Home

Gerechtshof Den Haag, 07-03-2023, ECLI:NL:GHDHA:2023:1260, 200313412

Gerechtshof Den Haag, 07-03-2023, ECLI:NL:GHDHA:2023:1260, 200313412

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Den Haag
Datum uitspraak
7 maart 2023
Datum publicatie
20 juli 2023
ECLI
ECLI:NL:GHDHA:2023:1260
Zaaknummer
200313412

Inhoudsindicatie

-

Uitspraak

Afdeling Civiel recht

Zaaknummer : 200.313.412/01

Zaaknummer rechtbank : C/13/657754 / HA RK 18/380

beschikking van 7 maart 2023

inzake

[verzoeker] ,

wonende te [woonplaats] , Turkije,

verzoeker in hoger beroep,

hierna te noemen [verzoeker] ,

advocaat: mr. L. van Leeuwen te Haarlem,

tegen

de naamloze vennootschap

CREDIT EUROPE BANK N.V.

gevestigd te Amsterdam,

verweerster in hoger beroep,

hierna te noemen: de Bank,

advocaat: mr. Ph. A. Vos te Amsterdam.

1 De zaak in het kort

Aan de orde is het verzoek van [verzoeker] tot het bevelen van een voorlopig getuigenverhoor. [verzoeker] wil daarmee bewijs verzamelen dat hij met de Bank een wederkerige overeenkomst heeft gesloten. De rechtbank Amsterdam heeft dit verzoek afgewezen. Het hof Amsterdam heeft die beschikking bekrachtigd. De Hoge Raad heeft de beschikking van het hof Amsterdam vernietigd en de zaak verwezen naar dit hof ter verdere behandeling en beslissing. Het hof wijst het verzoek alsnog toe.

2 Procesverloop in hoger beroep

Voor het verloop van het geding in de eerdere feitelijke instanties verwijst het hof naar de beschikking van de Hoge Raad van 15 juli 2022.

Bij deze beschikking heeft de Hoge Raad de beschikking van het hof Amsterdam van 13 april 2021 vernietigd en het geding ter verdere behandeling en beslissing verwezen naar dit hof.

Na deze verwijzing heeft [verzoeker] de zaak, onder toezending van het procesdossier, bij brief van 20 juli 2022 aangebracht bij dit hof. Partijen hebben daarna hun standpunten na verwijzing uiteengezet. [verzoeker] heeft dat gedaan bij akte na verwijzing van 23 augustus 2022. De Bank heeft dat gedaan bij antwoordakte na verwijzing van 20 september 2022. Vervolgens heeft op 25 januari 2023 een mondelinge behandeling plaatsgevonden ten overstaan van de meervoudige kamer. Van die mondelinge behandeling is proces-verbaal opgemaakt. Beschikking is bepaald op heden.

3 Feitelijke achtergrond

3.1

Tussen partijen heeft sinds 1999 een meerjarige zakelijke relatie bestaan. [verzoeker] is op verzoek van de Bank betrokken geweest als aandeelhouder, bestuurder en adviseur bij verschillende bedrijven.

3.2

In 2005 is [verzoeker] bestuurder en enig aandeelhouder geworden van de vennootschap naar Turks recht, MMZ A.S. (hierna: MMZ). De Bank heeft op enig moment een geldlening aan MMZ verstrekt, onder meer ten behoeve van de aankoop van een staalfabriek.

3.3

In 2010 heeft de Bank haar vordering uit hoofde van deze geldlening verkocht en overgedragen aan een derde. [verzoeker] heeft zijn aandelen in MMZ in 2011 verkocht aan vijf anderen en zijn functie als bestuurder van MMZ neergelegd.

3.4

[verzoeker] is verder enig aandeelhouder geweest van vier vennootschappen naar Maltees recht. Deze vennootschappen hebben in 2005 vier zeeschepen gekocht van Palmali Shipping A.S. (hierna: Palmali), een vennootschap naar Turks recht die een rederij voert. De Bank heeft hypothecaire geldleningen verstrekt ten behoeve van de aankoop van die schepen. Deze schepen zijn vervolgens door Palmali gehuurd en in haar bedrijf gebruikt. De Bank heeft Palmali in 2008 verzocht de schepen terug te kopen. [verzoeker] heeft – als bestuurder van de vennootschappen die over de vier zeeschepen beschikten – na aanvankelijke weigering meegewerkt aan de verkoop en terug levering van de schepen.

3.5

Op 24 maart 2010 heeft een bespreking plaatsgevonden tussen enerzijds [verzoeker] en anderzijds de heren [commissaris 1] en [commissaris 2] , beiden destijds lid van de raad van commissarissen van de Bank. Van dat gesprek heeft [commissaris 1] handgeschreven aantekeningen gemaakt.

4 Procedure bij de rechtbank, het gerechtshof Amsterdam en de Hoge Raad

5 Beoordeling van het hoger beroep na verwijzing door de Hoge Raad