Gerechtshof Den Haag, 21-02-2024, ECLI:NL:GHDHA:2024:476, BK-23/327, BK-23/328 en BK-23/329
Gerechtshof Den Haag, 21-02-2024, ECLI:NL:GHDHA:2024:476, BK-23/327, BK-23/328 en BK-23/329
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Den Haag
- Datum uitspraak
- 21 februari 2024
- Datum publicatie
- 29 april 2024
- Formele relaties
- Cassatie: ECLI:NL:HR:2025:1350
- Zaaknummer
- BK-23/327, BK-23/328 en BK-23/329
- Relevante informatie
- Art. 6:7 Awb, Art. 6:9 Awb, Art. 6:10 Awb, Art. 6:15 Awb, Art. 22j AWR, Art. 8 AWR, Art. 3.120 Wet IB, Art. 3.119a Wet IB 2001, Art. 67a AWR
Inhoudsindicatie
Aanslagen IB/PVV 2016 t/m 2018; artikel 6:7 Awb, artikel 6:10 Awb; vaststellingsovereenkomst. Termijnoverschrijding indienen bezwaar- en beroepschrift. Het Hof vernietigt de tweede uitspraak op bezwaar. De Rechtbank heeft het bezwaarschrift tegen de afwijzing van het verzoek om ambtshalve vermindering niet doorgestuurd aan de Inspecteur. Het Hof verklaart dit, gelet op de termijn-overschrijding, om redenen van proceseconomie niet-ontvankelijk. De vaststellingsovereenkomst is voldoende duidelijk met betrekking tot de rente op bankleningen. Vereiste aangifte niet gedaan. Prematuur beroep.
Uitspraak
Team Belastingrecht
meervoudige kamer
nummers BK-23/327, BK-23/328 en BK-23/329
in het geding tussen:
en
(vertegenwoordiger: […] )
op het hoger beroep van belanghebbende tegen de uitspraak van de Rechtbank Den Haag (de Rechtbank) van 2 maart 2023, nummers SGR 22/1448, SGR 22/3613 en SGR 22/3614.
Procesverloop
Jaar 2016
Aan belanghebbende is voor het jaar 2016 een aanslag in de inkomstenbelasting/ premie volksverzekeringen (IB/PVV) opgelegd naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 22.927 (aanslag IB/PVV 2016). Bij gelijktijdig gegeven beschikkingen is een verzuimboete van € 369 opgelegd en € 1.490 belastingrente in rekening gebracht.
Belanghebbende heeft tegen de aanslag IB/PVV 2016 bezwaar gemaakt. Bij uitspraak op bezwaar heeft de Inspecteur belanghebbendes bezwaar afgewezen.
Jaar 2017
Aan belanghebbende is voor het jaar 2017 een aanslag IB/PVV opgelegd naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 80.000 (aanslag IB/PVV 2017). Bij gelijktijdig gegeven beschikkingen is een verzuimboete van € 369 opgelegd en € 3.790 belastingrente in rekening gebracht.
Aan belanghebbende is voor het jaar 2017 een aanslag in de inkomensafhankelijke bijdrage Zorgverzekeringswet (Zvw) opgelegd naar een bijdrage-inkomen van € 53.701 (aanslag Zvw 2017). Bij gelijktijdig gegeven beschikking is € 231 belastingrente in rekening gebracht.
Belanghebbende heeft tegen de aanslag IB/PVV 2017 en de aanslag Zvw 2017 bezwaar gemaakt. Bij uitspraken op bezwaar heeft de Inspecteur het belastbare inkomen uit werk en woning verminderd tot € 34.187, de verzuimboete gehandhaafd, het te betalen bedrag aan belastingrente verminderd tot € 1.961 en de aanslag Zvw 2017 verminderd tot nihil.
Jaar 2018
Aan belanghebbende is voor het jaar 2018 een aanslag IB/PVV opgelegd naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 80.000 (aanslag IB/PVV 2018). Bij gelijktijdig gegeven beschikkingen is een verzuimboete van € 369 opgelegd en € 2.315 belastingrente in rekening gebracht.
Aan belanghebbende is voor het jaar 2018 een aanslag in de inkomensafhankelijke bijdrage Zvw opgelegd naar een bijdrage-inkomen van € 54.614 (aanslag Zvw 2018). Bij gelijktijdig gegeven beschikking is € 151 belastingrente in rekening gebracht.
Na het tegen de aanslagen IB/PVV 2018 en Zvw 2018 gemaakte bezwaar, heeft de Inspecteur bij brief van 25 februari 2022 een vooraankondiging uitspraak op bezwaar aan belanghebbende gestuurd. Belanghebbende heeft hierop de Inspecteur verzocht de afwikkeling van de bezwaarprocedure aan te houden.
Alle jaren
Belanghebbende heeft bij brief van 30 november 2021 beroep ingesteld bij de Rechtbank met betrekking tot de jaren 2016 tot en met 2018. Ter zake van dit beroep is een griffierecht geheven van € 50. De beslissing van de Rechtbank luidt:
“De rechtbank:
- verklaart het beroep voor zover gericht tegen de uitspraak op bezwaar inzake de aanslag IB/PVV voor 2016 niet-ontvankelijk;
- verklaart het beroep voor zover gericht tegen de uitspraak op bezwaar inzake de aanslag IB/PVV 2017 ongegrond; en
- verklaart het beroep gericht tegen de boetebeschikking voor het jaar 2017 ongegrond; en
- verklaart het beroep inzake de aanslag IB/PVV 2018 en inzake de aanslag Zvw 2018 niet-ontvankelijk.”
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld bij het Hof. In verband daarmee is een griffierecht geheven van € 136. De Inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.
De mondelinge behandeling van de zaken heeft plaatsgehad ter zitting van het Hof van 10 januari 2024. De Inspecteur is verschenen. Belanghebbende is zonder bericht van verhindering niet verschenen. Belanghebbende is bij aangetekend verzonden brief van 15 november 2023 uitgenodigd voor de mondelinge behandeling op 10 januari 2024 om 10:00 uur te Den Haag. Uit informatie van Track & Trace van PostNL blijkt dat deze uitnodiging op 16 november 2023 om 13:48 uur is afgeleverd op het bij het Hof bekende adres van belanghebbende, zijnde [adres] te [woonplaats] . Omdat belanghebbende tijdig en op de juiste wijze voor de zitting is uitgenodigd, heeft het Hof de zaak op de zitting behandeld en nadien het onderzoek ter zitting gesloten. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt.
Feiten
Jaar 2016
Met dagtekening 11 april 2020 is de aanslag IB/PVV 2016 vastgesteld.
Bij brief van 16 mei 2020, ingekomen bij de Belastingdienst op 19 mei 2020, heeft belanghebbende tegen voornoemde aanslag bezwaar gemaakt.
Bij brief van 3 juni 2021 heeft de Inspecteur uitspraak op bezwaar gedaan. De uitspraak op bezwaar vermeldt, voor zover relevant in hoger beroep:
“(…)
Beslissing op uw bezwaar
Ik wijs uw bezwaar af.