Home

Gerechtshof Den Haag, 25-01-2022, ECLI:NL:GHDHA:2022:72, BK-21/00369

Gerechtshof Den Haag, 25-01-2022, ECLI:NL:GHDHA:2022:72, BK-21/00369

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Den Haag
Datum uitspraak
25 januari 2022
Datum publicatie
10 februari 2022
ECLI
ECLI:NL:GHDHA:2022:72
Formele relaties
  • Eerste aanleg: ECLI:NL:RBROT:2021:3583, Bekrachtiging/bevestiging
Zaaknummer
BK-21/00369

Inhoudsindicatie

Artikelen 122c, 122d en 122e Waterschapswet. Zuiveringsheffing. Begrip bedrijfsruimte en woonruimte.

Vijfkamerappartement waarvan een kamer wordt verhuurd aan een derde wordt aangemerkt als een bedrijfsruimte. Essentiële voorzieningen worden gedeeld met de onderhuurder. Omdat sprake is van een kleine bedrijfsruimte bedraagt de vervuilingswaarde drie vervuilingseenheden. Belanghebbende is gebruiker van de bedrijfsruimte en ingebruikgever van een verhuurd onzelfstandig deel en derhalve voor het gehele jaar heffingplichtig. Niet aannemelijk is gemaakt dat de vervuilingswaarde minder dan drie vervuilingseenheden bedraagt.

Uitspraak

Team Belastingrecht

meervoudige kamer

nummer BK-21/00369

in het geding tussen:

(gemachtigde: J.C.A. Verbeek)

en

de clustermanager Productie van de Regionale Belasting Groep, de Heffingsambtenaar,

(vertegenwoordiger: […] )

op het hoger beroep van belanghebbende tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam (de Rechtbank) van 21 april 2021, nummer ROT 19/2157.

Procesverloop

1.1.

De Heffingsambtenaar heeft op 30 september 2018 aan belanghebbende voor de onroerende zaak [adres] te [woonplaats] (de onroerende zaak) voor de periode l september 2016 tot en met 31 december 2016 een aanslag zuiveringsheffing opgelegd van € 167,97.

1.2.

Belanghebbende heeft tegen de aanslag bezwaar gemaakt. Bij uitspraak op bezwaar heeft de Heffingsambtenaar de aanslag gehandhaafd.

1.3.

Belanghebbende heeft tegen de uitspraak op bezwaar beroep bij de Rechtbank ingesteld. Er is € 47 aan griffierecht geheven. De Rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard.

1.4.

Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld bij het Hof. Van belanghebbende is een griffierecht geheven van € 134. De Heffingsambtenaar heeft een verweerschrift ingediend. Belanghebbende heeft op 28 november 2021 een pleitnota ingediend.

1.5.

De mondelinge behandeling van de zaak heeft plaatsgehad ter zitting van het Hof van 30 november 2021. Partijen zijn verschenen. Belanghebbende heeft ter zitting een aanvulling op zijn pleitnota overgelegd. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt.

Feiten

2.1

Belanghebbende is vanaf 1 september 2016 eigenaar van de onroerende zaak. De onroerende zaak is een vijfkamerappartement, gelegen op de derde en vierde verdieping van appartementengebouw, met op de derde verdieping een woonkamer, keuken, toilet en (slaap)kamer en op de vierde verdieping een badkamer met toilet en drie slaapkamers (ook: het appartement). Het appartement is afsluitbaar en de ingang bevindt zich in een van de buitenzijde afgesloten trapportiek met de onroerende zaken [huisnummers] , die ook elk een afzonderlijke ingang hebben.

2.2.

Het appartement is in 2003 door [A] , de vader van belanghebbende, gekocht ten behoeve van belanghebbende en zijn zus. De vader verhuurde het appartement aan hen en daarnaast ook aan twee medestudenten die elk een kamer bewoonden. Later werd het appartement verhuurd aan belanghebbende en drie medestudenten. Toen bleek dat de vader geen vergunning kreeg voor kamerverhuur, werd belanghebbende (hoofd)huurder van het appartement en is belanghebbende kamers gaan (onder)verhuren aan de studenten. De huur werd geïnd door de vader van belanghebbende. Op 1 september 2016 is de eigendom van de onroerende zaak overgedragen aan belanghebbende. In de periode van 1 september 2016 tot en met 31 december 2016 woonde belanghebbende en zijn partner in het appartement en werd één van de kamers verhuurd aan een huurder/vriend van belanghebbende die de kamer sinds 2011 bewoont.

2.3.

De Heffingsambtenaar heeft voor de zuiveringsheffing de onroerende zaak sinds 2012 als bedrijfsruimte aangemerkt.

2.4.1.

Met dagtekening 30 april 2016 is aan de vader van belanghebbende voor het belastingjaar 2016 een aanslag zuiveringsheffing opgelegd ten bedrage van € 167,97. De aanslag is berekend naar een vervuilingswaarde van drie vervuilingseenheden.

2.4.2.

Met dagtekening 30 september 2018 is aan belanghebbende voor de periode van 1 september 2016 tot en met 31 december 2016 een aanslag zuiveringsheffing opgelegd ten bedrage van € 167,97. Deze aanslag is berekend naar een vervuilingswaarde van drie vervuilingseenheden.

2.4.3.

De Heffingsambtenaar heeft bij uitspraak op bezwaar de aanslag van belanghebbende gehandhaafd. Hij heeft dit als volgt gemotiveerd:

“ (…) Bij een niet-woonruimte wordt de vervuilingswaarde vastgesteld op basis van de hoeveelheid en de hoedanigheid van de stoffen die worden afgevoerd (artikel 122e Waterschapswet).

Uit de door Evides verstrekte gegevens was het waterverbruik in de gebruiksperiode 29-11-2015 tot en met 03-12-2016 (370 dagen): 174 m3. Voor de periode 01-09-2016 tot en met 31-12-2016 (122 dagen) is dat een waterverbruik van 57,3 m3.

De vervuilingswaarde is 57,3 X 0.023 (afvalwatercoëfficiënt klasse 8) 1 = 1,3 .

Op grond van artikel 122i Waterschapswet wordt de vervuilingswaarde gesteld op drie vervuilingseenheden als de vervuilingswaarde tussen de één en vijf is.

U geeft ook aan dat de aanslag onrechtmatig is opgelegd, omdat de vorige eigenaar de aanslag over 2016 van € 167,97 ook al heeft betaald. De vorige eigenaar heeft inderdaad ook een aanslag over 2016 gehad. Van een dubbele aanslag is geen sprake, omdat de belastingplicht voor de eigenaar op 31-08-2016 is beëindigd. Er bestaat voor deze eigenaar geen aanspraak op vermindering van de aanslag vanwege de beëindiging van de belastinglicht. Het waterverbruik is immers in de periode 01-01-2016 tot en met 31-08-2016 (244 dagen): 114,7 m3 met een vervuilingswaarde van 2,6 (drie vervuilingseenheden). De aanslag was voor de vorige eigenaar reeds opgelegd voor drie vervuilingseenheden.

Nu er in de belastingplichtige periode 57,8 m3 (vervuilingswaarde 1,3) is afgevoerd, is de aanslag terecht aan u opgelegd voor drie vervuilingseenheden.”

Verordening

3.1.

De verenigde vergadering van het Hoogheemraadschap van Schieland en de Krimpenerwaard heeft bij besluit van 26 november 2008 de Verordening zuiveringsheffing 2009 vastgesteld, gepubliceerd in IJssel- en Lekstreek van 18 december 2008, laatstelijk gewijzigd op 25 november 2015, gepubliceerd in het Waterschapsblad van 18 december 2015.

3.2.

De Verordening zuiveringsheffing 2009, luidt voor zover van belang;

“Begripsbepalingen

Belastbaar feit en heffingsplicht

Ontstaan van de belastingschuld en heffing naar tijdsevenredigheid

Heffingsjaar

Grondslag en heffingsmaatstaf

Meting, bemonstering en analyse

Tabel afvalwatercoëfficiënten

Totale vervuilingswaarde van een bedrijfsruimte

Vervuilingswaarde van kleine bedrijfsruimten

Vervuilingswaarde van woonruimten

Tarief

Oordeel van de Rechtbank

Geschil in hoger beroep en conclusies van partijen

Beoordeling van het hoger beroep

Proceskosten

Beslissing