Home

Gerechtshof Den Haag, 20-01-2021, ECLI:NL:GHDHA:2021:270, BK-20/00480

Gerechtshof Den Haag, 20-01-2021, ECLI:NL:GHDHA:2021:270, BK-20/00480

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Den Haag
Datum uitspraak
20 januari 2021
Datum publicatie
4 maart 2021
ECLI
ECLI:NL:GHDHA:2021:270
Formele relaties
Zaaknummer
BK-20/00480

Inhoudsindicatie

Belanghebbende is opgericht in het kader van een juridische fusie tussen twee stichtingen die werkzaam waren op het gebied van gezondheids- en ouderenzorg en de anbi-status hadden. Zij heeft die activiteiten voortgezet en is aangemerkt als anbi. Nadien heeft belanghebbende in het kader van een herstructurering haar zorgactiviteiten overgedragen aan drie bv’s waarvan zij enig aandeelhouder is. De BV’s zijn de feitelijke zorgtaken gaan uitvoeren en belanghebbende houdt zich bezig met beleidsbepalen en taken op concernniveau.

In geschil is of de Inspecteur de anbi-status terecht heeft ingetrokken.

Het Hof oordeelt dat na de herstructurering de doelstelling van belanghebbende weliswaar het verlenen en bevorderen van een goede gezondheidszorg is, maar dat haar activiteiten niet langer primair en rechtstreeks het algemeen belang dienen en dat daarom de anbi-status terecht is ingetrokken.

Uitspraak

Team Belastingrecht

meervoudige kamer

nummer BK-20/00480

in het geding tussen:

gevestigd te [Z] , belanghebbende,

(gemachtigde: […] )

en

(vertegenwoordiger: […] , […] en […] )

op het hoger beroep van belanghebbende tegen de uitspraak van de Rechtbank Den Haag (de Rechtbank) van 26 maart 2020, nummer SGR 19/4228.

Procesverloop

1.1.

Bij beschikking van 9 maart 2018 heeft de Inspecteur de status van Algemeen Nut Beogende Instelling (ANBI) van belanghebbende met terugwerkende kracht tot 30 april 2017 ingetrokken.

1.2.

Bij uitspraak op bezwaar heeft de Inspecteur de beschikking gehandhaafd.

1.3.

Belanghebbende heeft tegen de uitspraak op bezwaar beroep bij de Rechtbank ingesteld. De griffier van de Rechtbank heeft een griffierecht van € 338 geheven. De Rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard.

1.4.

Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld. Er is een griffierecht van € 131 geheven. De Inspecteur heeft een verweerschrift ingediend. Voorafgaand aan de zitting heeft belanghebbende een pleitnota naar het Hof toegezonden.

1.5.

De mondelinge behandeling van de zaak heeft plaatsgehad ter zitting van het Hof van 9 december 2020. Partijen zijn verschenen. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt.

Vaststaande feiten

2.1.

Belanghebbende is bij notariële akte op 1 januari 2017 nieuw opgericht in het kader van een juridische fusie van twee verdwijnende stichtingen, te weten de Stichting [A] en de Stichting [B] . Belanghebbende was bij deze fusie de verkrijgende stichting. De bij de juridische fusie betrokken verdwijnende stichtingen waren door de Belastingdienst erkend als ANBI’s. Door de juridische fusie hielden zij van rechtswege op te bestaan. Belanghebbende heeft alle activiteiten die de verdwijnende stichtingen hebben verricht op het gebied van de gezondheidszorg en ouderenzorg voortgezet.

2.2.

Op verzoek van belanghebbende van 2 maart 2017 heeft de Inspecteur belanghebbende bij beschikking van 4 mei 2017 met ingang van 1 januari 2017 aangemerkt als ANBI in de zin van artikel 5b van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (AWR).

2.3.

Op 1 mei 2017 heeft belanghebbende in het kader van een herstructurering haar operationele activiteiten afgesplitst naar een drietal besloten vennootschappen, te weten [B.V. 1] , [B.V. 2] en [B.V. 3] (de BV’s), waarvan belanghebbende tot op heden enig aandeelhouder is.

2.4.

Na afsplitsing van de operationele activiteiten zijn de activiteiten van belanghebbende uitsluitend gericht op het bepalen van het beleid van de BV’s en de uitvoering daarvan, alsmede het vervullen van taken op concernniveau zoals financieel- en personeelsmanagement, directievoering en overleg met zorgautoriteiten en andere spelers op de zorgmarkt, alsmede het beschikbaar stellen van het ziekenhuisgebouw inclusief alle apparatuur. De gezondheidszorg en ouderenzorg zelf worden vanuit de BV’s geleverd.

2.5.1.

De oprichting van belanghebbende is opgenomen in Hoofdstuk IV van de hiervoor in 2.1 vermelde Akte van fusie. De doelstelling van belanghebbende staat beschreven in artikel 2 van de in Hoofdstuk IV opgenomen statuten en luidt – voor zover van belang -:

“1. [Belanghebbende] is een zorgorganisatie met als hoofddoelstelling het bieden van zorg van goede kwaliteit aan cliënten, in het bijzonder in Zeeuws-Vlaanderen , die voldoet aan professionele standaarden en eigentijdse kwaliteits- en veiligheidseisen. De behoeftes, wensen, ervaringen en belangen van de cliënt staan centraal en zijn richtinggevend voor de te bieden zorg.

2. (…)

3. [Belanghebbende] heeft tot doel het algemeen belang te dienen door het dienen en bevorderen van goede gezondheids- en welzijnszorg, het (doen) verplegen, (doen) verzorgen en (doen) behandelen van personen die om enigerlei reden medische, verpleegkundige dan wel verzorgende bijstand behoeven in de ruimste zin.

4. [Belanghebbende] vormt een groep van zorg- en zorggerelateerde organisaties met die rechtspersonen en de andere instellingen die nu bij [belanghebbende] zijn aangesloten of later zich bij [belanghebbende] nog zullen aansluiten en waarover [belanghebbende] het bestuur uitoefent met als perspectief het realiseren van een optimaal resultaat van de groep. [Belanghebbende] geldt daarbij als de centrale zorgorganisatie onder wiens leiding de werkzaamheden van de andere rechtspersonen plaatsvinden.

5. [Belanghebbende] beoogt niet het maken van winst.”

2.5.2.

De verwezenlijking van de hiervoor in artikel 2 van de statuten beschreven doelstelling luidt volgens artikel 3 van de statuten, als volgt:

“[Belanghebbende] tracht haar doel onder meer te verwezenlijken door:

a. het oprichten en exploiteren van instellingen op het gebied van de gezondheidszorg, daaronder begrepen een of meer ziekenhuizen (ieder ziekenhuis hierna aan te duiden als: Ziekenhuis), ambulancediensten, verloskundig samenwerkingsverband en instellingen op het gebied van de intra-, semi- en extramurale zorg, alle met bijbehorende voorzieningen en dienstverlening, op zo gedecentraliseerd mogelijke wijze binnen het werkgebied;

b. het centraal stellen van de cliënten en patiënten van de instelling en van hun gerechtvaardigde wensen en behoeften bij de zorgverlening onder andere door het scheppen van een gunstig behandelings-, verzorgings-, leef- en begeleidingsklimaat;

c. het (doen) verlenen en bevorderen van curatieve medisch-specialistische en aanverwante of aanvullende zorg, alsmede dienstverlening aan, cliënten en patiënten;

d. het (doen) verplegen, (doen) verzorgen en (doen) behandelen van personen die om enigerlei reden medische, verpleegkundige en/of verloskundige, dan wel verzorgende bijstand behoeven in de ruimste zin, in het bijzonder voor de inwoners van Zeeuws-Vlaanderen;

e. het (doen) leveren van eerstelijns zorg, daaronder onder meer begrepen eerstelijns verloskundige zorg en extramurale/eerstelijns dieetadvisering;

f. het creëren van mogelijkheden voor- en het meewerken aan de opleiding tot arts en verschillende medische specialismen, alsmede van verpleegkundig personeel en andere beroepsbeoefenaren in de gezondheidszorg;

g. het (doen) bevorderen van het overleg en de samenwerking tussen [belanghebbende] en haar dochtermaatschappijen enerzijds en andere instellingen en (medische) professionals anderzijds op het terrein van de- (gezondheids)zorg en de maatschappelijke dienstverlening;

h. het oprichten van of participeren in andere organisaties, die onder meer ten doel hebben het leveren van goederen en diensten ten behoeve van de gezondheidszorg;

i. het tegen vergoeding ter beschikking stellen van arbeidskrachten aan een andere instelling voor het onder diens toezicht en leiding verrichten van arbeid;

j. het zo doeltreffend en doelmatig mogelijk (doen) aanwenden van voor de zorgverlening beschikbare middelen, en daarmee voldoen aan de gangbare normering voor resultaatgerichtheid en doelmatigheid;

k. het voldoen aan eigentijdse kwaliteitseisen van de geleverde zorg;

l. het voeren van een actief beleid voor de dialoog met de meest relevante belanghebbenden;

m. het deelnemen in, het op andere wijze een belang nemen in, het voeren van beheer over andere (zorg)ondernemingen, van welke aard ook, en voorts het financieren van derden, het op enigerlei wijze stellen van zekerheid of het zich verbinden voor verplichtingen van derden;

n. het afleggen van verantwoording over de in dit artikel omschreven doelrealisatie; en

o. het zorgen voor een actief en transparant beleid binnen [belanghebbende] en de daarmee verbonden organisaties en instellingen voor de omgang met medezeggenschapsorganen, waarbij de doelen van de medezeggenschap en de dialoog centraal staan en het beleid tot stand komt na overleg met de betreffende belanghebbenden en alle overige activiteiten die voor het doel bevorderlijk of nuttig kunnen zijn, alles in de ruimste zin van het woord.(…)”

Oordeel van de Rechtbank

3.1.

De Rechtbank heeft, voor zover van belang, het volgende overwogen.

Beoordeling van het geschil

Wettelijk kader

9. Artikel 5b Awr luidt, voor zover hier van belang, als volgt:

“1. Een algemeen nut beogende instelling is:

a. een instelling — niet zijnde een vennootschap met in aandelen verdeeld kapitaal, een coöperatie, een onderlinge waarborgmaatschappij of een ander lichaam waarin bewijzen van deelgerechtigdheid kunnen worden uitgegeven — die:

1° uitsluitend of nagenoeg uitsluitend het algemeen nut beoogt;

2° haar gegevens op elektronische wijze via internet openbaar maakt;

3° voldoet aan bij ministeriële regeling te stellen voorwaarden;

(…)

5° door de inspecteur als zodanig is aangemerkt;

(…)

3. Als algemeen nut in de zin van dit artikel wordt beschouwd:

a. welzijn;

(…)

e. gezondheidszorg;

f. jeugd- en ouderenzorg;

(…)

l. een combinatie van de bovengenoemde doelen, alsmede

m. het financieel of op andere wijze ondersteunen van een algemeen nut beogende instelling.(…)7. Een instelling als bedoeld in het eerste lid, wordt door de inspecteur bij voor bezwaar vatbare beschikking niet meer als zodanig aangemerkt met ingang van het tijdstip waarop deze instelling niet langer uitsluitend of nagenoeg uitsluitend een algemeen nut beogend karakter heeft, niet meer voldoet aan de bij ministeriële regeling gestelde voorwaarden dan wel niet meer is gevestigd als aangegeven in het eerste lid. (…)

(…)

10. Voor de toepassing van het vierde en het zesde tot en met achtste lid kunnen bij ministeriële regeling nadere regels worden gesteld.”

10. Artikel 1a van de UR Awr luidt, voor zover hier van belang als volgt:

“1. Een instelling wordt door de inspecteur aangemerkt als een algemeen nut beogende instelling indien en zolang:

a. (…);

b. uit de regelgeving en de feitelijke werkzaamheden van de instelling blijkt dat de instelling uitsluitend of nagenoeg uitsluitend het algemeen belang dient;

c. (…);

f. de instelling beschikt over een actueel beleidsplan dat inzicht geeft in de door de instelling te verrichten werkzaamheden ter verwezenlijking van haar doelstelling, de wijze van werving van inkomsten, het beheer van het vermogen van de instelling en de besteding daarvan;

g. (…);

j. de instelling via internet op elektronische wijze informatie met betrekking tot haar functioneren, openbaar maakt.

(…).

5. Onder algemeen nuttige activiteiten worden voor de toepassing van dit artikel verstaan: alle activiteiten die erop zijn gericht om de doelstelling van een algemeen nut beogende instelling te verwezenlijken of te bevorderen. Activiteiten zijn geen algemeen nuttige activiteiten indien de instelling het geheel van die activiteiten tegen commerciële tarieven verricht.

(…)

7. De informatie, bedoeld in het eerste lid, onderdeel j, bestaat ten minste uit:

a. de naam van de instelling;

b. het nummer, bedoeld in artikel 12, onderdeel a, van de Handelsregisterwet 2007, van de instelling, dan wel ingeval de instelling buiten Nederland is gevestigd, het voor deze regeling door de Nederlandse Belastingdienst verstrekte fiscale identificatienummer;

c. het post- of bezoekadres, dan wel het telefoonnummer, dan wel het e-mailadres van de instelling;

d. de doelstelling volgens de regelgeving van de instelling;

e. de hoofdlijnen van het actuele beleidsplan, bedoeld in het eerste lid, onderdeel f, van de instelling;

f. de bestuurssamenstelling, het beloningsbeleid van de instelling en de namen van de bestuurders, met uitzondering van:

(…)

g. een actueel verslag van de uitgeoefende activiteit of activiteiten van de instelling;

h. de balans en de staat van baten en lasten, met toelichting, van de instelling dan wel, indien het instellingen betreft die niet actief geld of goederen werven onder derden en die het aan hen ter beschikking staande vermogen of de opbrengsten daarvan uitsluitend of nagenoeg uitsluitend besteden ten behoeve van hun doelstelling (zuivere vermogensfondsen) of indien het kerkgenootschappen alsmede hun zelfstandige onderdelen en lichamen waarin zij zijn verenigd betreft, de staat van baten en lasten en een overzicht van de voorgenomen bestedingen, met toelichting..”

11. In de Memorie van Toelichting van de Geefwet (MvT, Kamerstukken II, 2011/12, 33006, nr. 3, p. 21) is met betrekking tot artikel 5b van de Awr onder andere het volgende opgemerkt:

“(…) In het voorgestelde artikel 5b van de AWR wordt uitwerking gegeven aan de definitie van de ANBI. De teksten zijn grotendeels ontleend aan artikel 6.33 van de Wet IB 2001, waarin thans nog de definitie van de ANBI is opgenomen. Dit geldt ook voor de bepalingen over de wijze waarop instellingen als ANBI kunnen worden aangemerkt of in welke gevallen die status hen kan worden ontnomen. In het eerste lid van genoemd artikel 5b is ter verduidelijking en met het oog op een betere uitvoering een aantal wijzigingen aangebracht ten opzichte van de overeenkomstige tekst uit artikel 6.33 van de Wet IB 2001. De eerste wijziging is de vervanging van het te definiëren begrip instellingen door de term algemeen nut beogende instellingen. Dat is immers het begrip dat gedefinieerd moet worden in deze definitiebepaling. Gehandhaafd is de voorwaarde dat de instelling uitsluitend of nagenoeg uitsluitend het algemeen nut moet beogen. De wijzigingen strekken voor het overige ertoe een verbetering en verduidelijking te geven met betrekking tot de invulling van het begrip algemeen nut beogende instelling. Dat betreft ten eerste de zekerstelling van de eis dat ANBI’s moeten voldoen aan bij ministeriële regeling te stellen voorwaarden. (…)”

12. In de Memorie van Toelichting van de Geefwet (MvT, Kamerstukken II, 2011/12, 33006, nr. 3, p. 25 is met betrekking tot artikel 5b, derde lid, onder e, van de Awr het volgende opgemerkt:

“Instellingen die zich met de gezondheidszorg bezighouden en zorgtaken verrichten, zullen doorgaans kwalificeren. (…). Instellingen die louter voorzien in de huisvesting van zieken, ouderen of anderszins zorgbehoevenden kwalificeren echter niet als ANBI. Hun feitelijke werkzaamheid is de exploitatie van onroerend goed en dat is geen algemeen nut.”

13. In de Memorie van Antwoord bij de wijziging van de Successiewet en enige andere belastingwetten (MvA, Kamerstukken I, 2009/10, 31 930, nr. D, p. 15-16) is met betrekking tot het doel en de activiteiten van een ANBI onder andere het volgende vermeld:

“(…) Een ANBI richt haar activiteiten naar buiten toe, ten behoeve van derden of van doelen die (ver) buiten de directe eigen levenssfeer liggen. De activiteiten van een ANBI moeten ook primair en rechtstreeks het algemeen belang dienen. Niet voldoende is dat van de ANBI-activiteiten indirect een gunstige werking uitgaat op de maatschappij als geheel, zoals bij de SBBI. (…)”

ANBI

14. Uit artikel 2 van de statuten volgt weliswaar dat de doelstelling van [belanghebbende] is gericht op het verlenen en bevorderen van een goede gezondheidszorg, maar dat is niet voldoende om als ANBI te kunnen worden aangemerkt. Gelet op de jurisprudentie (vergelijk onder andere HR 25 november 2016, ECLI:NL:HR:2016:2668) en de parlementaire geschiedenis dienen daarvoor ook de activiteiten van [belanghebbende] primair en rechtstreeks het algemeen nut te dienen. Tussen partijen is niet in geschil dat de activiteiten van [belanghebbende] na de herstructurering enkel bestaan uit beleidstaken dan wel taken op concernniveau en dat de daadwerkelijke zorg wordt verleend vanuit de BV’s. Dat de activiteiten van [belanghebbende] voor het kunnen functioneren van de BV’s wellicht onontbeerlijk zijn, maakt niet dat die activiteiten transformeren naar activiteiten op het vlak van gezondheidszorg. Aldus is geen sprake van het door [belanghebbende] rechtstreeks dienen van het algemeen nut als bedoeld in artikel 5b, derde lid, onder e en f, van de Awr.

15. Voor de door [belanghebbende] bepleite doorkijkbenadering of groepsbenadering ziet de rechtbank geen aanknopingspunten in de wettelijke regeling noch in de parlementaire geschiedenis daarvan. Dat [belanghebbende] wellicht een fiscale eenheid zou kunnen vormen met de BV’s is voor de beoordeling of [belanghebbende] voldoet aan de voorwaarden voor de ANBI-status niet relevant.

16. Gelet op wat hiervoor is overwogen, slaagt het primaire standpunt van [belanghebbende] niet. De stelling van [de Inspecteur] dat [belanghebbende] niet beschikt over een actueel beleidsplan behoeft daarom geen behandeling.”

Geschil in hoger beroep en standpunten van partijen

Beoordeling van het hoger beroep

Proceskosten en griffierecht

Beslissing