Home

Gerechtshof Den Haag, 05-10-2022, ECLI:NL:GHDHA:2022:1966, BK-22/00023 en BK-22/00024

Gerechtshof Den Haag, 05-10-2022, ECLI:NL:GHDHA:2022:1966, BK-22/00023 en BK-22/00024

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Den Haag
Datum uitspraak
5 oktober 2022
Datum publicatie
9 november 2022
ECLI
ECLI:NL:GHDHA:2022:1966
Formele relaties
Zaaknummer
BK-22/00023 en BK-22/00024
Relevante informatie
Art. 9.6 Wet IB 2001, Art. 3:41 Awb, Art. 6:7 Awb, Art. 6:8 Awb, Art. 6:9 Awb, Art. 6:11 Awb, Art. 8:72 lid 4 Awb, Art. 22j AWR

Inhoudsindicatie

De Inspecteur maakt niet aannemelijk aan welk postvervoerbedrijf hij de aanslagen IB/PVV voor de jaren 2018 en 2019 heeft aangeboden. Ten aanzien van de aanslag 2018 geldt dat belanghebbende reeds in 2019 een betalingsregeling had getroffen zodat het op 30 september 2020 ingediende bezwaarschrift terecht niet-ontvankelijk is verklaard. Ten aanzien van de aanslag 2019 moet ervan worden uitgegaan dat belanghebbende deze pas op 17 september 2020 onder ogen heeft gekregen. Het op 30 september 2020 ingediende bezwaarschrift had daarom ontvankelijk verklaard moeten worden. Het Hof doet de zaak inhoudelijk af en verklaart het bezwaar inzake de aanslag 2019 ongegrond.

Uitspraak

Team Belastingrecht

meervoudige kamer

nummers BK-22/00023 en BK-22/00024

in het geding tussen:

(gemachtigde: M. Gümüs)

en

(vertegenwoordiger: […] )

op het hoger beroep van belanghebbende tegen de uitspraak van de Rechtbank Den Haag (de Rechtbank) van 21 december 2021, nummers SGR 21/58 en SGR 21/926.

Procesverloop

1.1.1.

Aan belanghebbende is voor het jaar 2018 een aanslag in de inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (IB/PVV) opgelegd naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 14.532 (de aanslag 2018). Bij gelijktijdig gegeven beschikking is € 14 aan belastingrente in rekening gebracht.

1.1.2.

Aan belanghebbende is voor het jaar 2019 een aanslag IB/PVV opgelegd naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 12.400 (de aanslag 2019).

1.2.

Bij uitspraken op bezwaar heeft de Inspecteur belanghebbendes bezwaren niet-ontvankelijk verklaard. De Inspecteur heeft de bezwaarschriften van belanghebbende vervolgens in behandeling genomen als verzoeken om ambtshalve vermindering en de verzoeken afgewezen.

1.3.

Belanghebbende heeft tegen de uitspraken op bezwaar beroep ingesteld bij de Rechtbank. Er is een griffierecht geheven van éénmaal € 49. De Rechtbank heeft de beroepen ongegrond verklaard.

1.4.

Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld. Er is een griffierecht geheven van € 136. De Inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.

1.5.

De mondelinge behandeling van de zaken heeft plaatsgehad ter zitting van het Hof van 24 augustus 2022. Partijen zijn verschenen, waarbij zij aan de zitting hebben deelgenomen door middel van een directe beeld- en geluidsverbinding via MS Teams. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt.

Feiten

2.1.1.

Op 14 mei 2018 heeft belanghebbende verzocht om een voorlopige aanslag IB/PVV voor het jaar 2018. Hierbij heeft zij onder meer een bedrag van € 3.252 aangegeven als aftrekbare kosten in verband met periodieke uitkeringen.

2.1.2.

Met dagtekening 15 juni 2018 is een voorlopige aanslag IB/PVV voor het jaar 2018 opgelegd conform belanghebbendes verzoek om een voorlopige aanslag. De voorlopige aanslag resulteerde in een te ontvangen bedrag van € 1.409.

2.1.3.

Op 13 juli 2019 heeft belanghebbende de aangifte IB/PVV voor het jaar 2018 ingediend. Hierin is geen bedrag aangegeven als aftrekbare kosten in verband met periodieke uitkeringen.

2.1.4.

De aanslag 2018 resulteerde in een te betalen bedrag van € 1.167.

2.2.1.

Met dagtekening 15 januari 2019 is een voorlopige aanslag IB/PVV opgelegd voor het jaar 2019. De voorlopige aanslag vermeldt een bedrag aan periodieke uitkeringen van negatief € 3.252. De voorlopige aanslag resulteerde in een te ontvangen bedrag van € 1.340.

2.2.2.

Op 30 april 2020 heeft belanghebbende de aangifte IB/PVV voor het jaar 2019 ingediend. Hierin is geen bedrag aangegeven als aftrekbare kosten in verband met periodieke uitkeringen.

2.2.3.

De aanslag 2019 resulteerde in een te betalen bedrag van € 940.

2.3.1.

De aanslag 2018 en de aanslag 2019 zijn gedagtekend op respectievelijk 11 september 2019 en 6 juni 2020 en zijn gericht aan belanghebbende op het adres [adres] te [woonplaats] .

2.3.2.

Daarnaast zijn de aanslagen in belanghebbendes Berichtenbox op MijnOverheid geplaatst op respectievelijk 28 augustus 2019 (aanslag 2018) en 25 mei 2020 (aanslag 2019).

2.4.

De stukken van het geding bevatten een uitdraai waaruit volgt dat belanghebbende vanaf 10 mei 2011 woont op het onder 2.3.1 genoemde adres.

2.5.1.

De ontvanger van de Belastingdienst heeft op 22 oktober 2019 uitstel van betaling verleend voor het te betalen bedrag inzake de aanslag 2018.

2.5.2.

In de periode 3 december 2019 tot en met 4 september 2020 heeft belanghebbende verschillende deelbetalingen gedaan ter zake van de aanslag 2018.

2.5.3.

Bij bericht van 16 september 2020 is belanghebbende door de ontvanger van de Belastingdienst geïnformeerd dat het openstaande bedrag van de aanslag 2018 is gewijzigd. De brief is verstuurd naar het onder 2.3.1 vermelde adres.

2.6.1.

Bij bericht van 19 augustus 2020 heeft de ontvanger van de Belastingdienst een aanmaning verzonden naar belanghebbende inzake de aanslag 2019. De aanmaning is verzonden naar het onder 2.3.1 genoemde adres.

2.6.2.

Bij bericht van 9 september 2020 heeft de ontvanger van de Belastingdienst een dwangbevel voor de achterstand in de betaling van de aanslag 2019 verzonden naar belanghebbende.

2.7.

De bezwaarschriften zijn gedagtekend op 28 september 2020 en zijn blijkens een poststempel van de Belastingdienst ontvangen op 30 september 2020. In de bezwaarschriften wordt de gemachtigde vermeld als contactpersoon.

2.8.1.

Op 20 november 2020 heeft de Inspecteur twee brieven verzonden naar belanghebbende betreffende “Uitspraak op uw bezwaarschrift en beslissing op uw verzoek” inzake de aanslag 2018 en de aanslag 2019. De brieven vermelden onder meer:

“Een bezwaarschrift is op tijd ingediend als de Belastingdienst het heeft ontvangen binnen de wettelijke termijn van zes weken. Het is ook op tijd als het binnen deze termijn op de post is gedaan en de Belastingdienst dit bezwaarschrift heeft ontvangen binnen een week volgend op deze termijn. Omdat ik uw bezwaarschrift niet binnen de uiterste termijn heb ontvangen, is het niet-ontvankelijk.

Uitspraak op uw bezwaar

Ik verklaar uw bezwaarschrift niet-ontvankelijk.

U kunt bij de rechtbank in beroep gaan tegen het niet-ontvankelijk verklaren van uw bezwaarschrift. In bijlage 1 leest u hoe u dit kunt doen.

Behandeling van uw bezwaar als verzoek

Beslissing op uw verzoek

Oordeel van de Rechtbank

Omschrijving geschil in hoger beroep en conclusies van partijen

Beoordeling van het hoger beroep

Proceskosten en griffierecht

Beslissing