Home

Gerechtshof Den Haag, 21-04-2021, ECLI:NL:GHDHA:2021:733, BK-20/00664

Gerechtshof Den Haag, 21-04-2021, ECLI:NL:GHDHA:2021:733, BK-20/00664

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Den Haag
Datum uitspraak
21 april 2021
Datum publicatie
29 april 2021
ECLI
ECLI:NL:GHDHA:2021:733
Formele relaties
Zaaknummer
BK-20/00664

Inhoudsindicatie

Artikel 3.76 Wet IB 2001; zelfstandigenaftrek en startersaftrek; heeft belanghebbende voldaan aan het urencriterium?

Uitspraak

Team Belastingrecht

meervoudige kamer

nummer BK-20/00664

in het geding tussen:

en

(vertegenwoordiger: […] )

op het hoger beroep van belanghebbende tegen de uitspraak van de Rechtbank Den Haag (de Rechtbank) van 24 september 2020, nummer SGR 19/6980.

Procesverloop

1.1.

Aan belanghebbende is voor het jaar 2016 een aanslag in de inkomstenbelasting en

premie volksverzekeringen (IB/PVV) opgelegd naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 45.233 en een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van € 3.200 (de aanslag). Bij gelijktijdig gegeven beschikking is € 439 aan belastingrente in rekening gebracht (de beschikking).

1.2.

Bij uitspraak op bezwaar heeft de Inspecteur belanghebbendes bezwaar tegen de aanslag en de beschikking afgewezen.

1.3.

Belanghebbende heeft tegen de uitspraak op bezwaar beroep bij de Rechtbank ingesteld. De griffier van de Rechtbank heeft een griffierecht van € 47 geheven. De Rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard.

1.4.

Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld bij het Hof. Er is een griffierecht van € 131 geheven. De Inspecteur heeft een verweerschrift ingediend. Belanghebbende heeft op 13 december 2020 een nader stuk ingediend.

1.5.

De mondelinge behandeling van de zaak heeft plaatsgehad ter zitting van het Hof van 10 maart 2021. De Inspecteur is ter zitting verschenen. Belanghebbende is, met bericht van verhindering en zonder verzoek om uitstel van de zitting, niet verschenen. Dit bij e-mail van 4 maart 2021 ingediende bericht merkt het Hof tevens aan als nader stuk. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt.

Vaststaande feiten

2.1.

Belanghebbende is sinds 16 februari 2015 ingeschreven bij de Kamer van Koophandel als eenmanszaak onder de naam [eenmanszaak] . Volgens de inschrijving bestaan de activiteiten van [eenmanszaak] uit specialistische zakelijke dienstverlening in de vorm van brandpreventie en repressieve ondersteuning.

2.2.

Belanghebbende was in het onderhavige jaar (2016) in loondienst bij het [A] , [B B.V.] en N.V. [C] . Volgens de loongegevens van de Belastingdienst hebben deze werkgevers in het onderhavige jaar 2.239 verloonde uren opgegeven. Belanghebbende heeft van deze werkgevers in totaal een brutoloon ontvangen van € 44.060.

2.3.

Belanghebbende heeft in 2016 voorts een ontslagvergoeding van € 10.922 ontvangen in verband met de beëindiging van zijn dienstbetrekking bij het [D] per 10 april 2014.

2.4.

Belanghebbende heeft in 2016 met [eenmanszaak] een omzet behaald van € 8.341,84. Na aftrek van de kosten is een winst behaald van € 4.311,43. Belanghebbende heeft in zijn aangifte IB/PVV 2016 ten aanzien van [eenmanszaak] het volgende opgenomen:

Winst uit onderneming voor ondernemersaftrek

€ nihil

Zelfstandigenaftrek

€ 7.280 -/-

Startersaftrek

€ 2.123 -/-

MKB-winstvrijstelling

€ 1.316 +

Belastbare winst

€ nihil

2.5.

Bij brieven van 9 april 2018 en 22 mei 2018 heeft de Inspecteur belanghebbende verzocht om informatie over de aangegeven winst uit onderneming. Belanghebbende heeft in reactie op het informatieverzoek onder meer een urenregistratie en een winst- en verliesrekening verstrekt.

2.6.

Bij het opleggen van de aanslag is de Inspecteur afgeweken van de door belanghebbende ingediende aangifte. De Inspecteur heeft de fiscale winst verhoogd en de in aanmerking genomen zelfstandigenaftrek en startersaftrek gecorrigeerd. De Inspecteur heeft het belastbaar inkomen uit werk en woning vastgesteld op € 45.233, bestaande uit het loon (€ 54.982) en de belastbare winst (€ 3.708) verminderd met de negatieve inkomsten uit eigen woning (€ 13.457). Daarbij heeft de Inspecteur de belastbare winst uit onderneming als volgt berekend:

Bruto resultaat € 8.341

Kosten € 4.030 -/-

Winst uit onderneming € 4.311

MKB-winstvrijstelling € 603 -/-

Belastbare winst uit onderneming € 3.708

Oordeel van de Rechtbank

3. De Rechtbank heeft, voor zover in hoger beroep van belang, het volgende overwogen.

"6. De zelfstandigen- en startersaftrek gelden voor de ondernemer die aan het urencriterium voldoet.1 Aan het urencriterium wordt voldaan indien gedurende het kalenderjaar ten minste 1.225 uren worden besteed aan werkzaamheden voor een of meer ondernemingen waaruit de belastingplichtige als ondernemer winst geniet.2

7. De bewijslast dat aan het urencriterium is voldaan rust op [belanghebbende]. [Belanghebbende] heeft daartoe een Excelbestand overgelegd. Dit bestand bevat echter meerdere onduidelijkheden, onder andere op de onderdelen opleiding en scholing. [De Inspecteur] heeft daarom vragen gesteld en [belanghebbende] onder meer verzocht facturen over te leggen. Ter zitting heeft [belanghebbende] verklaard dat hij niet over facturen beschikt, omdat sprake was van verrekening met gesloten beurzen. Ook heeft [belanghebbende] ter zitting verklaard dat over zijn werkzaamheden uitsluitend mondeling afspraken zijn gemaakt, waardoor van deze overeenkomsten evenmin stukken beschikbaar zijn. [Belanghebbende] heeft met het enkel overleggen van het Excelbestand niet aannemelijk gemaakt dat hij aan het urencriterium heeft voldaan. Daarbij weegt de rechtbank mee dat het overgrote deel van de beschikbare tijd van [belanghebbende] werd ingenomen door zijn dienstbetrekkingen (minstens 2.239 uren).

8. [ De Inspecteur] heeft dus terecht de zelfstandigen- en startersaftrek geweigerd. Dat volgens [belanghebbende], voorafgaand aan het opleggen van de definitieve aanslag, [de Inspecteur] en hij uitsluitend in discussie waren over een specifieke opleiding en hij in dat verband een kopie van een diploma heeft overgelegd, betekent niet dat het [de Inspecteur] niet is toegestaan in de bezwaar- en beroepsfase het gehele Excelbestand ter discussie te stellen. [De Inspecteur] mag gedurende de procedure de onderbouwing van een correctie wijzigen, zolang dat niet leidt tot een hogere correctie.

9. Gelet op wat hiervoor is overwogen, is het beroep ongegrond verklaard."

Omschrijving geschil in hoger beroep en conclusies van partijen

Beoordeling van het hoger beroep

Proceskosten

Beslissing