Home

Gerechtshof Den Haag, 12-12-2024, ECLI:NL:GHDHA:2024:2602, BK-24/575

Gerechtshof Den Haag, 12-12-2024, ECLI:NL:GHDHA:2024:2602, BK-24/575

cassatie ingesteld (rolnr HR: 25/00859)

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Den Haag
Datum uitspraak
12 december 2024
Datum publicatie
18 februari 2025
ECLI
ECLI:NL:GHDHA:2024:2602
Formele relaties
Zaaknummer
BK-24/575
Relevante informatie
Art. 23 Wet MRB 1994

Inhoudsindicatie

Rekening fijnstoftoeslag motorrijtuigenbelasting.

Uitspraak

Team Belastingrecht

meervoudige kamer

nummer BK-24/575

in het geding tussen:

en

(vertegenwoordiger: […] )

op het hoger beroep van belanghebbende tegen de uitspraak van de Rechtbank Den Haag (de Rechtbank) van 3 april 2024, nummer SGR 23/2677.

Procesverloop

1.1.

De Inspecteur heeft op 2 november 2022 een rekening aan belanghebbende gestuurd voor het betalen van fijnstoftoeslag motorrijtuigenbelasting. De rekening ziet op het tijdvak van 5 november 2022 tot en met 4 februari 2023 (de rekening).

1.2.

Bij uitspraak op bezwaar heeft de Inspecteur het bezwaar tegen de rekening ongegrond verklaard.

1.3.

Belanghebbende heeft tegen de uitspraak op bezwaar beroep ingesteld bij de Rechtbank. Ter zake hiervan is een griffierecht van € 50 geheven. De Rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard.

1.4.

Belanghebbende is van de uitspraak van de Rechtbank in hoger beroep gekomen bij het Hof. Ter zake hiervan is een griffierecht van € 138 geheven. De Inspecteur heeft een verweerschrift ingediend. Belanghebbende heeft op 13 augustus 2024, 22 oktober 2024 en op 30 oktober 2024 nadere stukken ingediend.

1.5.

De mondelinge behandeling van het hoger beroep heeft plaatsgehad ter zitting van het Hof van 31 oktober 2024. Partijen zijn verschenen. Ter zitting zijn ook de zaken met de nummers BK-24/290, BK-24/569, BK-24/572 en BK-24/580 behandeld. Hetgeen in de ene zaak is aangevoerd en overgelegd wordt geacht te zijn aangevoerd en overgelegd in de andere zaken, tenzij hetgeen is aangevoerd en overgelegd uitsluitend op die ene zaak betrekking heeft. Belanghebbende heeft ter zitting een pleitnota overgelegd. Van het verhandelde ter zitting is één proces-verbaal opgemaakt.

Feiten

2.1.

De Inspecteur heeft op 2 november 2022 een rekening aan belanghebbende gestuurd voor het betalen van fijnstoftoeslag motorrijtuigenbelasting. De rekening ziet op het tijdvak van 5 november 2022 tot en met 4 februari 2023 (de rekening).

2.2.

Belanghebbende heeft het in de rekening vermelde bedrag niet betaald en tegen de rekening bezwaar gemaakt.

Oordeel van de Rechtbank

3. De Rechtbank heeft geoordeeld, waarbij belanghebbende is aangeduid als eiseres en de Inspecteur als verweerder:

“7. Tegen de rekening staan geen rechtsmiddelen open. Het bezwaar van eiseres richt zich tegen een bedrag aan niet-betaalde fijnstoftoeslag en is daarom zonder voorwerp.[1] Dit brengt mee dat het beroep van eiseres niet kan slagen en verweerder het bezwaar van eiseres niet ongegrond, maar niet-ontvankelijk had moeten verklaren. Het arrest van de Hoge Raad van 16 juli 2021[2] staat aan dit oordeel niet in de weg omdat in dit geval de tijdigheid van de indiening van het bezwaar bij de beoordeling van de ontvankelijkheid van dat bezwaar geen rol speelt. De rechtbank zal de misslag in het dictum in de uitspraak op bezwaar niet corrigeren omdat de belangen van eiseres daarmee niet kunnen worden gediend.[3]

8. Gelet op het voorgaande is het beroep ongegrond verklaard.

9. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

(…)

Geschil in hoger beroep en conclusies van partijen

Beoordeling van het hoger beroep

Proceskosten

Beslissing