Gerechtshof Den Haag, 09-04-2025, ECLI:NL:GHDHA:2025:1003, BK-24/817
Gerechtshof Den Haag, 09-04-2025, ECLI:NL:GHDHA:2025:1003, BK-24/817
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Den Haag
- Datum uitspraak
- 9 april 2025
- Datum publicatie
- 19 juni 2025
- Formele relaties
- Eerste aanleg: ECLI:NL:RBDHA:2024:12105, Bekrachtiging/bevestiging
- Zaaknummer
- BK-24/817
- Relevante informatie
- Art. 22 Wet WOZ, Art. 8:34 Awb, Art. 1 BPB
Inhoudsindicatie
Woningwaarderapport kwalificeert niet als deskundigenverslag in de zin van artikel 1, aanhef en onder b, Bpb. De Heffingsambtenaar heeft terecht geen vergoeding toegekend voor het woningwaarderapport.
Uitspraak
Team Belastingrecht
meervoudige kamer
nummer BK-24/817
in het geding tussen:
(gemachtigde: G. Gieben)
en
(vertegenwoordiger: […] )
op het hoger beroep van belanghebbende tegen de uitspraak van de Rechtbank Den Haag (de Rechtbank) van 26 juli 2024, nummer SGR 23/6846.
Procesverloop
De Heffingsambtenaar heeft bij beschikking op grond van artikel 22 van de Wet waardering onroerende zaken (Wet WOZ) de waarde op 1 januari 2022 (de waardepeildatum) van de onroerende zaak, plaatselijk bekend als [adres] te [woonplaats] (de woning), voor het kalenderjaar 2023 vastgesteld op € 280.000 (de beschikking). Met de beschikking is in één geschrift bekendgemaakt en verenigd de aan belanghebbende voor het jaar 2023 opgelegde aanslag in de onroerendezaakbelastingen van de gemeente Den Haag (de aanslag).
Bij uitspraak op bezwaar is de waarde van de woning vastgesteld op € 236.000 en heeft de Heffingsambtenaar geen kostenvergoeding toegekend voor het ingebrachte woningwaarderapport.
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak op bezwaar beroep ingesteld bij de Rechtbank. Ter zake van het beroep is een griffierecht van € 50 geheven. De Rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard.
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld bij het Hof. Ter zake van het hoger beroep is van belanghebbende een griffierecht van € 138 geheven. De Heffingsambtenaar heeft verweer gevoerd bij nader stuk van 6 november 2024.
Een onderzoek ter zitting van de zaak heeft niet plaatsgehad. De griffier heeft partijen bij bericht van 6 januari 2025 meegedeeld dat het Hof voornemens is een zitting achterwege te laten, tenzij partijen uiterlijk binnen twee weken na de dagtekening van het bericht het Hof laten weten dat zij ter zitting willen worden gehoord. Partijen hebben niet verzocht om een mondelinge behandeling. Het Hof heeft vervolgens het onderzoek gesloten.
Feiten
Belanghebbende heeft voor het indienen van bezwaar en (hoger) beroep gebruik gemaakt van de diensten van [A B.V.] , die zich in het economische verkeer onder diverse handelsnamen manifesteert, zoals [B] en [C] (het kantoor). Het kantoor biedt zijn diensten aan op basis van “no cure, no pay” en treedt als gemachtigde van belanghebbende op.
Belanghebbende heeft in de bezwaarfase een ongedateerd taxatierapport op naam van het kantoor “ [C] ” overgelegd, welk is ondertekend door “ [D] , SVM-NIVO gecertificeerd WOZ-taxateur” (het woningwaarderapport). In het woningwaarderapport is de woning op de waardepeildatum getaxeerd op € 204.000. “ [C] ” is een handelsnaam van [B] , de gemachtigde van belanghebbende vanaf de bezwaarprocedure.
Naar aanleiding van het bezwaarschrift en de door belanghebbende geleverde foto’s heeft de Heffingsambtenaar aanleiding gezien de waarde van de woning bij uitspraak op bezwaar nader te bepalen op € 236.000. Daarbij is aan belanghebbende een kostenvergoeding van in totaal € 592 (voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand) toegekend. De Heffingsambtenaar heeft geen vergoeding voor de kosten van het woningwaarderapport toegekend.
Oordeel van de Rechtbank
3. De Rechtbank heeft geoordeeld:
“4. Belanghebbende stelt dat, gelet op de Richtlijn van de belastingkamers van de gerechtshoven inzake vergoeding van proceskosten bij WOZ-taxaties (de Richtlijn), recht bestaat op een vergoeding van € 128,26. Volgens belanghebbende is voldaan aan de vereisten die aan een deskundigenverslag worden gesteld in het in de uitspraken van verschillende hoven gepubliceerde Richtsnoer proceskostenvergoeding (het Richtsnoer).
5. De heffingsambtenaar stelt primair dat geen recht bestaat op de kostenvergoeding omdat gelet op de totstandkoming, de aard en de inhoud van het rapport geen sprake is van een deskundigenverslag als bedoeld in het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb) waarvoor een vergoeding moet worden toegekend. Het woningwaarderapport is volgens de heffingsambtenaar een (vrijwel) volledig automatisch gegenereerde waardeonderbouwing, en bevat geen aanwijzingen dat een taxateur hieraan daadwerkelijk tijd heeft besteed. Bovendien, zo heeft de heffingsambtenaar onweersproken gesteld, heeft het woningwaarderapport niet bijgedragen aan het feit dat het bezwaar gegrond is verklaard. Daaraan lag namelijk slechts ten grondslag dat onvoldoende rekening was gehouden met de staat van onderhoud van de woning. Subsidiair betoogt de heffingsambtenaar dat een kostenvergoeding overeenkomstig de uitspraak van 19 december 2023 van deze rechtbank redelijk is. [Rechtbank Den Haag 19 december 2023, ECLI:NL:RBDHA:2023:21602, Hof]
6. Een verzoek om een additionele vergoeding op grond van artikel 1, onderdeel b, van het Bpb voor het woningwaarderapport wijst de rechtbank af. Uit het verhandelde ter zitting is gebleken dat belanghebbende een woningwaarderapport met slechts “een druk op de knop” automatisch genereert. De daarmee gepaard gaande tijdsbesteding en daaruit voortvloeiende kosten zijn, naar het oordeel van de rechtbank, verwaarloosbaar. Ter zitting heeft belanghebbende weliswaar nog gesteld dat het automatisch gegenereerde woningwaarderapport nadien wordt gecontroleerd door een taxateur die vervolgens (digitaal) zijn handtekening zet, maar heeft hij hierover tevens opgemerkt dat één en ander niet veel tijd in beslag neemt. Verder inzicht in de aard of tijdsbesteding van deze controlewerkzaamheden heeft belanghebbende niet willen geven. Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat de heffingsambtenaar terecht geen vergoeding heeft toegekend voor kosten (voor het opstellen van het woningwaarderapport) die belanghebbende (in verband met de behandeling van zijn bezwaar) redelijkerwijs heeft moeten maken.
7. Gelet op wat hiervoor is overwogen, dient het beroep ongegrond te worden verklaard.
8. Voor een proceskostenvergoeding bestaat geen aanleiding.”