Home

Gerechtshof Den Haag, 26-06-2025, ECLI:NL:GHDHA:2025:1230, BK-23/299

Gerechtshof Den Haag, 26-06-2025, ECLI:NL:GHDHA:2025:1230, BK-23/299

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Den Haag
Datum uitspraak
26 juni 2025
Datum publicatie
21 juli 2025
ECLI
ECLI:NL:GHDHA:2025:1230
Zaaknummer
BK-23/299
Relevante informatie
Art. 51 WA, Art. 73 WA

Inhoudsindicatie

Artikelen 1, lid 2, 2, lid 1, onder b, 51, lid 1, onder b, WA. Art. 8, lid 1, onder b, Richtlijn 2008/118/EG. Naheffingsaanslag accijns wegens voorhanden hebben of betrokkenheid daarbij van onveraccijnsde sigaretten. Inspecteur heeft voldaan aan bewijslast. Van belanghebbende is terecht accijns nageheven. Vergoeding van immateriële schade wegens overschrijding redelijke termijn.

Uitspraak

Team Belastingrecht

meervoudige kamer

nummer BK-23/299

in het geding tussen:

(gemachtigde: M. Shaaban)

en

(vertegenwoordiger: […] )

op het hoger beroep van belanghebbende tegen de uitspraak van de Rechtbank Den Haag (de Rechtbank) van 22 februari 2023, nummer SGR 22/5091.

Procesverloop

1.1.

Aan belanghebbende is een naheffingsaanslag accijns van € 105.776 opgelegd (de naheffingsaanslag). Bij gelijktijdig gegeven beschikking is een bedrag van € 8.242 aan belastingrente in rekening gebracht (de beschikking belastingrente).

1.2.

Belanghebbende heeft bezwaar gemaakt tegen de naheffingsaanslag en de beschikking belastingrente. Dit bezwaar heeft de Inspecteur bij uitspraak op bezwaar afgewezen.

1.3.

Belanghebbende heeft tegen de uitspraak op bezwaar beroep ingesteld bij de Rechtbank. Ter zake van dit beroep is € 50 griffierecht geheven. De beslissing van de Rechtbank luidt:

“De rechtbank:

- verklaart het beroep ongegrond;

- wijst het verzoek om vergoeding van immateriële schade af.”

1.4.

Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld bij het Hof. Ter zake van het hoger beroep is een griffierecht geheven van € 274. De Inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.

1.5.

De mondelinge behandeling van de zaak heeft plaatsgehad ter zitting van het Hof van 21 mei 2025. Partijen zijn verschenen. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt.

Feiten

2.1.

Op 10 april 2019 heeft de politie een controle uitgevoerd bij een kelderbox aan het [adres 1] te [woonplaats 1] . Belanghebbende is ten tijde van deze controle tezamen met een andere persoon aangetroffen in de nabijheid van deze kelderbox.

2.2.

In deze kelderbox heeft de politie, 550.000 sigaretten, verpakt in 27.500 pakjes en 55 dozen, aangetroffen (zie proces-verbaal van bevindingen van 11 april 2019, nummer […] (zie 2.4) in combinatie met een kennisgeving van inbeslagname van 10 april 2019, nummer […] (zie 2.8.1), proces-verbaal van 23 april 2019, nummer […] (zie 2.8.2) en het “overdrachtsformulier naar douane” van 12 april 2019 (zie 2.8.3)). Voorts heeft de politie 5.253 gram rooktabak aangetroffen. Op de sigarettenpakjes en de tabak waren geen accijnszegels aangebracht als vereist ingevolge artikel 73, lid 1, van de Wet op de accijns (WA).

2.3.

Bij de controle heeft de politie de sleutels van de kelderbox en de sleutel van de centrale hal die toegang geeft tot de kelderboxen in het bezit van belanghebbende aangetroffen.

2.3.

Belanghebbende en de medeverdachte zijn op 11 april 2019 door de politie verhoord. Van de verhoren zijn processen-verbaal van verhoor opgemaakt.

2.4.

In het door de verbalisanten opgemaakte proces-verbaal van bevindingen, van 11 april 2019, nummer […] , is onder meer het volgende opgenomen:

“(…)

Op woensdag 10 april 2019 waren wij verbalisanten, [naam 1 en naam 2] belast met een surveillance te [woonplaats 1] .

Omstreeks 20:27 uur kregen wij van de centralist van de politie-meldkamer het verzoek

om naar de [adres 1] te [woonplaats 1] te gaan in verband met een verdachte situatie.

(…)

Aanrijdend belde ik, [naam 1], met de melder. Ik vroeg haar of zij kentekens had van beide voertuigen. Ik hoorde haar zeggen dat de zwarte BMW het kenteken […] had en dat de witte bestelbus het kenteken […] had.

Ik hoorde haar zeggen dat zij vanuit haar woning nog steeds de drie mannen en beide voertuigen op het [adres 1] zag staan. Ik hoorde haar zeggen dat de personen in en uit de kelderbox van de flat van [adres 1] [nummer] heen en weer liepen met dozen. Ik hoorde haar zeggen dat de toegangsdeur naar deze kelderboxen rood van kleur was en direct achter de geparkeerde witte bestelbus was gesitueerd.

(…)

Kort hierna, omstreeks 20:41 uur kwamen wij ter plaatse op de genoemde locatie.

Wij zagen dat de locatie een flat betrof, onder de woningen bevonden zich

kelderboxen.

Wij zagen bij de genoemde centrale deur van de kelderboxen de genoemde witte

bestelbus staan, de bestelbus had het volgende kenteken: […].

Op het parkeerterrein op het [adres 1] stond een zwarte BMW, voorzien van het

kenteken: […].

Wij stonden voor de centrale deur van de kelderboxen en hoorden dat er personen

binnen waren want wij hoorden voetstappen.

Wij hoorden deze personen zachtjes praten en wij hoorden gerammel van sleutels.

Ik, [naam 1], klopte tegen de centrale deur waarop het direct opvallend stil werd.

Ik, [naam 2], liep naar de achterzijde van de kelderboxen en zag twee personen uit de centrale hal van de kelderboxen komen.

Deze personen betroffen de door ons later aangehouden verdachten: [naam belanghebbende] van [geboortedatum] te [geboorteplaats] en [weggelakt].

(….)

Bij verdachte [belanghebbende] werd een sleutel van de genoemde bestelbus aangetroffen en daarnaast troffen we bij hem 2 gsm’s, 475 euro en een sleutelbos met meerdere sleutels aan.

Met een sleutel die aan de sleutelbos zat, kreeg ik, [naam 2], toegang tot de centrale hal van de kelderboxen en met een andere sleutel die aan de sleutelbos zat kreeg ik toegang tot de kelderbox [nummer].

In deze kelderbox met nummer […] zag ik, [naam 2], meerdere opgestapelde dozen staan. De dozen waren niet gefrankeerd en / of voorzien van adressen.

Ik, [naam 2], opende 2 dozen en zag dat er in deze dozen meerdere sigarettendoosjes in zaten.

In totaal troffen wij 55 dozen aan met een totaal aan 27.500 sigaretten van het merk Marlboro.

De pakjes sigaretten waren niet voorzien van een accijnszegel.

Hierop hielden wij de verdachten om 20:55 uur aan ter zake heling.

De melder / getuige kwam zich kort hierna bij ons melden en verklaarde dat hij de

twee aangehouden verdachten zowel in kelderbox [nummer] als in kelderbox [nummer] had gezien en dat deze activiteiten al enkele dagen speelde. (…)”

2.5.

In het proces-verbaal van verhoor van de medeverdachte van 11 april 2019, nummer […] , is onder meer het volgende opgenomen (in dit proces-verbaal wordt de eerder vermelde kelderbox aangeduid als “schuur”):

“(…)

[V:] Nadat je bij de markt ben weggegaan, wat heb je toen gedaan?

[A:] Naar de zaak. Onderweg heb ik met kennissen en vrienden gebeld of sigaretten af te nemen. Iedereen wilde wel. Toen ik op de zaak kwam heb ik die geopend. Die vriend die mij in de winkel helpt was er toen ook. Een andere vriend van mij, die jongen die ook is aangehouden, kwam ook bij mij langs. We hebben even koffie zitten drinken. Hij komt volgens mij uit [woonplaats 2] . Ik heb hem gevraagd of hij mij wilde helpen met lossen van die sigaretten. We moesten dan even snel heen- en weer naar [woonplaats 1] . Hij wilde dat wel.(…)

(…)

[V:] Jij zegt dat je van de eigenaar van de schuur de sleutels hebt gekregen. Met de sleutels ben je naar de schuur gegaan. Wat heb je daar gedaan?

[A:] Ik en die vriend hebben de bus uitgeladen. Alle dozen die in de bus lagen zijn in de schuur [weggelakt] gelegd.

(…)”

2.6.1.

In het proces verbaal van verhoor getuige, van 10 april 2019, nummer […] , is onder meer het volgende opgenomen (in dit proces-verbaal wordt de eerder vermelde kelderbox aangeduid als “schuur/schuren”):

“(…) Vanaf januari zie ik geregeld meerdere personen staan rondom de ingang van de schuren zien staan aan de [adres 1] te [woonplaats 1] . Ik zie dan dat er met dozen getild wordt. Eigenlijk altijd is er een BMW donker van kleur. Ik zie deze MBW wel eens aankomen en dan blijft de bestuurder in zijn auto zitten. Even later komt er dan een andere auto aan. Ik zie de bestuurder van de BMW dan uitstappen en naar de ingang van

de schuren lopen. Ik zie dan dat de bestuurder na een korte tijd naar buiten loopt met een doos, of soms wel met meerdere dozen en deze dan aan de auto geeft welke net is aan komen rijden. Ik heb dit meerdere malen gezien. Ik heb nooit gezien wat er in deze dozen zit.

Op 10 april 2019 zag ik dat de BMW stond geparkeerd aan de [adres 2] te [woonplaats 1] , tegenover de snackbar [naam] . Ik zag dat er meerdere auto's om de BMW stonden dit waren een Volvo zwart van kleur, Vermoedelijk een Toyota Yaris oud model grijs van kleur, witte auto merk onbekend en een witte bestelbus merk onbekend. Ik heb gezien dat er een persoon uit de grijze auto stapte en bij de BMW ging zitten. Ik zag dat deze persoon na ongeveer 15 minuten weer uit de BMW stapte en dat hij een plastic tas, geel van kleur beet had. Deze plastic tas had hij eerder niet. Ik zag dat de witte bestelbus en de BMW reden naar de [adres 1] en stopte voor de ingang van de schuren aldaar. Ik hoorde van mijn vrouw dat zij het niet vertrouwde en zij heeft de politie gebeld.(…)”

2.6.2.

In het proces verbaal van verhoor getuige, van 11 april 2019, nummer […] , is onder meer het volgende opgenomen (in dit proces-verbaal wordt de eerder vermelde kelderbox aangeduid als “schuur/schuren”):

“(…)

Vanaf januari zie ik geregeld mensen bij de ingang van de schuren staan aan de [adres 1] te [woonplaats 1] . Ik zie altijd een donkerkleurige BMW staan. Ik heb de

bestuurder meerdere malen uit zien stappen en zag dat dit altijd de zelfde man was. Ik kan de man als volgt omschrijven:

(…)

Ik heb meerdere malen gezien dat de bestuurder van de BMW met de bewoners van huisnummer […] en […] heeft staan praten. Als ik dan langs liep deden ze snel de schuurdeur die behoren bij perceelnummer […] of […] dicht. Ik heb wel eens gezien dat ze met dozen liepen. Ik heb nooit gezien wat er in deze dozen zat. Dit alles heb ik dagelijks gezien en ook op verschillende tijdstippen.

(…)”

2.6.3.

In het proces verbaal van verhoor getuige, van 11 april 2019, nummer […] , is onder meer het volgende opgenomen (in dit proces-verbaal worden de eerder vermelde kelderboxen aangeduid als “schuren”):

"(…)

Vanaf januari zie ik geregeld meerdere auto's rondom de ingang van de schuren van de

flat staan aan de [adres 1] te [woonplaats 1] . Ik zie dan altijd een donkerkleurige BMW staan. Ik heb vaker gezien dat er met plastictasjes en dozen heen en weer gelopen werd. Ik heb nooit gezien wat er in deze tassen of dozen zat.

Op 10 april 2019 zag ik dat de BMW stond geparkeerd aan de [adres 2] tegenover de snackbar [naam] . Ik zag dat de bestuurder van de BMW druk aan de telefoon was. Later kwam er een oude auto aangereden, deze was grijs van kleur. Ik heb niet op het kenteken gelet en kan u deze dus niet vertellen. Toen ik met mijn hond buiten liep ben ik langs deze auto gelopen en zag dat er twee personen in de auto zaten. Ik kan de bijrijder als volgt omschrijven:

(…).

De bestuurder van deze auto kan ik niet beschrijven daar heb ik niet op gelet. Ik zag dat de bijrijder van de grijze auto in de BMW ging zitten. Ik zag dat hij na ongeveer 15 minuten weer .uit de auto kwam met een gele plastic tas, deze plastic tas had hij eerder nog niet. Aangezien ik vaker heb gezien dat er met tassen en dozen getild werd vertrouwde ik het niet en heb de politie gebeld.”

2.7.

In het proces-verbaal van verhoor van belanghebbende van 11 april 2019, nummer […] , is onder meer het volgende opgenomen (waarbij ‘X’ de onder 2.5 vermelde medeverdachte betreft):

“V: Er is een grote hoeveelheid sigaretten aangetroffen en in beslag genomen. Wat kan

je daarover verklaren?

A: ik ben hiervan geschrokken. Ik heb hier niets mee te maken. Ik had niet verwacht

dat X dit deed.

V: Is het een mogelijkheid dat jij van de sigaretten af wist, aangezien jij hier in

het verleden in handelde, en deze sigaretten wilde verhandelen?

A: Ja ik was werkzoekende. Ik heb ook werk nodig. De intentie om in sigaretten te

handelen, had ik ook. Ik wilde dit in kleine hoeveelheden doen.

Ik begrijp van de advocaat dat het hier om grote aantallen ging en dat wilde ik niet

en schrok ik van. Ik had dus wel de intentie om te handelen maar ik wist niet dat dit

verboden was.

V: Dus wist jij dat er sigaretten verhandeld gingen worden voor je met X meeging?

A: Ja ik wist dat er sigaretten verhandeld gingen worden maar ik wist niet dat dit

verboden was.

V: Wat was er afgesproken met X?

A: Hij heeft mij niets verteld over de sigarettenhandel.

V: Hoe kan dat dan? Hoe wist jij dat er sigaretten verhandeld gingen worden?

A: Nee dit klopt niet. Ter verduidelijking ik ben werkzoekende en ik wilde werk.

Ik heb jullie verteld over X zijn werk, ik wist niet dat hij hierin handelde. U

heeft mij gevraagd wat ik over de handel weet.

V: Wij stelden net de vraag of je al wist dat er sigaretten verhandeld gingen worden.

A: Correctie, ik heb niet ja gezegd.

V: Om een lang verhaal kort ter maken is dat je er niets vanaf wist?

A: Nee, ik wist dat dus niet. Verder weet ik het niet. Mijn punt is dat ik met X

was en niet weet waarmee hij bezig was.

V: Je verklaard eerder dat je de intentie wel had en dat je wist van de

sigarettenhandel en nu ineens weet je het niet meer. Wat is het nu?

A: Er is dus nu sprake van een misverstand. Dit is slecht voor mij. Wat X betreft

wist ik van niets waar hij mee bezig was. Ik ben simpelweg alleen een vriend van hem.

V: Van wie zijn die sigaretten?

A: Dat weet ik niet.

(…)”

2.8.1.

In de kennisgeving van inbeslagname, van 10 april 2019, nummer […] , is onder meer het volgende opgenomen:

“(…)

Inbeslagneming

(…)

Volgnummer 1

(…)

Object : Rookwaar

Aantal/eenheid : 550000 stuks

Merk/type : Marlboro

(…)”

2.8.2.

In het door een verbalisant opgemaakte proces-verbaal van bevindingen, van 23 april 2019, nummer […] , is onder meer het volgende opgenomen:

“Op woensdag 10 april 2019 zijn er een groot aantal goederen inbeslaggenomen aan het [adres 1] (…) en (…) en bijbehorende kelderboxen in [woonplaats 1] . De inbeslaggenomen goederen betroffen onder andere sigaretten, tabak, rookwaar,

(nep)merkkleding, geld en 2 voertuigen. Met betrekking tot de accijnzen op de

sigaretten, tabak en overige rookwaren neemt de Douane dat deel van de zaak over. (…)

Goed(eren)

(…)

[…] , voeding/genotmiddelen,

rookwaar, 550000 stuks, Marlboro, Nederland

(…)”

2.8.3.

In het “overdrachtsformulier naar douane” van 12 april 2019, dat is opgemaakt naar aanleiding van de afgifte van de bij de controle aangetroffen goederen door de Politie Eenheid […] aan de douane, staat onder meer het volgende vermeld:

BHV-nummer

Zegel

Verdachte

Aantal

Dimensie

Omschrijving

[…]

[weggelakt]

550.000

Stuks

55 dozen. Per doos 50 sloffen met 10 pakjes aan 20 sigaretten Marlboro.

2.9.

De Inspecteur heeft met dagtekening 13 april 2022 een naheffingsaanslag accijns van € 105.776 opgelegd waarbij belanghebbende voor de accijns werd aangesproken wegens het voorhanden hebben van accijnsgoederen die niet in de accijnsheffing zijn betrokken.

Oordeel van de Rechtbank

3. De Rechtbank heeft, voor zover in hoger beroep van belang, geoordeeld, waarbij belanghebbende is aangeduid als eiser en de Inspecteur als verweerder:

“8. Eiser stelt dat hij de sigaretten niet voorhanden heeft gehad noch betrokken was bij het voorhanden hebben van de sigaretten en de tabak. Daarnaast stelt eiser dat hij niet betrokken is geweest bij het verhandelen van de sigaretten en de tabak en geen wetenschap had hiervan. Hij is derhalve ten onrechte als belastingplichtige aangemerkt. Verder stelt eiser dat de naheffingsaanslag gematigd moet worden wegens overschrijding van de redelijke termijn in de zin van artikel 6 EVRM en verzoekt hij om een vergoeding van immateriële schade.

9. Verweerder stelt dat de naheffingsaanslag terecht is opgelegd en concludeert tot ongegrondverklaring van het beroep.

10. Onder de naam accijns wordt een belasting geheven van onder andere tabaksproducten.[1] Ter zake van de uitslag tot verbruik van onder andere tabaksgoederen wordt accijns verschuldigd.[2] Onder uitslag tot verbruik wordt onder meer verstaan het voorhanden hebben van een accijnsgoed buiten een accijnsschorsingsregeling wanneer over dat goed geen accijns is geheven overeenkomstig de toepasselijke bepalingen van het Unierecht en de nationale wetgeving.[3] Onder tabaksproducten wordt verstaan het tot verbruik bereide tabak in de vorm van sigaren, sigaretten en rooktabak.[4] Indien van toepassing wordt accijns geheven van de persoon die de accijnsgoederen voorhanden heeft en enig ander persoon die bij het voorhanden hebben ervan is betrokken.[5]

11. De bewijslast dat eiser kan worden aangemerkt als belastingplichtige rust op verweerder. Volgens verweerder heeft eiser de tabaksproducten voorhanden gehad dan wel is hij betrokken geweest bij het voorhanden hebben ervan in de zin van artikel 51, eerste lid, aanhef en letter b, WA. Vaststaat dat de sigaretten en de tabak zijn aangetroffen in een kelderbox op de locatie en dat eiser beschikte over de sleutel waarmee de kelderbox en de centrale hal van de kelderbox kon worden betreden. Daarmee staat vast dat eiser de feitelijke beschikkingsmacht heeft gehad over de sigaretten en de tabak en die sigaretten en die tabak voorhanden heeft gehad als bedoeld in artikel 51, eerste lid, aanhef en onderdeel b WA.

12. Daaraan doet niet af dat eiser, naar hij heeft betoogd, niet wist dat in de dozen sigaretten zaten waarover geen accijns was betaald. Uit de wetsgeschiedenis[6] volgt dat wetenschap geen vereiste is voor het kunnen aanmerken van een persoon als accijnsplichtig wegens (betrokkenheid bij) het voorhanden hebben van onveraccijnsde accijnsgoederen.[7] Ook het Unierecht vereist geen wetenschap.[8] Verweerder heeft de naheffingsaanslag dus aan eiser kunnen en mogen opleggen.

13. Dat, zoals eiser stelt, uit de getuigenverklaringen niet blijkt dat hij een van de personen was die zij met dozen in en uit de kelderbox hebben zien lopen en dat hij enkel in de buurt van de locatie op de medeverdachte heeft gewacht, leidt niet tot een ander oordeel. Uit het proces-verbaal van bevindingen van 19 april 2019 blijkt duidelijk dat eiser is aangehouden bij het verlaten van de centrale hal van de kelderboxen.

14. Ter zitting heeft eiser gesteld dat verweerder in eerste instantie is uitgegaan van 27.500 sigaretten zoals blijkt het uit proces-verbaal van bevindingen van 11 april 2019 zodat bij het opleggen van de naheffingsaanslag van het verkeerde aantal is uitgegaan en die naheffingsaanslag daardoor op een te hoog bedrag is vastgesteld. Uit het proces-verbaal van bevindingen van 23 april 2019 en het daarbij behorende overdrachtsformulier naar de douane blijkt echter duidelijk dat het gaat om 550.000 sigaretten in 55 dozen, zodat in het proces-verbaal van bevindingen van 11 april 2019 kennelijk sprake is van een schrijffout.

15. Behoudens zich hier niet voordoende bijzondere omstandigheden geldt als uitgangspunt dat voor de bezwaar- en beroepsfase gezamenlijk een periode van twee jaar als redelijk wordt beschouwd.[9] De termijn vangt daarbij aan op het moment waarop verweerder het bezwaarschrift heeft ontvangen[10], in dit geval 28 april 2022. De rechtbank doet uitspraak op 22 februari 2023, zodat de redelijke termijn niet wordt overschreden. De rechtbank ziet dan ook geen aanleiding tot toekenning van het verzoek om vergoeding van immateriële schade.

16. De stelling van eiser dat de naheffingsaanslag moet worden gematigd wegens overschrijding van de redelijke termijn in de zin van artikel 6 van het EVRM vindt geen steun in de wet- of regelgeving en jurisprudentie.

17. Tegen de in rekening gebrachte belastingrente heeft eiser geen afzonderlijke gronden aangevoerd. Gesteld noch gebleken is dat de belastingrente naar een onjuist bedrag of in strijd met enige regel van geschreven of ongeschreven recht in rekening is gebracht.

[1] Artikel 1, eerste lid, aanhef en onder f van de WA.

[2] Artikel 1, tweede lid van de WA.

[3] Artikel 2, eerste lid, onderdeel b van de WA.

[4] Artikel 29 van de WA.

[5] Artikel 51, eerste lid, onderdeel b van de WA.

[6] Kamerstukken II 2008/09, 32 031, nr. 3, p. 8 en p. 23.

[7] Vgl. Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden 19 december 2017, ECLI:NL:GHARL:2017:11204.

[8] Hof van Justitie van de Europese Unie 10 juni 2021, C-279/19, ECLI:EU:C:2021:473.

[9] ECLI:NL:HR:2016:252, ro 3.4.2.

[10] ECLI:NL:HR:2016:252, ro 3.3.1.”

Geschil in hoger beroep en conclusies van partijen

Beoordeling van het hoger beroep

Proceskosten en griffierecht

Beslissing