Home

Gerechtshof Den Haag, 25-04-2023, ECLI:NL:GHDHA:2023:1045, BK-22/00376 en BK-22/00377

Gerechtshof Den Haag, 25-04-2023, ECLI:NL:GHDHA:2023:1045, BK-22/00376 en BK-22/00377

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Den Haag
Datum uitspraak
25 april 2023
Datum publicatie
5 juli 2023
ECLI
ECLI:NL:GHDHA:2023:1045
Formele relaties
Zaaknummer
BK-22/00376 en BK-22/00377
Relevante informatie
Art. 3.91 Wet IB 2001

Inhoudsindicatie

ROW. Art. 3.91, lid 1, letter c, Wet IB 2001. Erflaatster heeft door deelname aan het economische verkeer met haar ervaring en deskundigheid en kennis van de onroerendgoedmarkt werkzaamheden verricht, waarbij een voordeel is beoogd en dit voordeel ook redelijkerwijs was te verwachten. Toekenning van vergoeding van immateriële schade wegens overschrijding van de redelijke termijn.

Uitspraak

Team Belastingrecht

meervoudige kamer

nummers BK-22/00376 en BK-22/00377

in het geding tussen:

(gemachtigde: M.H.W.N. Lammers)

en

(vertegenwoordiger: […] )

op het hoger beroep van belanghebbenden tegen de uitspraak van de Rechtbank Den Haag (de Rechtbank) van 10 maart 2022, nummers SGR 21/1483 en SGR 21/1484.

Procesverloop

1.1.

De Inspecteur heeft aan wijlen [erflaatster] voor het jaar 2015 een aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (IB/PVV) opgelegd naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 1.914.074 en een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van € 57.378 en een aanslag inkomensafhankelijke bijdrage Zorgverkeringswet (Zvw) opgelegd naar een bijdrage-inkomen van € 37.902. Gelijktijdig met beide aanslagen is belastingrente in rekening gebracht.

1.2.

Bij uitspraak op bezwaar heeft de Inspecteur het tegen beide aanslagen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.

1.3.

Belanghebbenden hebben tegen de uitspraak op bezwaar beroep ingesteld bij de Rechtbank. Ter zake van het beroep is een griffierecht van € 49 geheven. De Rechtbank heeft de beroepen ongegrond verklaard, het verzoek om materiëleschadevergoeding afgewezen, het verzoek om immateriëleschadevergoeding toegewezen, de Inspecteur veroordeeld tot vergoeding van immateriële schade aan belanghebbenden tot een bedrag van € 1.000, de Inspecteur veroordeeld in de proceskosten van belanghebbenden tot een bedrag van € 759 en de Inspecteur opgedragen het betaalde griffierecht van € 49 aan belanghebbenden te vergoeden.

1.4.

Belanghebbenden hebben tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld bij het Hof. Ter zake van het hoger beroep is een griffierecht van € 136 geheven. De Inspecteur heeft een verweerschrift ingediend. Belanghebbenden hebben op 11 november 2022 een nader stuk met bijlagen ingediend. De Inspecteur heeft op 16 november 2022 een pleitnota ingediend.

1.5.

De mondelinge behandeling van de zaken heeft plaatsgehad ter zitting van het Hof van 22 november 2022. Partijen zijn verschenen. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt.

Feiten

2.1.

Erflaatster, geboren op [geboortedatum] 1950 en overleden op [overlijdensdatum] 2021, was onder meer in 2011 enig aandeelhouder en bestuurder van [A N.V.] , een naamloze vennootschap naar Belgisch recht. [A N.V.] hield zich bezig met de verhuur van onroerend goed (niet van woonruimte) en de exploitatie van onroerend goed.

2.2.

Erflaatster was van 13 oktober 2011 tot 1 april 2017 formeel bestuurder van [B N.V.] en stond als zodanig ingeschreven bij de Nederlandse Kamer van Koophandel. In een uittreksel van de Kamer van Koophandel van 24 mei 2017 staat dat [A N.V.] van 17 januari 1998 tot 31 december 2011 enig aandeelhouder van [B N.V.] was. [B N.V.] is een naar Nederlands recht opgerichte vennootschap die ten doel heeft de exploitatie van registergoederen.

2.3.

[A N.V.] was eigenaar van een perceel grond aan en nabij de [straat] te [woonplaats] , kadastraal bekend [gemeente 1] , [kadastraal nummer] , ter grootte van 8.860 m2 (het perceel).

2.4.

In 1997 heeft de [gemeente 1] het perceel aangewezen als perceel waarop een voorkeursrecht op grond van de Wet Voorkeursrecht Gemeenten (Wvg) zou worden gevestigd.

2.5.

Op 4 oktober 2007 is het perceel door [A N.V.] aangeboden aan de [gemeente 1] . Bij brief van 27 november 2007 heeft de [gemeente 1] aangegeven dat het perceel is aangewezen als voorkeurstracé voor de Rijnlandroute en bereid te zijn het perceel aan te kopen tegen een nader overeen te komen prijs.

2.6.

Uit een brief van [adviesbureau] van 19 april 2010 aan de (verkoop)makelaar [makelaar] blijkt dat de gemeente voor het perceel een bod van € 55 per vierkante meter heeft gedaan (totaalprijs € 487.300), een prijs die tot stand is gekomen na toepassing van onder meer een korting van 40% van de marktwaarde. In deze brief staat verder onder meer vermeld dat [A N.V.] hiermee niet akkoord is gegaan:

“Vooruitlopend op de schriftelijke vastlegging van de bieding heeft uw collega de heer [naam 1] met zijn mailbericht van 19 april 2010 aan mevrouw [naam 2] van de gemeente geschreven dat uw cliënt niet akkoord kan gaan met het uitgebrachte voorstel van € 55,00/m2. Hij geeft in het mailbericht aan het een schandelijk voorstel te vinden, dat volgens hem misbruik wordt gemaakt van de Wvg en dat sprake moet zijn van een misverstand.”

2.7.

Erflaatster heeft ter zake van het perceel op 23 september 2011 een koopovereenkomst met [A N.V.] gesloten (de koopovereenkomst). De koopsom bedraagt € 500.000. Op 26 september 2011 is een registerverklaring voor de inschrijving van de koopovereenkomst door de notaris ondertekend. In de koopovereenkomst is onder meer het volgende vermeld:

“Notariële akte van levering

Artikel 1

De voor de overdracht van het registergoed vereiste akte van levering zal worden verleden ten overstaan van één van de notarissen verbonden aan (…), op een nader door koper te bepalen datum.

(…)

Aflevering, staat van het verkochte

Artikel 4

(…)

6. Koper is voornemens het registergoed te ontwikkelen als bouwlocatie.

Ten aanzien van dit gebruik van het verkochte deelt verkoper nog mee dat hem niet bekend is dat dit gebruik op publiek- of privaatrechtelijke gronden niet is toegestaan.

(…)

Garantieverklaringen van verkoper

Artikel 9

(…)

j. aan verkoper is niet bekend dat het registergoed is opgenomen in een aanwijzing als bedoeld in artikel 2 of artikel 8 danwel in een voorstel als bedoeld in artikel 6 of artikel 8.a van de Wet Voorkeursrecht Gemeenten;

(…)

Risico-overgang, beschadiging

Artikel 11

1. Het verkochte komt eerst voor risico van koper, zodra de notariële akte van levering is ondertekend, tenzij de aflevering eerder plaatsvindt, in welk geval het risico met ingang van die dag overgaat op koper. Tot dat moment is verkoper verplicht het verkochte ten genoegen van koper naar herbouwwaarde casu quo nieuwwaarde verzekerd te houden.

2. Indien het verkochte vóór het tijdstip van risico-overgang anders dan door toedoen van de koper, geheel of gedeeltelijk verloren gaat of in meer dan geringe mate wordt beschadigd, is verkoper verplicht koper daarvan onverwijld in kennis te stellen en is deze overeenkomst van rechtswege ontbonden (…)”.

2.8.

[A N.V.] heeft bij akte van levering van 29 december 2011 het perceel aan [B N.V.] geleverd tegen een koopprijs van € 500.000. In de akte van levering staat met betrekking tot het perceel verder onder meer het volgende:

“CONTRACTSOVERNAME MET BETREKKING GROND [straat]

Oordeel van de Rechtbank

Omschrijving geschil in hoger beroep en conclusies van partijen

Beoordeling van het hoger beroep

Proceskosten en griffierecht

Beslissing