Home

Gerechtshof Den Haag, 23-01-2024, ECLI:NL:GHDHA:2024:157, BK-22/1121

Gerechtshof Den Haag, 23-01-2024, ECLI:NL:GHDHA:2024:157, BK-22/1121

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Den Haag
Datum uitspraak
23 januari 2024
Datum publicatie
26 februari 2024
ECLI
ECLI:NL:GHDHA:2024:157
Formele relaties
Zaaknummer
BK-22/1121
Relevante informatie
Art. 22 Wet WOZ, Art. 24 Wet WOZ, Art. 28 Wet WOZ, Art. 30 Wet WOZ, Art. 7:1 Awb, Art. 26a AWR

Inhoudsindicatie

Mede-eigenaar van woning treedt op als gemachtigde van belanghebbende; WOZ-beschikking en aanslag OZB gericht aan gemachtigde. De Rechtbank is niet buiten de rechtsstrijd getreden door ambtshalve de ontvankelijkheid van het beroep te beoordelen. Het beroep is terecht niet-ontvankelijk verklaard.

Uitspraak

Team Belastingrecht

meervoudige kamer

nummer BK-22/1121

in het geding tussen:

(gemachtigde: [A] )

en

(vertegenwoordiger: […] )

op het hoger beroep van belanghebbende tegen de uitspraak van de Rechtbank Den Haag (de Rechtbank) van 6 oktober 2022, nummer SGR 21/5028.

Procesverloop

1.1.

De Heffingsambtenaar heeft bij beschikking op grond van artikel 22 van de Wet waardering onroerende zaken (Wet WOZ) de waarde op 1 januari 2020 (de waardepeildatum) van de onroerende zaak, plaatselijk bekend als [adres] te [woonplaats] (de woning), voor het kalenderjaar 2021 vastgesteld op € 954.000 (de beschikking). Met de beschikking is in één geschrift bekendgemaakt en verenigd de aan [A] voor het jaar 2021 opgelegde aanslag in de onroerendezaakbelastingen (de aanslag).

1.2.

De Heffingsambtenaar heeft bij uitspraak op bezwaar het tegen de beschikking en de aanslag gemaakte bezwaar gegrond verklaard en de waarde van de woning vastgesteld op € 845.000.

1.3.

Belanghebbende heeft tegen de uitspraak op bezwaar beroep ingesteld. Ter zake hiervan is een griffierecht geheven van € 49. De Rechtbank heeft het beroep niet-ontvankelijk verklaard.

1.4.

Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld. Ter zake hiervan is een griffierecht geheven van € 136. De Heffingsambtenaar heeft een verweerschrift ingediend. Op 25 oktober 2022, 10 november 2022 en 25 april 2023 heeft belanghebbende nadere stukken ingediend.

1.5.

De mondelinge behandeling van de zaak heeft plaatsgehad ter zitting van 12 december 2023. Partijen zijn verschenen. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt. Belanghebbende heeft ter zitting een pleitnota overgelegd en voorgedragen.

Feiten

2.1.

Belanghebbende en [A] zijn beiden voor de helft eigenaar van de woning. De woning betreft een hoekwoning uit 1955. De woning heeft een gebruiksoppervlakte van ongeveer 211 m² en het perceel heeft een oppervlakte van ongeveer 354 m².

2.2.

De beschikking en de aanslag zijn gericht aan [A] .

2.3.

Bij brief van 15 februari 2021 is bezwaar gemaakt tegen de beschikking en de aanslag. Het bezwaarschrift is ondertekend door [A] en vermeldt, voor zover van belang, het volgende:

“Bij deze maken wij bezwaar tegen de taxatiewaarde van het onroerend goed: [adres] , alhier.”

2.4.

Bij uitspraak op bezwaar van 30 juli 2021, gericht aan [A] , heeft de Heffingsambtenaar het bezwaar gegrond verklaard.

2.5.

Bij brief van 26 juli 2021 is beroep aangetekend tegen de uitspraak op bezwaar. Het beroepschrift is ondertekend door [A] en vermeldt, voor zover van belang, het volgende:

“Bij deze ga ik mede namens cliënte (zie bijlage 1) in beroep tegen de uitspraak op het bezwaarschrift van de Gemeente Den Haag (zie bijlage 2) de dato 30 juli 2021.”

Bij het beroepschrift is een volmacht gevoegd waarin belanghebbende aan [naam adviesbureau] volmacht verleent om haar te vertegenwoordigen in fiscale procedures. [A] is de eigenaar en vertegenwoordiger van [naam adviesbureau] .

2.6.

Bij brief van 13 september 2021 heeft belanghebbende een nader stuk ingediend. Deze brief vermeldt, voor zover van belang, het volgende:

“kostenvergoeding

Het beroep is ingesteld door een adviesbureau en niet door een particulier zoals verweerder ten onrechte stelt. In het arrest van de Hoge Raad (ECLI:NL:HR:2008:BF3807) worden de criteria voor een proceskostenvergoeding duidelijk gemaakt.”

2.7.

Bij brief van 11 oktober 2021 heeft belanghebbende opnieuw een nader stuk ingediend. Deze brief vermeldt, voor zover van belang, het volgende:

“kostenvergoeding

Het beroep is ingesteld door een adviesbureau en niet door een particulier zoals verweerder ten onrechte stelt. In het arrest van de Hoge Raad (ECLI:NL:HR:2008:BF3807) worden de criteria voor een proceskostenvergoeding duidelijk gemaakt.”

2.7.

Bij brief van 11 oktober 2021 heeft belanghebbende opnieuw een nader stuk ingediend. Deze brief vermeldt, voor zover van belang, het volgende:

Oordeel van de Rechtbank

Geschil in hoger beroep en conclusies van partijen

Beoordeling van het hoger beroep

Proceskosten

Beslissing