Gerechtshof Den Haag, 17-09-2025, ECLI:NL:GHDHA:2025:2293, BK-24/1072
Gerechtshof Den Haag, 17-09-2025, ECLI:NL:GHDHA:2025:2293, BK-24/1072
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Den Haag
- Datum uitspraak
- 17 september 2025
- Datum publicatie
- 1 december 2025
- Formele relaties
- Eerste aanleg: ECLI:NL:RBDHA:2024:21701, (Gedeeltelijke) vernietiging en zelf afgedaan
- Zaaknummer
- BK-24/1072
- Relevante informatie
- Art. 6.1 Wet IB 2001, Art. 6.27 Wet IB 2001, Art. 6.40 Wet IB 2001, Art. 6.30 Wet IB 2001
Inhoudsindicatie
Belanghebbende heeft de Indiase nationaliteit. Zij verhuist in augustus 2019 naar Nederland in verband met een Master-studie Biology aan een Nederlandse universiteit. Belanghebbende heeft de master Biology succesvol afgerond en heeft daarna een dienstbetrekking in Nederland verkregen waarvoor het afronden van deze studie van belang was. Het collegegeld heeft belanghebbende betaald kort voordat zij inwoner van Nederland werd. Het geschil betreft de vraag of dit collegegeld in aftrek kan worden gebracht als zijnde scholingsuitgaven, in het licht van het feit dat deze betaald zijn voordat belanghebbende belastingplichtige was in Nederland. Het Hof is allereerst van oordeel dat de scholingsuitgaven gerelateerd zijn aan de in Nederland verkregen bron van inkomsten. Toekenning van de aftrek van de scholingsuitgaven zou daarmee in lijn zijn met de systematiek van de heffing van inkomstenbelasting. Verder is het Hof van oordeel dat de verplichting van belanghebbende het collegegeld te betalen niet voor 1 september 2019 is ontstaan. Het Hof acht verder aannemelijk dat belanghebbende niet voor betaling van het collegegeld voor het moment van verschuldigdheid (1 september 2019) zou hebben gekozen, indien zij op de hoogte was geweest van de mogelijkheid om zich in te schrijven als student zonder het collegegeld voordien reeds te betalen, omdat het daarvoor voldoende was om aan te tonen dat het collegegeld zou worden betaald. Hieruit vloeit voort dat belanghebbende bij de feitelijke betaling van het collegegeld heeft gedwaald met betrekking tot het tijdstip van opeisbaarheid daarvan. Daarom kan niet worden geconcludeerd dat op het moment van betaling naar de bedoeling van partijen sprake was van voldoening aan een verplichting die voortvloeit of zal voortvloeien uit een toen al bestaande rechtsverhouding tussen belanghebbende en de universiteit ter zake van de betaling van het collegegeld (vergelijk Hoge Raad 12 juli 2024, ECLI:NL:HR:2024:1060). Het Hof komt daarom tot de conclusie dat de betaling van belanghebbende toegerekend moet worden aan het tijdstip waarop de verschuldigdheid van het collegegeld op zijn vroegst kan zijn ontstaan, 1 september 2019. Voordien was er slechts sprake van een depotstorting. In dat geval is niet in geschil dat de scholingsuitgaven voor aftrek in aanmerking komen.
Uitspraak
Team Belastingrecht
meervoudige kamer
nummer BK-24/1072
in het geding tussen:
(gemachtigde: J. van Popele)
en
(vertegenwoordiger: […] )
op het hoger beroep van belanghebbende tegen de uitspraak van de Rechtbank Den Haag (de Rechtbank) van 8 november 2024, nummer SGR 24/752.
Procesverloop
De Inspecteur heeft aan belanghebbende voor het jaar 2019 een aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (IB/PVV) opgelegd.
Belanghebbende heeft bezwaar gemaakt tegen de aanslag IB/PVV 2019. De Inspecteur heeft bij uitspraak op bezwaar de aanslag gehandhaafd.
Belanghebbende heeft tegen de uitspraken op bezwaar beroep ingesteld bij de Rechtbank. Ter zake daarvan is een griffierecht van € 50 geheven. De Rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard.
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld bij het Hof. Ter zake daarvan is een griffierecht van € 138 geheven. De Inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.
Belanghebbende heeft op 3 augustus 2025 een nader stuk ingediend.
De mondelinge behandeling van de zaken heeft plaatsgehad ter zitting van 7 augustus 2025. Partijen zijn verschenen. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt.
Feiten
Belanghebbende is geboren op [geboortedatum] 1997 en heeft de Indiase nationaliteit.
Belanghebbende heeft zich voor het studiejaar 2019 – 2020, dat ingevolge artikel 1.1 onder k Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek (Whowo) aanving op 1 september 2019 en eindigde op 31 augustus 2020, ingeschreven voor de master Biology aan de [Universiteit] . De [Universiteit] heeft belanghebbende op 18 juni 2019 schriftelijk medegedeeld dat zij door de Immigratie- en Naturalisatiedienst is geïnformeerd dat aan belanghebbende een voorlopige verblijfsvergunning is toegekend.
Met dagtekening 2 juli 2019 heeft belanghebbende een factuur ontvangen van de [Universiteit] ten aanzien van door haar verschuldigd collegegeld, dat op de factuur is aangeduid als ‘tuition fee’. Op de factuur staat onder meer het volgende vermeld:
“INVOICE
for participation in the Master programme at [Universiteit] .
Academic year Tuition Fee
2019-2020 EUR 18.300,00
Payment must reach our bank account (details below) within two weeks of the date of this
invoice:
[...]
You will find information about paying your tuition fee in instalments on the next page.
Please note that payment in instalments is only permitted upon receipt of a completed and
signed instalment agreement.”
De in de factuur genoemde instalment agreement is als pagina 2 bij de factuur opgenomen en bevat de volgende tekst:
“TUITION FEE INSTALMENT AGREEMENT
I, student number: […], hereby agree to pay my tuition fees for the academic year
2019/2020 in 5 equal instalments.
Payment in instalments must be made by bank transfer and is subject to a 24,00 euro
administration charge. I understand that I am responsible for payment of any bank
charges incurred.
In signing the instalment agreement, I commit to ensuring that the instalments amounts
will be paid into [Universiteit] 's bank account:
[…]
on the dates indicated below.
Should payment not be received on time, I understand that my registration as a student
of [Universiteit] will be terminated. The agreed instalment payment dates are
specified below:
Instalment Date instalment payment
1. October 25, 2019 (+ 24 euro)
2 December 24, 2019
3 February 25, 2020
4 April 24, 2020
5 June 25, 2020
[…]
Place
Date
Signature
Please complete and sign this instalment agreement and return it by email within 14 days
to: [e-mailadres] .
If we do not receive a signed agreement within this period, we will assume that you do
not wish to pay in instalments. You will instead be expected to pay the amount in full
before the deadline stated on your invoice.”
Belanghebbende heeft op 7 juli 2019 het bedrag van € 18.300 overgemaakt naar de
[Universiteit] , die de betaling blijkens een op 9 juli 2019 gedateerde betalingsbevestiging op 8 juli 2019 heeft ontvangen.
De [Universiteit] heeft met dagtekening 12 juli 2019 een verklaring van
inschrijving voor het collegejaar 2019-2020 afgegeven. De verklaring bevat de volgende
gegevens:
“De ondergetekende verklaart dat onderstaande student staat ingeschreven voor de periode
zoals hieronder staat vermeld.
Naam student: [belanghebbende]
Studentnummer: [...]
Geboortedatum: [geboortedatum] 1997
Opleiding: Master Biology
Opleidingsvorm: Full-time
Datum vanaf: 1 september 2019
Datum tot en met: 31 augustus 2020
Betaald collegegeld: € 18.300,00
Je collegekaart wordt binnen enkele weken verzonden. Tot die tijd kan je deze verklaring
van inschrijving tonen als vervanging van de collegekaart.
Indien nodig kan je deze verklaring opsturen naar instanties zoals bijvoorbeeld
ziektekostenverzekering, DUO (studiefinanciering), de Belastingdienst etc.
NB: Dit document is niet geldig als Bewijs Betaald Collegegeld.”
Aan belanghebbende is op 15 juli 2019 een inreisvisum afgegeven dat vanaf die dag geldig was. Tevens is aan belanghebbende op 16 september 2019 een verblijfsrecht verleend voor de periode tot en met 30 november 2021, waarbij de ingangsdatum van het verblijfsrecht is vastgesteld op 1 september 2019.
Met ingang van 1 augustus 2019 huurde belanghebbende een kamer in [woonplaats] . Op 5 augustus 2019 is zij met het vliegtuig in Nederland aangekomen.
Met ingang van 13 september 2019 heeft belanghebbende zich ingeschreven in de
Basisregistratie Personen.
In haar aangifte IB/PVV 2019, ontvangen door de Inspecteur op 18 april 2023, heeft belanghebbende een verzamelinkomen van nihil aangegeven en een aftrekbaar bedrag aan studiekosten van € 18.300.
Bij de vaststelling van de definitieve aanslag IB/PVV 2019 met dagtekening 11
augustus 2023 is geen rekening gehouden met een aftrekbaar bedrag aan studiekosten, zodat
ook geen beschikking niet in aanmerking genomen persoonsgebonden aftrek zoals bedoeld
in artikel 6.2a, eerste lid, van de Wet IB 2001 is afgegeven.
Belanghebbende heeft de master Biology succesvol afgerond en heeft een dienstbetrekking in Nederland waarvoor het afronden van deze studie van belang was.