Home

Gerechtshof Den Haag, 01-04-2021, ECLI:NL:GHDHA:2021:660, BK-20/00551

Gerechtshof Den Haag, 01-04-2021, ECLI:NL:GHDHA:2021:660, BK-20/00551

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Den Haag
Datum uitspraak
1 april 2021
Datum publicatie
28 april 2021
ECLI
ECLI:NL:GHDHA:2021:660
Zaaknummer
BK-20/00551

Inhoudsindicatie

Artikel 3.6 Wet IB 2001, urencriterium. Belanghebbende maakt niet aannemelijk dat hij aan het urencriterium heeft voldaan.

Uitspraak

Team Belastingrecht

meervoudige kamer

nummer BK-20/00551

in het geding tussen:

en

(vertegenwoordigers: […] en […] )

op het hoger beroep van belanghebbende tegen de uitspraak van de Rechtbank Den Haag (de Rechtbank) van 5 juni 2020, nr. SGR 20/1769.

Procesverloop

1.1.

Aan belanghebbende is een aanslag in de inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (IB/PVV) voor het jaar 2017 opgelegd naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 108.327 en een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van € 4.832. Bij gelijktijdig gegeven beschikking is aan belanghebbende een bedrag van € 219 aan belastingrente in rekening gebracht.

1.2.

Bij uitspraak op bezwaar heeft de Inspecteur belanghebbendes bezwaar afgewezen.

1.3.

Belanghebbende heeft tegen de uitspraak op bezwaar beroep bij de Rechtbank ingesteld. De griffier van de Rechtbank heeft een griffierecht geheven van € 48. De Rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard.

1.4.

Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld. Er is een griffierecht geheven van € 131. De Inspecteur heeft een verweerschrift ingediend. Belanghebbende heeft een pleitnota ingediend.

1.5.

De mondelinge behandeling van de zaak heeft plaatsgehad ter zitting van 18 februari 2021. Partijen zijn verschenen. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt.

1.6.

Nadat het onderzoek is gesloten heeft het Hof op 1 maart 2021 een brief met bijlage ontvangen van belanghebbende. Het Hof heeft in die stukken geen aanleiding gezien het onderzoek te heropenen.

Vaststaande feiten

2.1.

Belanghebbende was tot 21 november 2017 in dienstbetrekking als financial auditor. Belanghebbende heeft buiten zijn dienstbetrekking om in 2017 werkzaamheden verricht als boekhouder voor [A] .

2.2.

De omzet afkomstig uit de werkzaamheden voor [A] bedroeg € 700 in 2017 en € 2.200 in 2018. De werkzaamheden voor [A] zijn per 1 maart 2019 beëindigd. Op 14 februari 2019 heeft [A] een bedrag van € 2.400 met omschrijving “achterstallige betalingen” overgemaakt naar het rekeningnummer van belanghebbende.

2.3.

Belanghebbende heeft zich per 1 januari 2018 ingeschreven bij de Kamer van Koophandel.

2.4.

Belanghebbende heeft zich ingeschreven bij [B] , een bemiddelingsplatform op internet waar consumenten en bedrijven offertes kunnen aanvragen voor allerlei soorten diensten. Belanghebbendes inschrijving als aanbieder van boekhoudkundige diensten bij [B] heeft niet geleid tot opdrachten.

2.5.

In zijn aangifte IB/PVV voor het jaar 2017 heeft belanghebbende de omzet afkomstig uit de werkzaamheden voor [A] opgenomen als winst uit onderneming. Belanghebbende heeft geen kosten in aftrek gebracht. De aangifte vermeldt een bedrag van € 7.485 als verlies uit onderneming. Het verlies is als volgt berekend:

Saldo fiscale winstberekening

€ 700

Zelfstandigenaftrek

€ 7.280

-/-

Startersaftrek

€ 2.123

-/-

Subtotaal

€ 8.703

negatief

MKB-winstvrijstelling (14%)

€ 1.218

Belastbare winst

€ 7.485

negatief

2.6.

Op verzoek van de Inspecteur heeft belanghebbende per e-mail van 5 augustus 2019 meer informatie verstrekt ten aanzien van de in de aangifte opgenomen winst uit onderneming. De reactie van belanghebbende vermeldt onder meer:

“Een opgave van het aantal uren dat u per week in uw onderneming steekt;

Gemiddeld had ik 26 uren per week voor de onderneming gewerkt in 2017,

uitgaande van 48 weken.

(…)

Een omschrijving van de omvang (in tijd en geld) van uw werkzaamheden;

Oordeel van de Rechtbank

Omschrijving geschil in hoger beroep en conclusies van partijen

Beoordeling van het hoger beroep

Proceskosten

Beslissing