Home

Gerechtshof Den Haag, 30-11-2023, ECLI:NL:GHDHA:2023:2803, 2200138623

Gerechtshof Den Haag, 30-11-2023, ECLI:NL:GHDHA:2023:2803, 2200138623

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Den Haag
Datum uitspraak
30 november 2023
Datum publicatie
4 april 2024
ECLI
ECLI:NL:GHDHA:2023:2803
Zaaknummer
2200138623

Inhoudsindicatie

Jeugdzaak. Art. 138aa Sr. Belgische ‘civiele ophouding’ naar aanleiding van een in België gepleegd strafbaar feit. Geen aftrek conform art. 27 lid 1 Sr omdat geen sprake is van tijd die in detentie in het buitenland ingevolge een Nederlands verzoek om overlevering is doorgebracht.

Uitspraak

Rolnummer: 22-001386-23

Parketnummer: 10-045664-23

Datum uitspraak: 30 november 2023

TEGENSPRAAK

Gerechtshof Den Haag

meervoudige kamer voor strafzaken

Arrest

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de kinderrechter in de rechtbank Rotterdam van 26 april 2023 in de strafzaak tegen de verdachte:

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] [geboortedatum], adres: [adres 1].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van dit hof.

Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.

Procesgang

In eerste aanleg is de verdachte ter zake van het tenlastegelegde veroordeeld tot een jeugddetentie voor de duur van 19 dagen met aftrek van voorarrest, alsmede tot een leerstraf Tools4U Regulier voor de duur van 20 uren, subsidiair 10 dagen jeugddetentie. Voorts is de verdachte veroordeeld tot een voorwaardelijke werkstraf voor de duur van 40 uren, subsidiair 20 dagen jeugddetentie, met bijzondere voorwaarden als vermeld in het vonnis waarvan beroep.

Namens de verdachte is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:

hij, in of omstreeks 4 februari 2023 tot en met

5 februari 2023 te Beveren te België, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, wederrechtelijk heeft verbleven op een in een haven, gelegen besloten plaats voor distributie, opslag en/of overslag van goederen, te weten [locatie op bedrijventerrein].

Rechtsmacht

De Nederlandse strafwet is op grond van artikel 7 van het Wetboek van Strafrecht (Sr) op de verdachte van toepassing nu het in België gepleegde, tenlastegelegde feit in artikel 138aa Sr als misdrijf strafbaar is gesteld en daarop, blijkens de stukken in het dossier, op grond van artikel 546/1 van het Belgisch Strafwetboek in samenhang met artikel 2.5.2.2, ten 3 en 4 van het Belgisch Scheepvaartwetboek, straf is gesteld.

Vordering van de advocaat-generaal

De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd en dat de verdachte ter zake van het tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een jeugddetentie voor de duur van 19 dagen met aftrek van voorarrest (inclusief “civiele jeugdophouding” in België) en een leerstraf Tools4U voor de duur van

20 uren, subsidiair 10 dagen jeugddetentie. Voorts heeft de advocaat-generaal gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot een voorwaardelijke werkstraf voor de duur van 30 uren, subsidiair 15 dagen jeugddetentie, met een proeftijd van 1 jaar en met oplegging van de bijzondere voorwaarde meldplicht bij de jeugdreclassering.

Het vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven, omdat het hof zich daarmee niet verenigt.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:

hij, in of omstreeks 4 februari 2023 tot en met

5 februari 2023 te Beveren te België, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, wederrechtelijk heeft verbleven op een in een haven, gelegen besloten plaats voor distributie, opslag en/of overslag van goederen, te weten [locatie op bedrijventerrein].

Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.

Bewijsvoering

Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.

In die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest vereist met de bewijsmiddelen dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit arrest zal worden gehecht.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:

Wederrechtelijk verblijven op een in een haven gelegen besloten plaats voor distributie, opslag of overslag van goederen, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.

Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte

is dus strafbaar.

Strafmotivering

Het hof heeft de op te leggen straffen bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.

Daarbij heeft het hof in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.

De verdachte heeft samen met een ander wederrechtelijk verbleven op een in een haven in Antwerpen gelegen containerterminal, een besloten plaats voor distributie, opslag en/of overslag van goederen. Dit is een feit dat veel hinder en schade veroorzaakt bij de havenbedrijven. Zo komen werkzaamheden stil te liggen en moeten veel investeringen worden gedaan om deze terreinen te beveiligen. Ook is het een schending van de openbare orde.

Dit soort delicten wordt in de regel in georganiseerd verband gepleegd; er is veel geld mee te verdienen. Dit blijkt ook uit de verklaring van de verdachte: een hem, niet bekende man had hem en zijn vriend aangesproken en hen ieder € 25.000,- geboden om een container op het haventerrein te openen. Daarvan is het niet gekomen, maar het hof is van oordeel dat de verdachte hiermee grote risico’s heeft genomen; eenmaal in handen van de georganiseerde misdaad is het moeilijk zich aan die wereld te onttrekken.

Het hof heeft acht geslagen op een de verdachte betreffend uittreksel Justitiële Documentatie d.d.

2 november 2023, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder onherroepelijk is veroordeeld voor het plegen van een soortgelijk strafbaar feit.

Uit het rapport van de Jeugdreclassering van 28 september 2023 komt onder meer naar voren dat de verdachte in september 2023 is gestart met de [opleiding]

aan het [opleidingsinstantie]. Hij gaat vijf dagen per week naar school, traint drie avonden per week voetbal en speelt op zaterdag wedstrijden.

Het algemeen recidive risico is laag. Er worden beschermende factoren gezien binnen de domeinen gezin, school, vrije tijd/werk en houding. Risicofactoren worden vooral gezien binnen de domeinen vaardigheden en relaties. Verdachte heeft een wat naïeve houding en kan impulsief handelen, waarbij hij de gevolgen niet direct overziet.

Geadviseerd wordt een leerstraf Tools4U en een voorwaardelijke werkstraf op te leggen, waarbij als bijzondere voorwaarde wordt bepaald dat verdachte zich zal melden bij de Jeugdreclassering.

Ter terechtzitting heeft de verdachte nog verklaard dat hij bij [voetbalclub] inmiddels is aangenomen in het voetbalteam [X] en dat hij binnenkort stage gaat lopen, die inhoudt dat hij op een andere voetbalclub, jonge kinderen gaat trainen.

Voorarrest

De advocaat-generaal heeft ter zitting gerequireerd tot

– onder meer – de oplegging van jeugddetentie voor de duur van 19 dagen met aftrek van de tijd die de verdachte in België ‘vast heeft gezeten’.

Mede ten behoeve van een correcte executie van een eventueel op te leggen straf door het hof, verzoekt de advocaat-generaal het hof daarop een gemotiveerde en met data gedetailleerde beslissing te geven.

De advocaat-generaal heeft ter zitting daarbij aangegeven dat de verdachte, nadat bekend was geworden dat hij door de scheepvaartpolitie te Beveren was aangehouden en gearresteerd en op grond van het Belgische recht, in ‘civiele ophouding’ was genomen, zo snel als mogelijk door de officier van justitie is ‘opgehaald’ en naar Nederland gebracht op grond van een afspraak met de Belgische justitie/politie.

Het hof stelt voorop dat ingevolge artikel 77i van het Wetboek van Strafrecht (Sr), artikel 27 van het Wetboek van Strafvordering (Sr) van overeenkomstig toepassing is bij veroordeling tot jeugddetentie.

Artikel 27 Sr houdt - voor zover hier thans van belang –

in het eerste lid in:

Bij het opleggen van tijdelijke gevangenisstraf, hechtenis of taakstraf beveelt de rechter, dat de tijd die door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van de uitspraak in verzekering, in voorlopige hechtenis, in gijzeling ingevolge artikel 578b van het Wetboek van Strafvordering, in een psychiatrisch ziekenhuis of een inrichting voor klinische observatie bestemd ingevolge een bevel tot observatie of in detentie in het buitenland ingevolge een Nederlands verzoek om uitlevering of om overlevering is doorgebracht, bij de uitvoering van die straf geheel in mindering zal worden gebracht. Indien hij dit bevel geeft terzake van een taakstraf, bepaalt hij in zijn uitspraak volgens welke maatstaf de aftrek zal geschieden. Het vorenstaande blijft buiten toepassing voor zover die tijd reeds met toepassing van artikel 68, eerste lid, laatste volzin, van het Wetboek van Strafvordering in mindering is gebracht op een andere vrijheidsstraf die de veroordeelde heeft ondergaan.” (cursivering door hof).

Het hof overweegt als volgt.

Blijkens de stukken in het dossier is de verdachte net na middernacht van 4 op 5 februari 2023 door de scheepvaartpolitie te Beveren en vervolgens gearresteerd en opgesloten.

In het dossier bevinden zich verder de volgende stukken:

* proces-verbaal van aanhouding van de [Scheepvaartpolitie], d.d. 5 februari 2023;

* Beschikking d.d. 6 februari 2023 Maatregel naar aanleiding van de mogelijke betrokkenheid bij een jeugddelict, van de [Rechtbank van eerste aanleg Oost-Vlaanderen], waarin de jeugdrechter heeft beslist dat de minderjarige verdachte vanaf 6 februari 2023 tot en met 20 februari 2023 toevertrouwd wordt voor Kort Verblijf aan de [gemeenschapsinstelling] en waarin het bevel wordt gegeven de voorlopige tenuitvoerlegging van de beschikking en het Openbaar Ministerie gelast met de onmiddellijke uitvoering daarvan;

* pro Justitia navolgend proces-verbaal van de Federale gerechtelijke politie Provincie Antwerpen d.d. 7 februari 2023;

* pro Justitia navolgend proces-verbaal van de Federale gerechtelijke politie Provincie Antwerpen d.d. 8 februari 2023;

* een bevel d.d. 20 februari 2023 van de officier van justitie te Rotterdam tot aanhouding buiten heterdaad; * een vordering d.d. 20 februari 2023 van de officier van justitie te Rotterdam tot het uitvaardigen van een Europees Aanhoudingsbevel (EAB) door de rechter-commissaris; * een beslissing d.d. 20 februari 2023 door de rechter-commissaris tot uitvaardigen van een EAB; * een EAB d.d. 20 februari 2023, ondertekend door de rechter-commissaris, inhoudende een verzoek om aanhouding en overlevering van de verdachte, verblijvende: [adres 2], met het oog op strafvervolging of tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf of tot een vrijheidsbeneming strekkende maatregel; * een proces-verbaal van aanhouding verdachte, nr. PL1700-2023045585-5, op ambtsbelofte opgemaakt en gesloten op 20 februari 2023, niet ondertekend, inhoudende als verklaring van verbalisant – zakelijk weergegeven – dat door hem, op 20 februari 2023 om 15:45 uur, op de locatie [straatnaam] [plaatsnaam], de verdachte werd aangehouden; * een brief d.d. 20 februari 2023, ondertekend door de officier van justitie te Rotterdam, aan de Procureur des Konings te Antwerpen, inhoudende – voor zover hier van belang – “Ik vernam van u dat [verdachte] is aangehouden op verdenking van betrokkenheid bij het uithalen van drugs in de Antwerpse haven [locatie op bedrijventerrein]. Wij spraken af dat u zou onderzoeken of [verdachte] kan worden overgedragen aan de Nederlandse Justitie. Onze IRC-afdeling vraagt om problemen te voorkomen, of u bij de onderzoeksrechter aan [verdachte] wilt vragen of hij instemt met feitelijke overdracht naar Nederland. Het strafonderzoek naar het uithalen zal ik overnemen.”

Het hof stelt op grond van het voorgaande vast dat de ‘civiele ophouding’ in België niet een aanvang heeft genomen op grond van een Nederlands verzoek om overlevering, zoals in artikel 27 Sr is bedoeld. Reeds om die reden komt in deze zaak de door de verdachte in België ondergane ‘civiele ophouding’ niet in aanmerking voor aftrek overeenkomstig artikel 27 Sr, wat er verder ook zij van de vraag of die ‘civiele ophouding’ gelijk is te stellen aan (jeugd)detentie.

Het hof merkt overigens nog op:

-

dat in de onderhavige zaak enig stuk van de bevoegde Belgische autoriteit aangaande het verzoek tot overlevering(en overname van de strafvervolging) ontbreekt, alsmede de mededeling van de Belgische onderzoeksrechter dat de verdachte instemt met de feitelijke overdracht aan Nederland, zodat sprake is van een onvoldragen ‘verzoek tot overdracht’ als bedoeld in artikel 27 Sr;

-

dat geenszins vaststaat dat de door de verdachte doorgebrachte periode in ‘civiele ophouding’ uitsluitend ziet op het tenlastegelegde nu op de beschikking van de jeugdrechter als gronden daarvoor tevens zijn vermeld: A. invoer, uitvoer en vervoer van middelen zonder vergunning met verzwarende omstandigheden (verdovende middelen/psychotrope stoffen) en B. deel uitmaken van een criminele organisatie.

Het hof is - alles afwegende - van oordeel dat een voorwaardelijke taakstraf in de vorm van een werkstraf van navermelde duur, alsmede een geheel onvoorwaardelijke leerstraf van navermelde duur een passende en geboden reactie vormt.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

Het hof heeft gelet op de artikelen 63, 77a, 77g, 77m, 77n, 77x, 77y, 77z, 77aa en 138aa van het Wetboek van Strafrecht, zoals zij rechtens gelden dan wel golden.

BESLISSING