Home

Gerechtshof Den Haag, 07-09-2022, ECLI:NL:GHDHA:2022:1777, BK-21/00908 en 21/00909

Gerechtshof Den Haag, 07-09-2022, ECLI:NL:GHDHA:2022:1777, BK-21/00908 en 21/00909

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Den Haag
Datum uitspraak
7 september 2022
Datum publicatie
17 oktober 2022
ECLI
ECLI:NL:GHDHA:2022:1777
Formele relaties
Zaaknummer
BK-21/00908 en 21/00909
Relevante informatie
Art. 15 AWR, Art. 26c AWR, Art. 6:7 Awb

Inhoudsindicatie

Aanslagen IB/PVV 2018 en 2019. Aanvang hogerberoepstermijn. Twee rechtsmiddelverwijzingen. Gewekt vertrouwen. Gelijkheidsbeginsel. Geen schending hoorplicht, omdat geen verzoek tot horen is gedaan.

Uitspraak

Team Belastingrecht

meervoudige kamer

nummers BK-21/00908 en 21/00909

in het geding tussen:

en

(vertegenwoordiger: […] )

op het hoger beroep van belanghebbende tegen de uitspraak van de Rechtbank Den Haag (de Rechtbank) van 15 juni 2021, nummers SGR 20/6247 en 21/8237.

Procesverloop

1.1.

De Inspecteur heeft aan belanghebbende voor de jaren 2018 en 2019 aanslagen inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (IB/PVV) opgelegd naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van respectievelijk € 13.223 (de aanslag 2018) en € 10.214 (de aanslag 2019).

1.2.

Bij uitspraken op bezwaar heeft de Inspecteur het bezwaar tegen de aanslag 2018 niet-ontvankelijk en dat tegen de aanslag 2019 ongegrond verklaard. In het geschrift met de uitspraak op bezwaar over 2018 heeft de Inspecteur het verzoek om ambtshalve vermindering van de aanslag 2018 bij voor bezwaar vatbare beschikking afgewezen.

1.3.

Belanghebbende heeft beroep ingesteld bij de Rechtbank Den Haag (de Rechtbank). In verband met de behandeling van het beroep is geen griffierecht geheven. De Rechtbank heeft de beroepen ongegrond verklaard.

1.4.

Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld bij het Hof. In verband met het door belanghebbende ingestelde hoger beroep is eenmaal een griffierecht van € 134 geheven. De Inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.

1.5.

De mondelinge behandeling van de zaak heeft plaatsgehad ter zitting van het Hof van 11 augustus 2022. Partijen zijn verschenen. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt.

Feiten

Aanslag 2018

2.1.

Belanghebbende heeft op 9 maart 2019 een aangifte IB/PVV voor het jaar 2018 ingediend naar een verzamelinkomen van € 13.223, bestaande uit pensioen.

2.2.

Met dagtekening 4 mei 2019 heeft de Inspecteur een voorlopige aanslag opgelegd overeenkomstig de ingediende aangifte, naar een te betalen bedrag van € 2.567. Met dagtekening 29 mei 2020 heeft de Inspecteur de aanslag 2018 opgelegd. Op het biljet van de aanslag 2018 staat onder meer:

“Te betalen € 0

Het te betalen bedrag is € 0 als u alle eerder opgelegde voorlopige aanslagen heeft betaald.

Deze definitieve aanslag is vastgesteld overeenkomstig uw aangifte over 2018.

Berekening van het te betalen bedrag

“Deze aanslag is voorlopig

Oordeel van de Rechtbank

Omschrijving geschil in hoger beroep en conclusies van partijen

Beoordeling van het hoger beroep

Proceskosten

Beslissing