Home

Gerechtshof Den Haag, 15-11-2023, ECLI:NL:GHDHA:2023:2233, 200.331.703/01

Gerechtshof Den Haag, 15-11-2023, ECLI:NL:GHDHA:2023:2233, 200.331.703/01

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Den Haag
Datum uitspraak
15 november 2023
Datum publicatie
29 november 2023
ECLI
ECLI:NL:GHDHA:2023:2233
Zaaknummer
200.331.703/01

Inhoudsindicatie

Toetsing perspectiefbesluit. Hof is van oordeel dat de rechtbank terecht heeft besloten tot verlenging van de ondertoezichtstelling en afgifte van de machtiging tot uithuisplaatsing van de minderjarigen.

Het hof is net als de gecertificeerde instelling van oordeel dat het opgroeiperspectief niet meer bij de moeder ligt. De ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing lijken gelet op het perspectief niet de geëigende maatregelen, maar een gezagsbeëindigende maatregel is wat de gecertificeerde instelling betreft op dit moment niet aan de orde. De machtiging uithuisplaatsing is noodzakelijk om de plaatsing van de minderjarigen in het gezinshuis te waarborgen.

Uitspraak

GERECHTSHOF DEN HAAG

Team familie

zaaknummer : 200.331.703/01

rekestnummer rechtbank : JE RK 23-863

zaaknummer rechtbank : C/10/656182

beschikking van de meervoudige kamer van 15 november 2023

inzake

[appellante] ,

wonende te [woonplaats] ,

verzoekster in hoger beroep,

hierna te noemen: de moeder,

advocaat mr. F. Pool te Rotterdam,

tegen

Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond,

kantoorhoudende te Rotterdam,

verweerster in hoger beroep,

hierna te noemen: de gecertificeerde instelling,

In zijn adviserende en/of toetsende taak is in de procedure gekend:

de raad voor de kinderbescherming, regio Rotterdam-Dordrecht, locatie Rotterdam

hierna te noemen: de raad.

1 Het verloop van het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het verloop van het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de kinderrechter in de rechtbank Rotterdam van 1 juni 2023, uitgesproken onder voormeld zaaknummer (hierna te noemen: de bestreden beschikking).

2 Het geding in hoger beroep

2.1

De moeder is op 1 september 2023 in hoger beroep gekomen van de bestreden beschikking.

2.2

De gecertificeerde instelling heeft op 12 oktober 2023 een verweerschrift ingediend.

2.3

Bij het hof zijn voorts de volgende stukken ingekomen:

 een journaalbericht van de zijde van de moeder van 19 september 2023 met bijlage, ingekomen op diezelfde datum;

 een journaalbericht van de zijde van de moeder van 2 oktober 2023 met bijlage, ingekomen diezelfde datum.

2.4

De mondelinge behandeling heeft op 17 oktober 2023 plaatsgevonden. Verschenen zijn:

 de moeder, bijgestaan door mr. F. Pool;

 de gecertificeerde instelling, vertegenwoordigd door mevrouw [vertegenwoordiger gecertificeerde instelling 1] en mevrouw [vertegenwoordiger gecertificeerde instelling 2] .

2.5

De raad heeft bij brief van 5 oktober 2023 laten weten niet aanwezig te zullen zijn.

3 De feiten

3.1

Het hof gaat uit van de door de rechtbank vastgestelde feiten voor zover daartegen in hoger beroep niet is opgekomen. Onder meer staat het volgende vast.

3.2

Uit de moeder zijn - voor zover hier van belang - geboren:

 [minderjarige 1] , op [geboortedatum] 2012, te [geboorteplaats] ;

 [minderjarige 2] , op [geboortedatum] 2012, te [geboorteplaats] ;

hierna tezamen ook te noemen: de minderjarigen

3.3

De moeder oefent alleen het gezag uit over de minderjarigen.

3.4

De minderjarigen staan sinds 12 juni 2020 onder toezicht van de gecertificeerde instelling. De ondertoezichtstelling is laatstelijk verlengd tot 12 juni 2023.

3.5

De minderjarigen zijn sinds 11 november 2022 op grond van een daartoe strekkende machtiging gedurende dag en nacht uit huis geplaatst. De machtiging is laatstelijk verlengd tot 12 juni 2023

3.6

De minderjarigen verbleven van medio 2021 tot februari 2023 bij de grootouders van moederszijde. Van februari 2023 tot 29 maart 2023 verbleven de minderjarigen in een pleeggezin in [locatie] . Sinds 29 maart 2023 verblijven de minderjarigen in een gezinshuis.

3.7

De gecertificeerde instelling heeft op 16 juni 2023 een perspectiefbesluit genomen inhoudende dat de minderjarigen niet bij de moeder kunnen opgroeien en dat er niet meer kan of moet worden gewerkt aan een thuisplaatsing bij de moeder. Dit perspectiefbesluit heeft de gecertificeerde instelling ter bekrachtiging aan de kinderrechter voorgelegd in het kader van de geschillenregeling op grond van artikel 1:262 BW. De kinderrechter heeft de gecertificeerde instelling in haar verzoek bij beschikking van 19 september 2023 in lijn met de uitspraak van de Hoge Raad 1 september 2023 (ECLI:NL:HR:2023:1148) niet ontvankelijk verklaard.

4 De omvang van het geschil

5 De motivering van de beslissing