

“2.1. Bedrijfsactiviteiten

De ondernemingsactiviteit bestond uit het exploiteren van een café. Vanaf april 2014 is het café omgebouwd naar een eetcafé.

(…)

2.4 Verzorging administratie, jaarstukken en aangiften

[Belanghebbende] verzorgt zelf de dagelijkse administratie, zoals de crediteurenadministratie en de bijbehorende betalingen. Daarnaast houdt [belanghebbende] de verkoop- c.q. debiteurenadministratie en een kasboek bij. Voor wat betreft het kasboek zijn de jaren 2014 en 2015 niet overgelegd. Niet zeker is of deze daadwerkelijk zijn bijgehouden. Maandelijks brengt [belanghebbende] de administratie naar zijn adviseur.

De heer [A]

De heer [A] was de fiscale dienstverlener tot en met oktober 2016. De heer [A] verzorgde de grootboekadministratie, jaarstukken en alle fiscale aangiften. Daarnaast onderhield de heer [A] contacten met leveranciers. Indien nodig had de heer [A] dagelijks contact met de [belanghebbende].

Ook heeft de fiscaal dienstverlener volgens eigen zeggen meegedraaid met het personeel, omdat de bedrijfsvoering in bepaalde periodes moeizaam verliep.

De jaarstukken over de jaren 2013, 2014 en 2015 zijn ondanks herhaaldelijke verzoeken niet door de heer [A] beschikbaar gesteld.

De heer [B]

Vanaf december 2016 is de heer [B] de nieuwe fiscale dienstverlener en verzorgt vanaf december 2016 de grootboekadministratie, de jaarstukken en alle fiscale aangiften. De heer [B] geeft aan niet te beschikken over de jaarrekeningen 2013, 2014 en 2015 omdat de heer [A] zou weigeren de jaarstukken over deze jaren te overhandigen. Ten tijde van afronding van het onderzoek behartigd de heer [B] niet meer de belangen van [belanghebbende].

2.5 Administratie

De administratie bestaat, al dan niet incompleet, onder andere uit:

- inkoop- en kostenfacturen;

- dagafslagen in de vorm van een Z-rapport (2013 en 2016);

- zakelijke bankafschriften;

- geschreven kasboek (2013 en 2016);

- menukaarten;

- voorraadlijsten;

- grootboek;

- overzicht verkoopbonussen van [merk] .

2.6 Administratieplicht

Om een gedegen controle in te kunnen stellen moet in ieder geval eerst worden voldaan aan enkele voorwaardelijke controles. Gebleken is dat de aangiften omzetbelasting en inkomstenbelasting niet aansluiten bij het grootboek en het grootboek niet aansluit met de kassagegevens (zie hiervoor punt 5.1.2). Verder is binnen de grootboekadministratie geen aansluiting met de eindbalans van het voorafgaande jaar. Het is niet bekend of er vastleggingen zijn gedaan die de verschillen overbruggen. Omdat gedurende het onderzoek niet in alle onderdelen van de administratie inzage is verkregen, kan geen volledig oordeel worden gevormd voor wat betreft de administratieve verplichtingen.

De administratie is zodanig gevoerd dat niet te allen tijde de rechten en verplichtingen van [belanghebbende] en andere voor de heffing van belasting overigens van belang zijnde gegevens duidelijk blijken. De wijze waarop de administratie is gevoerd biedt onvoldoende gelegenheid om een gedegen controle in te kunnen stellen.

Uit het vorenstaande volgt dat [belanghebbende] niet heeft voldaan aan zijn verplichtingen ingevolge artikel 52 lid 1 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen. [Belanghebbende] is gewezen op de administratieplicht.

2.7 Bewaarplicht

Binnen een onderneming waarin de ontvangsten voor het grootste gedeelte contant worden ontvangen is het door [belanghebbende] zelf voeren van een juiste en volledige kasadministratie een vereiste. Gezien de aard en omvang van de onderneming moeten de ontvangsten dagelijks worden geboekt en dient het kasgeld dagelijks te worden geteld. Gebleken is dat het merendeel van de kasadministratie niet bewaard is gebleven. Verder is gebleken dat de bewaarde vastleggingen in het kassasysteem beperkt zijn. Alsdan moet voor een controle op de geld- en goederenbeweging worden gesteund op meer primaire bescheiden.

Samengevat zijn verder de volgende gebreken vastgesteld:

- De kladblaadjes waarop het personeel de bestellingen van de klanten opnam zijn niet bewaard gebleven. Ook de "keuken/barprinten" waarop bestellingen werden aangegeven zijn niet bewaard gebleven.

- De keukenbonnen, barbennen en de restaurantbonnen (tafelbestellingen) zijn niet bewaard gebleven.

- De voorraadlijsten zijn niet bewaard gebleven.

Nu door het niet bewaren van vorenstaande bescheiden geen verbanden kunnen worden gelegd tussen geld en goederen, alsmede nu geen andere gegevens voorhanden zijn die dit mogelijk maken, wordt gesteld dat een controle binnen redelijke termijn niet mogelijk is.

Uit het vorenstaande volgt dat [belanghebbende] niet heeft voldaan aan zijn verplichtingen ingevolge artikel 52 de leden 4 en 6 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen. [Belanghebbende] is gewezen op de bewaarplicht.

2.8 Informatiebeschikking

Gedurende het onderzoek is meerdere malen (aan [belanghebbende], de heer [A] en de nieuwe adviseur de heer [B] ) verzocht om de gehele administratie van de jaren 2013 tot en met 2016 beschikbaar te stellen. Na herhaaldelijke verzoeken is hier onvoldoende gehoor aan gegeven.

Nu niet (adequaat) op de herhaaldelijke verzoeken werd gereageerd, is in november 2016 besloten om een informatiebeschikking op grond van artikel 52a van de Algemene wet rijksbelastingen af te geven. Deze beschikking is genomen ter zake het niet nakomen van de informatieve verplichtingen ex artikel 47 van de algemene wet inzake rijksbelastingen. De benodigde informatie betrof:

- de jaarstukken 2013, 2014 en zodra opgemaakt 2015;

- brugstaten 2013 tot en met 2015;

- de financiële administratie van 2014 en 2015 (bij voorkeur auditfiles, zoals eerder besproken);

- de verkoopadministratie, waaronder begrepen alle detailgegevens vanuit het afrekensysteem, alle verslagen vanuit het afrekensysteem, debiteurenadministratie en vastleggingen ten aanzien van het bestelproces;

- de inkoopadministratie, waaronder alle inkoopfacturen en crediteurenadministratie;

- de voorraadadministratie, waaronder tellijsten van de voorraden en vastleggingen ten aanzien van waardering;

- de kasadministratie (net- en kladkasboek);

- bankbescheiden (zakelijk en privé);

- afschrijvingsstaten;

- agenda en afsprakenboeken.

Tegen de informatiebeschikking is geen bezwaar aangetekend.

Er is gedeeltelijk voldaan aan de informatiebeschikking, daarmee is de informatiebeschikking onherroepelijk geworden.

Niet ter inzage beschikbaar gesteld zijn:

- de jaarstukken van de jaren 2013 tot en met 2015;

- de volledige kasadministratie over 2014 en 2015;

- aansluitingen tussen de financiële administratie en de fiscale aangiften (zie reikwijdte en uitbreiding van het boekenonderzoek) over de jaren 2014 en 2015;

- de complete voorraadadministratie;

- keuken en restaurantbonnen.

Omdat nog steeds niet over een complete administratie kan worden beschikt is de informatiebeschikking onherroepelijk geworden. Een gegevensgerichte controle kan pas plaatsvinden wanneer over een complete administratie kan worden beschikt. Nu dat niet het geval is kan geen oordeel worden geveld, dan wel binnen een redelijke termijn worden beoordeeld of en in hoeverre de in het onderzoek betrokken aangiften aanvaardbaar zijn.

3 Voorwaardelijke controles op de balans en winst- en verliesrekening

Voor wat betreft de aangiften inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen is over het jaar 2013 een ambtshalve aanslag opgelegd, is over het jaar 2014 een aangifte ingediend en zijn over de jaren 2015 en 2016 nog geen aangiften ingediend. De gegevens die blijken uit de gevoerde boekhouding sluiten niet aan bij de vastgestelde ambtshalve aanslagen, dan wel (niet ingediende) aangiften. Om deze reden worden eerst correcties aangebracht zodat vervolgens de boekhouding ten behoeve van nader onderzoek als uitgangspunt kan worden genomen.

(…)

Over het jaar 2015 is er geen aangifte inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen ingediend. De winst volgens de boekhouding bedraagt € 363.059 negatief. Het verschil bedraagt € 363.059 negatief.

(…)

Over het jaar 2016 is er geen aangifte inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen ingediend. De winst volgens de boekhouding bedraagt € 74.589

negatief. Het verschil bedraagt € 74.589 negatief.

4 Fiscale Balans

4.1.

Passiva

4.1.1

Crediteuren

Uit de financiële administratie blijkt dat structureel [merk] bonussen verkregen in de jaren 2013 tot en met 2016 onterecht opgenomen zijn als crediteur. Dit terwijl verschuldigde btw en bijzondere baten geboekt hadden moeten worden. Het crediteurensaldo wordt over de jaren 2013 tot en met 2016 met respectievelijk € 19.808, € 19.045, € 11.785 en € 7.129 gecorrigeerd. De volledige correctie en de journaal posten zijn opgenomen onder punt 5.1.

(…)

5 Fiscale winst- en verliesrekening

5.1.

Opbrengsten

5.1.1

Kasadministratie

Onder de kasadministratie wordt verstaan het kasboek, alsmede de dagafslagen en pinbonnen die ten grondslag liggen aan de contante registratie van ontvangsten. De kasadministratie over de jaren 2014 en 2015 is niet overgelegd. Volgens [belanghebbende] beschikt de heer [A] over de kasadministratie betreffende de jaren 2014 en 2015 en zou hij weigeren deze beschikbaar te stellen.

De heer [A] verklaart dat hij wel degelijk de gehele kasadministratie inclusief de jaren 2014 en 2015 heeft overhandigd aan [belanghebbende]. Ook nadat de informatiebeschikking onherroepelijk is geworden is de kasadministratie over de jaren 2014 en 2015 niet overgelegd.

De kasadministratie over de jaren 2013 en 2016 is uiteindelijk wel gedeeltelijk overgelegd. De gedeeltelijk overgelegde kasadministratie over de jaren 2013 en 2016 bestaat uit:

- geschreven kasboeken;

- dagafslagen (c.q. Z-afslagen);

- pinbonnen.

Detailgegevens zoals keuken en/of restaurantbonnen zijn niet bewaard gebleven. Aangegeven is dat de bestellingen in de kassa worden gezet en dat er tevens een geprinte versie naar de keuken gaat. Deze printen zijn niet bewaard gebleven.

Naar aard en omvang van de onderneming mag bij [belanghebbende], gezien de zeer grote omvang van het contante geldverkeer, een sluitende kasadministratie worden verwacht. Omdat er geen kasadministratie over de jaren 2014 en 2015 is overgelegd en detailgegevens zoals keuken en/of restaurantbonnen over alle jaren ontbreken, kan aan de hand hiervan geen oordeel worden gegeven ten aanzien van de volledigheid van de ontvangsten. Het is hiermee niet mogelijk om verbanden te leggen tussen geld en goederen. Wel is er vanuit het CR2-kassasysteem een uitdraai (Excel) overgelegd van de in de kassa geboekte omzetgegevens over de jaren 2006 tot en met medio december 2016. Over de jaren 2014 en 2015 kan dus geen aansluiting worden gemaakt tussen het kasboek en de gegevens zoals opgenomen in de kassa. Over de jaren 2013 en 2016 wijken de omzetgegevens zoals aangeven [lees: aangegeven, Hof] in de kassa af van de gegevens uit het kasboek en de boekhouding.

Daarnaast is niet controleerbaar of de omzetgegevens verkregen uit het kassasysteem volledig zijn. De gevoerde kasadministratie over de jaren 2013 en 2016 is ten behoeve van een controle op de volledigheid van de ontvangsten ter zijde geschoven. Dit omdat na kennisneming van gegevens uit de kassa is gebleken dat ook over de jaren waarover wel een kasboek is overgelegd deze onvolledig zijn bijgehouden. Ondanks dat niet kan worden beoordeeld of de gegevens in de kassa volledig zijn worden de nog niet aangegeven ontvangsten, zoals deze blijken uit het kassasysteem, wel gecorrigeerd. Immers, dat had in ieder geval moeten worden aangegeven. In de volgende alinea wordt hier nader op ingegaan.

5.1.2

Aansluiting tussen boekhouding en kassa

Beoordeeld is of en in hoeverre de gegevens opgenomen in het kassasysteem overeenkomen met de gegevens die zijn opgenomen in de boekhouding.

Structureel blijkt dat deze gegevens niet op elkaar aansluiten. Dit levert het volgende beeld op:

(…)

(…)

5.1.3

Aansluiting tussen boekhouding en vastlegging gokopbrengsten

Over de jaren 2014 tot en met 2016 wijken de overzichten van de speelautomatenexploitant met € 1.225, respectievelijk € 11.461 en € 6.009 af van de gegevens die zijn opgenomen in de boekhouding.

(…)

5.3

Bijzondere baten

Zoals onder punt 4.1.1 reeds is beschreven zijn de ontvangen inkoopbonussen van [merk] op onjuiste wijze gejournaliseerd, waardoor deze bonussen niet tot de baten zijn genomen en de hierdoor verschuldigde btw niet is verwerkt.

Ten behoeve van de aan te brengen correcties zijn de volgende journaalposten van toepassing:

(…)

2015

Crediteuren € 11.785

a) BTW € 1.844

a) Bijzondere baten € 9.941

2016

Crediteuren € 7.129

a) BTW € 1.003

a) Bijzondere baten € 6.126

(…)

8.2

Inkomen uit werk en woning (box 1)

(…)

(…)

10 Aanslagen inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen

11 Zorgverzekeringswet

14 Boete en belastingrente

15 Omkering en verzwaring van de bewijslast