Gerechtshof Den Haag, 21-05-2025, ECLI:NL:GHDHA:2025:1094, BK-24/719
Gerechtshof Den Haag, 21-05-2025, ECLI:NL:GHDHA:2025:1094, BK-24/719
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Den Haag
- Datum uitspraak
- 21 mei 2025
- Datum publicatie
- 24 juni 2025
- Zaaknummer
- BK-24/719
- Relevante informatie
- Art. 6:5 Awb, Art. 6:6 Awb, Art. 6:24 Awb, Art. 8:54 Awb, Art. 8:55 Awb
Inhoudsindicatie
Art. 6:5, 6:6, 6:24, 8:24, 8:55, 8:108 Awb. Gronden van het hoger beroep niet tijdig ingediend. Geen verschoonbare redenen aangevoerd. Verzet ongegrond.
Uitspraak
GERECHTSHOF DEN HAAG
Team Belastingrecht
meervoudige kamer
nummer BK-24/719
Uitspraak van 21 mei 2025
op het verzet van [X] B.V. te [Z] , belanghebbende (gemachtigde A.F.M.J. Verhoeven), tegen na te noemen uitspraak.
Uitspraak en verzet
Belanghebbende is in verzet gekomen tegen de uitspraak na vereenvoudigde behandeling van de enkelvoudige belastingkamer van dit Hof van 22 oktober 2024, nummer
BK-24/719 (de uitspraak), waarbij het hoger beroep tegen de uitspraak van de Rechtbank Den Haag (de Rechtbank) van 20 juni 2024, nummer SGR 22/7696 op grond van artikel 8:54, lid 1, aanhef en letter b, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kennelijk niet-ontvankelijk is verklaard wegens het niet tijdig indienen van de gronden van het hoger beroep.
Het pro forma verzet is gedagtekend 19 november 2024. Op 16 december 2024 is het verzet gemotiveerd. Belanghebbende heeft op 31 maart 2025 een nader stuk (pleitnota) ingediend.
Het verzet is mondeling behandeld ter zitting van 9 april 2025. Gemachtigde is verschenen. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt.
Feiten
Op 20 juni 2024 heeft de Rechtbank uitspraak gedaan in het geding tussen belanghebbende en de inspecteur van de Belastingdienst, nummer SGR 22/7696.
De uitspraak van de Rechtbank is volgens een op een afschrift van die uitspraak geplaatste datumstempel op 24 juni 2024 aan belanghebbende verzonden.
Belanghebbende heeft op 5 augustus 2024 om 9:36 uur via digitale weg (het webportaal “Mijn Rechtspraak”; het webportaal) pro forma hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de Rechtbank. Als bijlage bij het pro forma hogerberoepschrift is een machtiging gevoegd die op 15 september 2021 is ondertekend door [naam] . Het pro forma hogerberoepschrift vermeldt:
“Hierbij tekenen wij pro forma hoger beroep aan tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag op 20 juni 2024 in voormelde zaaknummers.
Belanghebbende verzoekt hiernaast om een proceskostenvergoeding.
Ik verneem graag de voortgang van u. Bijgaand kunt u de uitspraak van de rechtbank Den Haag, de machtiging en het uittreksel van de Kamer van Koophandel vinden.
Met behoud van rechten en weren,
[Handtekening, Hof]”
Belanghebbende is via een bericht, verzonden aan de gemachtigde, te weten: […] , t.a.v. de heer A.F.M.J. Verhoeven, via het webportaal op 5 augustus 2024 om 10:48 uur gewezen op het feit dat de gronden van het hoger beroep ontbreken en dat een recente machtiging ontbreekt en is bij die gelegenheid uitgenodigd dit verzuim uiterlijk op 2 september 2024 te herstellen. De tekst van het bericht luidt als volgt:
“U heeft hoger beroep ingesteld. Dit beroep voldoet niet aan de hierna opgenomen vereisten. U heeft verzuimd:
- de gronden van het hoger beroep te vermelden; u dient te vermelden waarom u het niet eens bent met de uitspraak van de rechtbank;
- een op uw naam gestelde machtiging in te dienen, die niet ouder is dan 3 maanden gerekend vanaf het moment van indiening van het hogerberoepschrift;
Ik geef u de mogelijkheid het verzuim uiterlijk 2 september 2024 te herstellen.
Als u van deze mogelijkheid geen gebruik maakt, kan het beroep niet-ontvankelijk worden verklaard. Dit betekent dat het gerechtshof uw hoger beroep niet (inhoudelijk) in behandeling neemt. Er volgt dan een uitspraak, waartegen u bij het gerechtshof in verzet kunt komen.”
De gemachtigde van belanghebbende heeft op 2 september 2024 om 13:15 uur via het webportaal verzocht de in het onder 2.4 bedoelde bericht genoemde termijn voor herstel van het verzuim te verlengen. De inhoud van zijn bericht luidt als volgt:
“Hierbij reageer ik op de brief van 5 augustus 2024, waarin u ons vraagt achter de gronden
van het hoger beroep en een recente machtiging van bovenstaande belanghebbende.
Wegens dat wij een machtiging hebben opgevraagd bij belanghebbende, maar nog geen reactie hebben gekregen van de klant zouden wij graag uitstel willen aanvragen.
Wij zullen u hierna z.s.m. de ontbrekende stukken doorsturen.”
Bij bericht van 2 september 2024 om 15:39 uur is het verzoek om verlenging van de termijn voor het indienen van de gronden van het hoger beroep afgewezen en is de termijn voor het indienen van een op naam van de gemachtigde gestelde recente machtiging (zie 2.5) verlengd tot 16 september 2024. De tekst van het bericht luidt als volgt:
“Het gerechtshof heeft uw verzoek om verdere verlenging van de termijn voor het indienen van de gronden van het hoger beroep afgewezen. De door u genoemde argumenten en/of omstandigheden rechtvaardigen een verder uitstel niet.
Het gerechtshof heeft de termijn voor het indienen van een op uw naam gestelde machtiging, die niet ouder is dan 6 maanden gerekend vanaf het moment van indiening van het hogerberoepschrift, verlengd tot uiterlijk 16 september 2024.
Als u van deze mogelijkheid geen gebruik maakt, kan het beroep niet-ontvankelijk worden
verklaard. Dit betekent dat het gerechtshof uw hoger beroep niet (inhoudelijk) in behandeling neemt. Er volgt dan een uitspraak, waartegen u bij het gerechtshof in verzet kunt komen.”
Belanghebbende heeft op 3 september 2024 om 14:50 uur via het webportaal alsnog de gronden van het hoger beroep ingediend en heeft als bijlage hierbij een machtiging gevoegd die op 15 augustus 2024 is ondertekend door [naam] en daarbij voorts een afschrift van een ID-bewijs gevoegd.